3. Irrationaliteit in actie Flashcards

1
Q

Bijgeloof

A

Bijgeloof is ontstaan doordat mensen veel te veel verbanden zien die er niet zijn: error management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Correlation does not imply causation

A

Zelfs wanneer er daadwerkelijk een verband of correlatie is, wil dat niet altijd zeggen dat het een oorzakelijk verband is. Vaak gaan we dan oorzakelijke connectie vermoeden terwijl deze er niet is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Regression to the mean

A

Na een uitzonderlijke waarde, gaat men meer naar een gemiddelde waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Orde in willekeur en willekeur in orde

A

In willekeurige sequenties zien we patronen, maar in niet-willekeurige sequenties niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Blind voor toeval

A

Extreem toeval, zoals dat iemand Lotto winnen, komt voor, waardoor mensen vaak de neiging hebben om er meer achter te zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzakelijke redeneerfouten

A
  • We zien oorzakelijke verbanden die er niet zijn
  • wanneer we geen kennis hebben van de werkelijke oorzaak, hebben we de neiging om oorzaken te verzinnen
  • we misinterpreteren oorzakelijke verbanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Samenzweringstheorieën

A

Theorieën die afwijken van de officiële verklaring die als een dekmantel wordt gezien, opgezet door de schuldige partij
- oorzakelijke redeneerfouten
- confirmation bias
- ingroup-outgroup bias
- ingebouwde immunisatiestrategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oorzakelijke redeneerfouten

A

A leidt tot B, C wil B, dus C is verantwoordelijk voor A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Confirmation bias

A

Complotdenkers focussen zich enkel op datgene wat hun stelling bevestigd, niet naar datgeen wat hun stelling ontkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ingroup-outgroup bias

A

Complotdenkers omringen zich door gelijkgestemde denkers, omdat ze alleen opzoek zijn naar bevestigende zaken. De bevindingen van anderen in deze groep worden gemakkelijk en onkritisch ervaart, en iedereen die hier tegenin gaat worden buitengesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ingebouwde immunisatiestrategie

A

Hoe meer kritiek je van de buitenkrijgt, hoe meer je gelooft dat je op het goede spoor zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Samenzweringstheorieën doorbreken

A

Makkelijk te doorbreken met kritisch denken. Het beste wat we kunnen doen is Ockhams scheermes toepassen; de verklaring die we gaan bieden, moeten geen nieuwe vragen opnieuw verklaringen nodig hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pseudowetenschappen

A

Pseudowetenschappen bezitten zaken die er wetenschappelijk uitzien, maar eigenlijk dit criterium niet verdienen
- Aristoteles: wetenschap heeft ware kennis over feiten, terwijl pseudowetenschap enkel ongefundeerdere meningen had
- Popper: wetenschap maakte falsifieerbare claims, terwijl pseudowetenschappen dit neit doen (door Freud met Einstein te vergelijken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Conclusie wetenschap en pseudowetenschap

A

Wetenschappen stellen zich open voor weerlegging en pseudowetenschappen beschermen zich of immuniseren zich tegen weerlegging
–> wetenschappers blijven vatbaar voor confirmation bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bescherming pseudowetenschappen tegen kritiek

A
  • moving targets
  • ingebouwde vaagheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Moving targets

A

Men gaat de theorie herinterpreteren als er falsifiërend tegebewijs komt. In plaats van de theorie af te zetten, gaat men de theorie zodanig aanpassen zodat het in stand houdt in het licht van tegenbewijs

17
Q

Ingebouwde vaagheid

A

Genoeg beweegruimte inbouwen bij het vaststellen van de effecten

18
Q

Pseudowetenschap populair in de gezondheidszorg

A
  • placebo-effect
    -confirmation bias
  • spontane genezing/regression to the mean
19
Q

Placebo-effect

A

De belangrijke positieve invloed dat het psychologisch verwachtingspatroon van de patiënt heeft op het genezingsproces

20
Q

Spontane genezing

A

Alle ziektes zullen gedurende de tijd genezen door het lichaam zelf, dus het tijdsverloop van de meeste ziektebeelden zorgt ervoor dat patiënten spontaan genezen als er genoeg tijd over gaat

21
Q

Religie

A

Religie of het hebben van bovennatuurlijke overtuigingen is universeel en er gaan veel evolutionaire kosten mee gepaard, bijv. het opgelegde celibaat of extreme rituelen
- hyper actieve agency detection
- intuïtief dualisme
- intuïtieve voorkeur voor ‘teleofunctionele’ of doelmatige verklaringen
- ingroup-outgroup bias

22
Q

Hyper actieve agency detection

A

We zijn geneigd om snel de werking van een agent te vermoeden achter gebeurtenissen. Allerlei natuur fenomenen, zoals donder en bliksem, worden veroorzaakt door bovennatuurlijke agenten: Zeus die met bliksemschichten schiet op mensen

23
Q

Intuïtief dualisme

A

Op intuïtief niveau maken mensen snel een onderscheid tussen het geestelijke en het lichamelijke/materiële. Dar komt omdat we er andere intuïtief erop na houden over hoe een geestig iemand zich zal gedragen en handelen, en een materieel iets
- folk psychology
- folk physics

24
Q

Folk psychology

A

Hoe gedragen anderen/geestige zich; gebaseerd op ons vermogen ons in te leven in het denken van anderen . We schrijven intenties, gedachten en emoties toe aan anderen en verklaren zo hun gedrag

25
Q

Folk psysics

A

Hoe gedraagt de materiële wereld zich; gebaseerd op natuurkundige principes

26
Q

Intuïtieve voorkeu voor ‘teleofunctionele’ of doelmatige verklaringen

A

Als je kinderen of niet wetenschappelijk gevormde volwassenen vraagt waarom een rots puntig is dan zullen ze veel sneller zeggen dat dat is zodat zware dieren er niet op kunnen zitten dan dat het door erosie of door de wind kwam. Mensen kiezen sneller het doelmatige antwoord boven het toevallige. Vandaar is de stap snel gezet naar allerlei scheppingsverhalen die deel uitmaken van elk religieus systeem. Elke religieuze wereld wordt door een God maakt met een bepaald doel

27
Q

Ingroup-outgroup bias

A

Onze omgeving giet de religieuze overtuigingen er met de paplepel in

28
Q

Gedragseconomie: de mythe van de ‘homo economicus’

A

De rationele homo economicus gaat op een rationele manier de utiliteit, het nut of genot van een consumptie, bereken die hij kan verkrijgen uit een bepaalde uitkoop, is een mythe van de klassieke economie. Mensen zijn niet zo rationeel als de economie altijd voorspelt heeft, maar menzen zijn juist voorspelbaar irrationeel

29
Q

Betalingsbereidheid door anchoring

A

Mensen zullen overgaan tot een aankoop als de utiliteit groter is dan de aankoop van een ander product. Wat we bereidt zijn te betalen voor bepaalde producten, heeft te maken met de gangbare prijs op de markt voor dat soort producten. Bij nieuwe producten is er geen anker van andere producten, waardoor mensen erg terughoudend zijn om het product te kopen. Hier kun je op inspelen door meerdere gelijkaardige producten op de markt te brengen, zoals een deluxe en basic versie, zodat je mensen een anker geeft. Zo wordt het gemiddelde product op een voorspelbare manier erg aantrekkelijk worden.

30
Q

Framing

A

Wanneer exact dezelfde informatie op een andere manier gepresenteerd wordt, zorgt dit voor verschillende processen

31
Q

Endownment effect

A

De eniging om meer waarde aan iets toe te kennen, enkel en alleen omdat we het bezitten

32
Q

Andere vormen van irrationaliteit door gedragseconomen

A
  • allais paradox
  • loss aversion
  • endownment effect
33
Q

Redeneerfouten bij bijgeloof, horoscopen en palmlezen

A
  • hyperactieve patroon detectie
  • confirmation bias
34
Q

Redeneerfouren bij samenzweringstheorieën

A
  • oorzakelijke redeneerfouten
  • confirmation bias
  • ingroup-outgroup bias
  • gebrek aan zelfkritiek
35
Q

Redeneerfouten bij pseudowetenschappen

A
  • gebrek aan zelfkritiek
  • confirmation bias
36
Q

Redeneerfouten bij religie

A
  • hyperactieve agent detectie
  • intuïtief dualisme
  • voorkeur voor teleofunctionele of doelmatige verklaringen
  • ingroup-outgroup bias