1 L'habitation - la construction et l'aspect extérieur Flashcards
1
Q
une ville
A
een stad
2
Q
un village
A
een dorp
3
Q
un jardin public
A
een (wandel)park
4
Q
une maison
A
een huis
5
Q
une ferme
A
een boerderij
6
Q
un château
A
een kasteel
7
Q
un toit
A
een dak
8
Q
une tuile
A
een dakpan
9
Q
une fenêtre
A
een raam
10
Q
un volet
A
een luik
11
Q
un balcon
A
een balkon
12
Q
une porte
A
een deur
13
Q
une clé, clef
A
een sleutel
14
Q
ouvrir
A
openen, openmaken
15
Q
fermer
A
sluiten, dichtdoen
16
Q
sonner
A
(aan)bellen
17
Q
chacun chez soi
A
ieder op zichzelf
18
Q
des volets (m)
A
luiken
19
Q
sur la rive droite
A
op de rechteroever
20
Q
a démoli
A
heeft afgebroken/gesloopt
21
Q
des bâtiments (m)
A
gebouwen
22
Q
un immeuble
A
een (flat)gebouw
23
Q
des appartements (m)
A
flats
24
Q
un logement
A
een woning/woonruimte
25
transformé en les matériaux (m)
verbouwd tot de bouwmaterialen
26
solide
degelijk
27
sont mal logés
zijn slecht gehuisvest
28
un terrain vague
een braakliggend terrein
29
H.L.M. (m/f)
| habitations à loyer modéré
(goedkope) huurflats
30
la fumée (f)
de rook
31
des cheminées (f)
schoorstenen
32
répand
verspreidt
33
des villes nouvelles
nieuwe woonsteden
34
des grands ensembles
woonblokken
35
vivre à la campagne
buiten wonen
36
isolé
afgelegen/alleenstaande
37
en (bois de) chêne
eikenhouten
38
le sol
de vloer
39
ont fait percer
hebben een opening laten aanbrengen (voor raam)
40
en verre
glazen
41
l'aspect (m) extérieur
het buitenaanzicht
42
la porte de derrière
de achterdeur
43
entourée de
omringd door
44
donne sur
komt uit op
45
au fond du jardin
achter in de tuin
46
un puits
een put
47
une barre
een stang
48
la serrure
het slot
49
le carreau
het ruitje
50
une brique
een baksteen
51
habite un studio
woont in een éénkamerflat
52
l'ascenseur (m)
de lift
53
l'entrée (f)
de ingang
54
sont logés très à l'étroit
wonen erg klein
55
un terrain
een stuk grond
56
faire construire/bâtir une villa
een villa te laten bouwen
57
résidence (f) secondaire
tweede huis
58
la vitre
de ruit
59
entourée de
omringd door
60
l'ombre (f)
de schaduw