1 L'habitation - l'intérieur et la décoration Flashcards

1
Q

une pièce

A

een vertrek/kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

une chambre

A

een slaapkamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

un séjour/un living/une salle de séjour

A

een woon-/huiskamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

une cuisine

A

een keuken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

un évier

A

een gootsteen/aanrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

une cave

A

een kelder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

un grenier

A

een zolder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

un couloir

A

een gang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

un étage

A

een verdieping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

un escalier

A

een trap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

un mur

A

een muur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

un plafond

A

een plafond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

un meuble

A

een meubel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

une table

A

een tafel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

une chaise

A

een (rechte) stoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

un fauteuil

A

een leunstoel/fauteuil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

une lampe

A

een lamp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

un tapis

A

een (vloer)kleed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

un rideau

A

een gordijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

la lumière

A

het licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

un lit

A

een bed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

une couverture

A

een deken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

un drap

A

een laken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

un oreiller

A

een (hoofd)kussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
une couette
een dekbed
26
déménager
verhuizen
27
une salle à manger
een eetkamer
28
des chambres (f) d'enfants
kinderkamers
29
est au nord
op het noord ligt
30
est sur le côté
aan de zijkant ligt
31
claire
licht (adj.)
32
une chambre d'amis
een logeerkamer
33
un lavabo
een wastafel
34
bouché
verstopt
35
le plombier
de loodgieter
36
un tuyau
een buis
37
mon bureau
mijn werkkamer
38
une salle de bains/salle d'eau
een badkamer
39
les toilettes (f)/les W.-C. (m)/les cabinets (m)
het toilet/de wc
40
avons le chauffage central
hebben centrale verwarming
41
des radiateurs (m)
radiatoren
42
chauffer
verwarmen
43
une cheminée
open haard
44
l'achat (m)
de koop
45
en très mauvais état
in heel slechte staat
46
l'adresse (f)
het adres
47
a posé l'électricité
elektriciteit heeft aangelegd
48
des prises (f) de courant
stopcontacten
49
des interrupteurs (m)
lichtschakelaars
50
dans le noir
in het donker
51
allumer la lumière
het licht aandoen
52
avons ... suspendu
hebben ... opgehangen
53
mal éclairé
slecht verlicht
54
en descendant
naar beneden gaand
55
en montant
de trap oplopend
56
une marche
een tree/een afstapje
57
le couloir
de gang
58
l'éclairage (m)
de verlichting
59
vif, vive
fel
60
éteindre
uitdoen
61
les installations (f) sanitaires
het sanitair
62
la conduite (f) d'eau
de waterleiding
63
déplacer
verplaatsen
64
la cuisinière à gaz
het gasfornuis
65
boucher
dichtmaken/stoppen
66
des trous (m)
gaten
67
peindre
verven
68
mètres carrés
vierkante meter
69
le plancher
de (houten) vloer
70
le parquet
de parketvloer
71
le portemanteau
de kapstok
72
l'aménagement (m)
de inrichting
73
un intérieur agréable
een gezellig interieur
74
aménagé/arrangé
ingericht
75
doubles rideaux (m)
overgordijnen
76
ce tissu
deze stof
77
avons accroché
hebben opgehangen
78
le papier peint
het behang
79
avons le téléphone
hebben telefoon
80
un coin
een hoek
81
un déménagement
een verhuizing
82
le canapé
de bank
83
les sièges (m)
de zittingen
84
les bras (m)
de armleuningen
85
le déplacement
het verplaatsen
86
une armoire
een akst
87
ranger le linge
het linnengoed op te bergen
88
des placards (m)
muurkasten
89
s'installer/s'établir
zich vestigen
90
a logé chez
heeft ingewoond bij
91
tout près de
vlak bij
92
la crise du logement
de woningnood
93
louer
huren
94
une mansarde
een zolderkamertje
95
une chambre de bonne
een dienstbodenkamertje
96
une maison individuelle
een vrijstaand huis
97
au bout d'une avenue
aan het eind van een laan
98
le propriétaire
de huisbaas
99
un loyer
een huur(prijs)
100
les charges (f)
de bijkomende kosten
101
la poignée
de (deur)kruk
102
était cassé
stuk was
103
un poêle à mazout
een oliekachel
104
la fenêtre ouverte
met open raam
105
il fait ... degrés (m)
het is ... graden
106
un coin-salon
een zithoek
107
un coin-repas
een eethoek
108
légers
licht (van gewicht)
109
des rayons (m)
(boeken)planken
110
la décoration
de inrichting
111
reculer
achteruitschuiven
112
rapprocher ... de
dichter bij ... zetten
113
il y avait une panne d'électricité
was de stroom uitgevallen
114
dans le quartier
in de buurt/wijk
115
au rez-de-chaussée
op de begane grond
116
l'étage supérieur
de bovenverdieping
117
les anciens habitants
de vorige bewoners
118
en province
buiten Parijs
119
des locataires (m/f)
huurders
120
des cambrioleurs (m)
inbrekers
121
s'introduire
binnen te dringen
122
les voisins (f) d'en face
de overburen
123
en bas
beneden