12 - Bradyaritmie en geleidingsstoornissen Flashcards

1
Q

Vanaf wanneer spreken we van bradycardie?

A

Bij een hartslag trager dan 60bpm (overdag) of trager dan 50bpm (‘s nachts).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is sinusale aritmie?

A

Een ritme dat versnelt bij inademen en vertraagt bij uitademen. Het is een gevolg van een wisselende autonome tonus in functie van de ademhaling en is compleet normaal bij jongeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn extrinsieke oorzaken van sinus bradycardie?

A
  • Hypothermie, hypothyreose, cholestase, verhoogde intracraniële druk
  • Farmaca: BB, digitalis, anti-aritmica
  • Neuraal: vagaal, carotis sinus syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn intrinsieke factoren van sinusale bradycardie?

A

Acute ischemie en infarcering t.h.v. sinusknoop en degeneratief lijden met fibrose t.h.v. sinusknoop en atrium (sick sinus).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef synoniemen voor sick sinus disease.

A

Sinoatrial disease en bradytachy-syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van sick sinus?

A

Idiopathische fibrose, ischemie, cardiomyopathie en myocarditis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe presenteren patiënten met een sick sinus zich?

A

Met sinusbradycardie of sinusarrest afgewisseld met atriale tachyaritmie (vaak AF).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt sick sinus behandeld?

A

Met anti-aritmica om de tachycardie op te vangen en een PM om de bradycardie op te vangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe uiten geleidingsstoornissen van de AV-geleiding zich?

A

Ze kunnen progressief verergeren tot een blok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe uiten geleidingsstoornissen van het His-Purkinje systeem zich?

A

Ze zijn niet progressief maar uiten zich als een on/off fenomeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat valt er op het ECG te zien bij een 1e graads AV-blok?

A

Elke P-top wordt gevolgd door een QRS-complex maar het PR-interval is wel verlengd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling voor een 1e graads AV-blok is doorgaans niet nodig, enkel opvolging. Welke patiënten zijn hierbij een uitzondering?

A

Patiënten met de ziekte van Steinert moeten wel een behandeling krijgen gezien zij het risico lopen op een totaal AV-blok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de zien op het ECG bij een Wenckebach of Mobitz type 1 2e graads AV blok?

A

Een progressieve verlenging van het PR-interval tot optreden van een volledig blok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat de behandeling van een 2e graads AV-blok type Mobitz 1?

A

Geen, tenzij de patiënt regelmatig syncopes doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar ligt de stoornis bij een Mobitz type 1?

A

In de AV-knoop zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar ligt de stoornis bij een Mobitz type 2?

A

Infranodaal, in de His-Purkinje vezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is er te zien op ECG bij een type Mobitz 2?

A

Het QRS-complex is weggevallen in een regelmatig ritme, niet voorafgegaan door PR-verlenging en vaak met discretere QRS-verbreding (>0.12s).

18
Q

Waaruit bestaat de behandeling van Mobitz type 2?

A

Het is een indicatie voor een PM gezien deze patiënten meer kans hebben op progressie naar een totaal AV-blok zonder adequaat escape ritme.

19
Q

Wat gebeurt er op ECG bij een 3e graads of totaal AV-blok?

A

De P-toppen geleiden niet meer door naar het ventrikel. De ventriculaire activiteit ontstaat dus op basis van een spontaan escape ritme.

20
Q

Waar ontstaat het escape ritme bij een totaal AV-blok met een smal QRS-complex? Waar ligt het blok?

A

Het QRS ontstaat in de Hisbundel. Het blok is proximaal in de AV-knoop gelegen.

21
Q

Bij welk type totaal AV-blok is het escape ritme sneller en betrouwbaarder?

A

Bij een totaal AV-blok met een smal QRS-complex.

22
Q

Juist of fout?

Patiënten met een AV-blok met een smal QRS-complex doen brutalere syncopes dan patiënten met een AV-blok met een breed QRS-complex.

A

Fout, het is omgekeerd.

23
Q

Wanneer gaan we zeker een PM implanteren bij een totaal AV-blok met smal QRS-complex?

A

Bij symptomatische patiënten, bij onderliggend lijden of bij een congenitaal AV-blok.

24
Q

Waar ontstaat het escape ritme bij een totaal AV-blok met breed QRS? Waar situeert het blok zich?

A

Het escape ritme ontstaat onder de Hisbundel. De blok situeert zich hier iets meer distaal in het His-purkinjesysteem.

25
Q

Wat is de etiologie van een totaal AV-blok met een breed QRS?

A

Fibrose, inflammatie, ischemisch hartlijden, CMP,…

26
Q

Waaruit bestaat de behandeling van een totaal AV-blok met breed QRS?

A

Een definitieve PM.

27
Q

Wat gebeurt er met het QRS complex bij een onvolledig bundeltakblok?

A

Het zal met maxium 0.11 seconden verbreden.

28
Q

Wat gebeurt er met het QRS-complex bij een volledig BTB?

A

Het verbreedt met meer dan 0.12 seconden.

29
Q

Wat is een hemiblok?

A

Geleidingsvertraging of blok in een vertakking van de linkerbundeltak.

30
Q

Welke as deviatie krijg je bij een linker anterior hemiblok en welke bij een linker posterior hemiblok?

A

Een anterior hemoblok geeft een linker as deviatie, een posterior hemiblok geeft een rechter as deviatie.

31
Q

Wat is een bifasciculair blok?

A

Een gecombineerde geleidingsvertraging in rechter en linkerbundeltak. Er zijn twee types: een RBTB + linker anterior hemiblok en een RBTB + linker posterior hemiblok.

32
Q

Wat is een trifasciculair blok?

A

Een AV-geleidingsvertraging en bifasciculair blok.

33
Q

Juist of fout?

Een LBTB komt bij 1% van de normale jongeren voor.

A

Fout, een RBTB komt bij 1% van de normale jongeren voor. Een LBTB is nooit normaal.

34
Q

Wat zijn de oorzaken van RBTB’s en LBTB’s?

A
  • RBTB: longlijden en congenitale hartaandoeningen (ASD, P-stenose, tetralogie)
  • LBTB: ischemie, cardiomyopathie, A-klepstenose, hypertensie
35
Q

Welke klachten kan een bundeltakblok geven?

A
  • Meestal geen
  • Indien LV disfunctie bij CMP met LBTB: dyspnoe
  • Indien intermittent totaal AV-blok: syncopes
36
Q

Waaruit bestaat de kliniek van bundeltakblokken?

A
  • Kan normaal zijn
  • Ontdubbelde 2e toon (zowel bij RBTB als LBTB)
  • Tekens van hartfalen indien LV disfunctie
37
Q

Juist of fout?

Een BTB heeft zelden nood aan specifieke behandeling.

A

Juist.

38
Q

Welke medicatie kan gegeven worden bij geleidingsstoornissen? Wat is hun exacte plaats in de behandeling?

A

Atropine en isopreterenol. Het zijn geen definitieve medicijnen maar worden als brug naar een PM gebruikt.

39
Q

Op welk deel van de elektrische geleiding van het hart hebben atropine en isoproterenol een effect?

A
  • Atropine: vnl. op sinusknoop, minder op AV-knoop
  • Isoproterenol: zowel sinus-, AV-knoop en His-Purkinje
40
Q

Wat zijn de acute verwikkelingen van het plaatsen van een PM?

A
  • Lead dislocatie
  • Pneumothorax / hemothorax
  • PM pocket hematoom
  • Pericardvocht
  • Spierstimulatie
  • Diafragmastimulatie
  • Pocket infectie
41
Q

Juist of fout?

Na PM-implantatie mogen patiënten 1 maand niet rijden.

A

Juist.