3 Les repas - au restaurant/au self-service Flashcards
au restaurant universitaire
in de mensa
au self-service
(naar) het zelfbedieningsrestaurant
un sandwich au jambon
een broodje met ham
un croque-monsieur
een tosti
mon casse-croûte
mijn lunchpakket
des plats (m) du jour
dagschotels
comprises
inbegrepen
la carte des vins
de wijnkaart
ai commandé
heb besteld
l’eau minérale
bronwater
des crudités (f)
rauwkost
des escargots (m)
slakken
le plat de viande
het vleesgerecht
steaks hachés
tartaartjes
à point
medium (bn)
un gros morceau
een flink stuk
servais
opschepte
le gras
het vetrandje
le plat
de schaal
fades
flauw (van smaak)
un fruit
fruit
de la crème chantilly
slagroom
quel parfum
welke smaak
vachement bon
hartstikke lekker
pour terminer le repas
tot besluit van de maaltijd
la digestion
de spijsvertering
l’addition (f)/la note
de rekening
un prix honnête
een redelijke prijs
un espace non-fumeurs
een niet-rokersgedeelte
participer aux frais
mee te betalen
des repas (m) d’affaires
zakenlunches
des chaînes (f) de restaurants
restaurantketens
la cuisine raffinée
de fijne keuken
des habitudes (f) alimentaires
eetgewoonten
produits allégés
light producten
faire un barbecue
barbecuen
des brochettes (f)
spiezen/brochettes
