15 - Syncope Flashcards

1
Q

Hoeveel procent van de populatie doet ooit een syncope? Hoeveel procent daarvan doet het maar eenmalig?

A

35%, waarvan 85% slechts een eenmalige syncope doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke leeftijdsdistributie past bij syncope?

A

Een bimodale: er zijn piekincidenties op jonge leeftijd (vooral vasovagale syncopes) en op oudere leeftijd (cardiale en orthostatische syncopes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke zaken kunnen aanleiding geven tot reflex gemedieerde syncopes?

A
  • Vasovagaal
  • Uitlokkend: mictie, postprandiaal, defecatie, sliksyncope, carotis sinus overgevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke zaken kunnen aanleiding geven tot orthostatische hypotensie?

A
  • Medicamenteus: diuretica, calciumantagonist, BB
  • Bloeding
  • Aandoening hersenen / autonoom zenuwstelsel: Parkinson, DM, Lewy body dementie, multisysteem atrofie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke zaken kunnen aanleiding geven tot cardiale syncopes?

A
  • Ritmestoornis (bradycardie, tachycardie)
  • Mechanische obstructie (AS, HCM, PH, longembool)
  • Tamponade
  • Hypovolemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke zaken moeten zeker nagevraagd worden in de anamnese van een syncope?

A
  • Omstandigheden: houding, activiteit, temperatuur, omgeving
  • Begin klachten
    o Prodromi: nausea, braken, warmte, visus, …
    o Uitlokken: inspanning, rechtopkomen, hoest, slikken,…
  • Tijdens wegraking: ritmisch schokken, tongbeet, bleek,…
  • Einde klachten: zweten, confusie, spierpijn,…
  • Bijkomende informatie: farmaca, antecedenten, familiaal voorkomen syncope/plotse dood, metabole aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn alarmsignalen bij syncopes?

A
  • Familiale anamnese van plotse dood (lang QT, CMP,…)
  • Voorgeschiedenis van hartafwijkingen, longembolie of pulmonale hypertensie
  • Syncope tijdens inspanning
  • Syncope zonder prodromi
  • Syncope met neurologische symptomen of afwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is het zinvol om een inspanningsproef te doen bij syncopes?

A

Wanneer de syncope zich voordoet tijdens inspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat de behandeling van neurocardiogene syncope?

A
  • Voldoende drinken en zoutinname, steunkousen
  • Tilt-training (eerst onder supervisie, daarna zelf)
  • Medicamenteus: alfa-antagonisten, fludrocortisone, BB (niet bij jongeren), SSRI’s
  • Device therapie bij cardio-inhibitorisch subtype
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat de behandeling van orthostatische hypotensie?

A
  • Voldoende drinken
  • Farmaca herbekijken en stoppen of vervangen
  • Medicamenteus: alfa-blokker (mitodrine) of fludrocortisone
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de behandeling van cardiale syncopes?

A
  • Bradycardie: pacemaker
  • VT: ICD
  • AF: geleidingsvertragende farmaca, pulmonaalvene isolatie
  • AS: klepvervanging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly