1 L'habitation - location ou achat Flashcards
est à vendre
te koop is
a doublé de valeur
is in waarde verdubbeld
important/elevé
hoog
nous nous sommes adressés (à)
hebben we ons gewend (tot)
un prêt
een lening
à taux (m) fixe
tegen vaste rente
nous nous engageons à
wij verplichten ons (om/tot)
nous priver de tout
ons alles te ontzeggen
faire faire des transformations (f)
laten verbouwen
avons fait des économies (f)
hebben gespaard
l’entrepreneur (m)
de aannemer
un agent immobilier
een makelaar
a été estimé à
is geschat op
coûte un argent fou
kost ontzettend veel
l’achat (m)
de koop
devant le notaire
bij de notaris
l’acte (m) de vente
de koopakte
frais (m) supplémentaires
bijkomende kosten
sont propriétaires de leur maison (f)
hebben een eigen huis
avaient hérité
hadden geërfd
mettre de côté
opzij te leggen
en le plaçant
door het te beleggen