Zenuwstelsel Flashcards
Neuronen
Geleiding van zenuwimpulsen
Afferente neuronen
Sensorische neuronen
Impulsen naar het CZS
Efferente neuronen
Motorische neuronen
Impulsen van CZS naar effectoren
Inter neuronen
Schakel of associatie neuronen
Associatieve functies in complexere reflexen
Schakelneuron tussen sensorische & motorische neuronen
(Neuro)Gliacellen
Structurele & functionele ondersteuning van neuronen
Cellichaam neuron
Vergroot deel dat de kern bevat
Dendrieten
Meerdere cytoplasmatische uitlopers
Ontvangen van stimuli
Axon
Lange extensie
Geleid impulsen weg van het cellichaam richting dendrieten van een ander neuron
mutipolair neuron
1 axon en myeline rond het axon
Dendrieten
Unipolar neuron
Enkel 1 axon uiteinde
Bipolar neuron
2 axon uiteinde
Pseudounipolair
1 axon vanuit het cellichaam vertakt tot 2 aparte axon uiteinde
Centraal zenuwstelsel
Hersenen & ruggenmerg
Autonoom / vegetatief zenuwstelsel
Is niet onder controle van de vrije wil
Stimulatie van gladde spieren & hartspieren en klieren
Productie myelineschede door: (2)
- Schwann cellen (PZS)
- Oligodendrocyten (CZS)
CZS witte stof
Gemyeliniseerde axonen
Grijze stof
Niet gemyeliniseerde dendrieten / cellichamen
Zenuw
Bundel van axonen in het PZS
Negatieve pool van cellen
Cytoplasmatische zijde (binnenkant van de cel)
Positieve pool van cellen
Extracellulaire vloeistof zijde (buiten de cel)
Rustpotentiaal
Potentiaalverschil in rust
Varieert tussen -40 tot -90
Negatieve lading binnen in cel redenen (3)
- Natrium-kalium pomp»_space; 2 K+ de cel in & 3 Na+ de cel uit
- K+ lekt makkelijker doorheen porie-achtingen kanalen
- Hogere concentratie van grote moleculen zoals eiwitten, suikers in de cel deze moleculen zijn negatief geladen
Graduele potentialen
Kleine tijdelijke veranderingen in membraanpotentiaal
Gevolg van de activatie van chemische of ligand-afhankelijke kanalen
Ligand
Hormonen of neurotransmitters
Depolarisatie
Positieveren van de membraanpotentiaal
Hyperpolarisatie
Negatieveren van membraanpotentiaal
Summatie
Het optellen van graduele potentialen
Actiepotentiaal
Ontstaan na het bereiken van de drempelpotentiaal
Wordt bereikt via voltage of spanningsafhankelijke ionkanalen
Stappen na bereiken drempelwaarde
- Openen van de Na+ kanalen
- Membraandepolarisatie door influx van Na+
- Repolarisatie door openen K+ kanalen (langzaam)
Undershoot fase actiepotentiaal
Hyperpolarisatie
Intensiteit van stimulus
Bepaald door de frequentie actiepotentialen
Actiepotentialen mag je niet optellen en versterken elkaar niet
Verhogen snelheid van geleiding (2 manieren)
- Vergroten axon diameter»_space; minder elektrische weerstand
- Myelinering van axonen
Saltatorische geleiding
Impuls springt van de ene tot de andere knoop van Ranvier
Actiepotentialen enkel thv de knopen gevormd
Synapsen
Intercellulaire juncties voor de overdracht van signalen
Presynaptische cel
Verzenden van actiepotentiaal
Postsynaptische cel
Ontvangen van actiepotentiaal
Elektrische synapsen
Directe sytoplasmatische connecties tussen 2 cellen vereist
Gevormd door gap junctions
Snel
Geen regulatie
Gap junctions
Communicatie kanalen tussen cellen
Opgebouwd uit connexine eiwit
Snel te bouwen en af te breken
Chemische synapsen
Synaptische spleet tussen de 2 cellen
Regulatie via neurotransmitters
Synaptische vesikels in presynaptische cel bevat neurotransmitters
Signaaltransductie synapsen stappen
- Triggering influx van Ca+ over voltage afhankelijke Ca kanalen
- Synaptische vesikels fuseren met celmembraan
- Exocytose van neurotransmitters
- Neurotransmitters diffunderen naar andere zijde en bindt aan chemische of ligand afhankelijke receptorproteine
- Neurotransmitters afgebroken door enzymatische klieving of cellulaire heropname
Acethylcholine (ACh)
Vrijgesteld door motorneuron
Samentrekking van spieren
Relaxatie van het hart
Neuromusculaire junctie
Vrijstellen van neurotransmitter door motorneuron die vervolgens oversteekt naar de spiervezel
Glutamaat
Belangrijkste excitatorische neurotransmitter in het CZS
Glycine & GABA
Inhibitorische neurotransmitters
Produceren Hyperpolarisatie, inhibitorische postsynaptische potentiaal (IPSP)
Epinephrine
Adrenaline
Belangrijk in het sympatisch zenuwstelsel
Norepinephrine
Noradrenaline
Belangrijk in het sympatisch zenuwstelsel
Dopamine
Ingezet in sommige hersengebieden voor de controle van lichaamsbeweging
Parkinson
Te kort aan dopamine zorgt voor verstoorde bewegingen
Shizofrenie
Excessieve dopamine productie
Serotonine
Regulatie van slaap
Rol bij emoties
Prozac
Selectieve serotonine re uptake, het presynaps kan na vrijgevig geen serotonine meer opnemen
Neuropeptiden
Vrijstelling van substance P door sensorische neuronen
Activatie door pijn stimuli
Enkefalines & endorfines
Bepaling van de intensiteit van pijn perceptie
Stikstof oxide
Productie vanuit arginine wanneer nodig
Diffundeert doorheen celmembraan
Veroorzaakt gladde spierrelaxatie
EPSP
Depolarisatie van de cel
IPSP
Hyperpolarisatie
Synaptische integratie
Sommatie van kleine EPSPs»_space; membraanpotentiaal richting drempelwaarde
IPSPs hebben tegenovergestelde effect van EPSPs
Spatial summatie
Bereiken drempelwaarde postsynaptisch neuron
Verschillende synapsen/dendrieten produceren EPSPs
Temporele summatie
Bereiken drempelwaarde postsynaptisch neuron
Een synaps/dendriet produceert herhaalde EPSPs
Habituate
Gewenning aan een impuls
Verlies van capaciteit van de cel om te reageren op een aanhoudende stimulus
De cel verminderd het aantal receptoren door de overmaat neurotransmitters
Cyclus na opname cocaine
- Cocaïne bindt aan dopamine transporters»_space; hindering dopamine heropname
- Dopamine komt langer voor in de synaps»_space; er komt steeds meer bij
- De aanhoudende blootstelling zorgt voor reductie van het aantal receptoren
- Verslaving treedt op
Cocaïne verslaving
Er is cocaine nodig om een normale activiteit te bekomen binnen het limbisch systeem
Nicotine
Bindt direct aan specifieke receptor op postsynaptische neuronen in de hersenen
Veranderd de vrijstelling van verschillende neurotransmitters
Hersen aanpassingen na nicotine (2)
- Minder aanmaken van nicotine receptoren
- Veranderen activatiepatroon van de nicotine receptoren
Zenuwstelsel cnidaria
Neuronen verbonden tot zenuw web
Geen associatieve activiteit
Geen controle over complexe acties of coördinatie
Platwormen zenuwstelsel
2 zenuwstrengen doorheen het lichaam
Vooraan gegroepeerde zenuwen, interneuronen / synapsen
Zenuwstelsel gelede wormen
- Cerebraal ganglion
- Circumpharyngeale verbinding
- Subpharyngeaal ganglion
- Gepaarde zenuwstreng, 1 paar ganglia per segment
- Laterale zenuwen
3 basisdivisies van vertebraten hersenen
- Achterhersenen / rhombencephalon
- Middenhersenen/ mesencephalon
- Voorhersenen / prosencephalon
Telencephalon (eindhersenen)
Associatieve activiteit
Belangrijk door correlatie & leren
Cerebrum in zoogdieren
Diencephalon (tussenpersonen)
Bevat thalamus & hypothalamus
Thalamus
Informatie komt binnen in de thalamus
Doorschakelen naar de andere hersendelen van het cerebrum
Hypothalamus
Zorgt voor emoties en controle van de hypofyse
Regelt de homeostase
Cerebrale cortex
Buitenste laag cerebrum
Bestaat uit grijze stof
Opgedeeld in 3 regio’s
Primaire motorcortex
Controle van bewegingen
Primaire sensorische cortex
Sensorische controle (horen zien etc.)
Associatieve cortex
Hogere geestelijke functies (leren, spreken, etc.)
Basale ganglia
Groepjes van neuronale cellichamen
Eilandjes van grijze stof in de witte stof van het cerebrum
Spelen rol in beweging
Motor loop
Sensorische cortex - basale ganglia - thalamus - motorcortex - ruggenmerg - spiercontractie
Thalamus
Integratie van visuele, auditieve & somatosensorische informatie
Doorsturen van die informatie naar de cortex
Limbisch systeem
Verantwoordelijk voor emoties
Gevormd door: hypothalamus, hippocampus & amygdala
Linker hemisfeer
Dominant bij taal
Is goed in sequentieel redeneren
Rechter hemisfeer
Goed in ruimtelijk redeneren
Geheugen hersen deel
Beide hemisferen
Korte-termijn geheugen
Opgeslagen onder de vorm van tijdelijke neuronale excitatie
Lange-termijn geheugen
Ontstaat door structurele veranderingen in neurale connecties
Ziekte van Alzheimer
Het disfunctioneel worden van het geheugen en denk vermogen
Oorzaken ziekte van Alzheimer (2)
- Neuronen worden gedood»_space; externe proteïnes vormen plaques en doden de neuronen
- Neuronen worden gedood»_space; interne proteïne tau vernietigd de neuronen
Ruggenmerg
- Kabel van neuronen vanuit de hersenen en doorheen de gehele wervelkolom
- Bestaat uit grijze & witte stof
Bescherming ruggengraat
Insluiting door de wervels & hersenvliezen/ meninges
Monosynaptische reflexen
Geen interneuron in de reflex cyclus
Kniereflex cyclus
- Stretchen van de receptor
- Impuls door sensorische neuron via de dorsale wortel ganglion richting ruggenmerg
- Overgang naar motorisch neuron
- Impuls door motorisch neuron via de ventrale ganglion naar de effector
Pijnreflex cyclus
- Stimulus van de receptor
- Impuls via sensorisch neuron in het dorsale ganglion naar het ruggenmerg
- Overdracht impuls naar interneuron
- Overdracht impuls naar motorisch neuron
- Impuls door motorisch neuron via ventrale ganglion naar de effector
Zenuwen
Bundels van axonen ingebed in bindweefsel
Ganglia
Groepjes van cellichamen van neuronen
Dorsale wortel ganglia
Gegroepeerde cellichamen an de sensorische neuronen
Motorische neuronen
Axonen verlaten ruggenmerg en vormen ventrale wortel
Cellichamen liggen in het ruggenmerg
Antagonistische spier
Voert de tegenovergestelde beweging uit
Bij aanspanning wordt de antagonistische spier geinhibeerd door Hyperpolarisatie van spinale motorneuronen
Preganglionair neuron
Vertrek vanuit CZS en maakt synaps in autonoom ganglion buiten het CZS
Postganglionair neuron
Verlaat ganglion & reguleert de viscerale effectors zoals glad of hart spierweefsel en klieren
Sympatisch zenuwstelsel neuronen ligging
Cellichamen preganglionaire neuronen in thoracale & lumbale regio van ruggenmerg
Sympatisch zenuwstelsel axonen
Maken synaps in 2 parallelle ketens van ganglia net buiten het ruggenmerg = spinale ganglia
Parasympatisch zenuwstelsel cellichamen
Cellichamen van Preganglionaire neuronen liggen in de hersenen & sacrale regio van het ruggenmerg
Parasympatisch zenuwstelsel axonen
Eindigen in ganglia dichtbij of in de interne organen
Sympatisch zenuwstelsel functie
Zorgt voor de vecht-Vlucht toestand van het lichaam
Parasympatisch zenuwstelsel functie
Zorgt voor de rust-verteer toestand van het lichaam
Exteroceptoren
Nemen externe stimuli waar
Interoceptoren
Waarnemen van interne stimuli
Eenvoudiger van exteroceptoren
Mechanoceptoren
Stimulatie door mechanische krachten
(Tast, gehoor, evenwicht)
Chemoreceptoren
Waarneming verandering of chemische substanties
(Reuk, smaak)
Energie-detecterende receptoren
Reageren op elektromagnetisme en warmte
(Zicht)
waarneming sensorische informatie 4 stappen
- Stimulatie
- Transductie
- Transmissie
- Interpretatie
Cutane receptoren
Reageren op stimuli tussen extern & intern milieu zoals pijn, warmte, tast & druk
Pijnreceptoren
Vervoeren impulsen die als pijn worden waargenomen
Vrije zenuwuiteinden doorheen het lichaam
Thermoreceptoren
Naakte dendritische uiteinde van sensorische neuronen
Zowel koude (hoog in de huid en talrijk) als warmte receptoren
Proprioceptoren
Monitoren van spierlengte & spiertrekkracht
Informatie over relatieve positie of beweging van lichaam
Spierspindel
Registratie lengte van een spier
Golgi tendon orgaan
Registreert de trekkracht op een spiervezel
Voorkomt grote trekkracht op de pezen
Baroreceptoren
Monitoren van de bloeddruk
Vertakt netwerk van afferente neuronen in sinus carotid & aortaboog
Detecteert trekkracht & uitrekking van de wand van bloedvaten
Bloeddrukverlies laat de frequentie van de impulsen dalen
Tympanum
Trommelvlies
De 3 gehoorbeentjes
- Malleus (hamer)
- Incus (aanbeeld)
- Stapes(steigbeugel)
Cyclus opname van geluid
- Luchtvibraties doorheen auditief kanaal naar tympanum
- Trilling vanuit tympanum doorgegeven aan de 3 gehoorbeentjes
- Vibratie van stapes tegen het ovale venster
- Orgaan van corti zet geluid om in een elektrisch signaal
Orgaan van corti bestaat uit? (3)
- Basilaire membraan
- Haarcellen
- Tectorieel membraan
Echolocatie
Het uitzenden van een geluid en bepalen hoe lang het duurt voordat dit terug keert om zo de positie van een object te bepalen
Oogspot
Fotoreceptoren van invertebrates worden hierin gegroepeerd en vormen zo het visuele systeem
Sclera
Witte deel van de oogbol
Gevormd uit bindweefsel
Cornea
Transparent deel waardoor heen licht binnenvalt
Iris
Gekleurde deel van het oog
Contractie van de irisspier leidt tot verkleining van de pupil
Lens
Zorgt voor de focusing van het licht op de retina
Dichtbij scherp zien
- Samentrekken van cillaire spieren
- De lens wordt boller en lichtstralen buigen sterk naar binnen
Ver weg scherp zien
- Relaxatie van de cillaire spieren
- Lens wordt boller en licht buigt minder af
Bijziend
Licht valt voor de retina
Bril bevat min glazen/ een holle lens
Verziend
Licht valt achter de retina
Bril bevat + glazen/ bolle glazen
Staafjes
Zwart-wit zicht bij zwakke verlichting
Kegeltjes
Kleurenzicht & scherpzien bij goede verlichting
Centraal in de retina
Fovea
Centrale deel van retina met veel keteltjes
Externe laag van retina
Kegeltjes & staafjes
Middelste laag retina
Bipolaire cellen
Amacriene cellen
Horizontale cellen
Binnenste laag retina
Ganglioncellen
Sturen impuls naar de hersenen
Informatie van de ogen naar de hersenen
- actie potentiaal van retina via optische zenuw naar laterale geniculate nuclei in de thalamus
- Info naar de occipitale lob van de cerebrale cortex
Binoculair zicht
Het zien van diepte/ 3D beelden