Diversiteit & Evolutie Van Bouwplan Flashcards

1
Q

Dieren kenmerken (6)

A
  1. Meercellig
  2. Heterotroof
  3. Flexibel membraan
  4. Actieve voortbeweging
  5. Seksuele voortplanting
  6. Blastulastadium tijdens ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Herbivoren

A

Eten autotrofen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Carnivoren

A

Eten andere heterotrofen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Detrivoren

A

Eten decomposerende dode organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5 basiskenmerken dierlijke evolutie

A
  1. Weefsels
  2. Symmetrie
  3. Lichaamsholte
  4. Ontwikkeling
  5. Segmentatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Parazoa (sponzen)

A

Geen gedefinieerde weefsels & organen
Celaggregaten
Geen symmetrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eumetazoa (alle andere dieren)

A

Gescheide weefsels
Irreversiebele differentiatie van vele celtypes
Symmetrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Radiale symmetrie

A

Lichaamsdelen rond een centrale as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bilaterale symmetrie

A

Spiegeling van linker en rechter helft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cephalisatie

A

Evolutie van een specifieke hersenregio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ectoderm

A

Buitenste kiemlaag
Vorming zenuwstelsel en huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mesoderm

A

Middelste laag
Vorming spieren & skelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Endoderm

A

Binnenste laag
Vorming spijsverteringsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lichaamsholte

A

Ruimte omgeven door mesoderm, vorming tijdens de ontwikkeling
Ondersteuning van weefsels
Verdeling materialen over het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Acoelomata

A

Geen Lichaamsholte
Ruimte tussen meso en endoderm gevuld met cellen & organisch materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pseudocoelomata

A

Bevatten psoedocoel tussen meso en endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Coelomata

A

Bevatten een coeloom
» vloeistof/gas bevattende Lichaamsholte omgeven door mesoderm (aan alle kanten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Open circulair systeem

A

Bloed stroomt via vaten in sinussen
Bloed vermengt met lichaamsvloeistoffen
Bloed komt op andere plaats terug in de vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gesloten circulair systeem

A

Bloed beweegt voortdurend doorheen vaten
Bloed fysisch gescheiden van lichaamsvocht
Sneller en efficiënter transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Blastula

A

Vorming holle bal van cellen door motorische celdelingen van het ei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Blastoporus

A

Opening naar de buitenwereld

22
Q

Archenteron

A

Primitieve darm

23
Q

Protostomia (oermondigen)

A
  1. Mond ontwikkeld uit blastoporus
  2. Anus ontwikkeld later uit blastoporus of ander lichaamsdeel
24
Q

Deuterostomia (nieuwmondigen)

A
  1. Anus ontwikkeld vanuit blastoporus
  2. Mond ontwikkeld uit ander deel van embryo
25
Q

Klievingspatroon protostomia

A

Spirale klieving

26
Q

Klievingspatroon deuterostomia

A

Radiale klieving

27
Q

Ontwikkelingsbestemming protostomia

A

Vanaf eerste deling licht de plaatsing van de dochtercellen vast

28
Q

Ontwikkelingsbestemming deuterostomia

A

Eerste celdeling levert identieke dochtercellen
Bestemming is niet bepaald en kunnen alle uitgroeien tot een individu

29
Q

Organisatie coeloom protostomia

A

Ontwikkeld eenvoudig vanuit mesoderm

30
Q

Organisatie coeloom

A

Ontwikkelt direct uit archenteron door invaginatie

31
Q

Voordelen segmentatie

A

Redundante orgaansystemen kunnen ontstaan
Meer efficiënte en flexibele bewegingen

32
Q

Parazoa

A

Geen symmetrie
Geen weefsels

33
Q

Eumetazoa

A

Symmetrie & weefsels

34
Q

Di(plo)blasten

A

Twee kiemlagen

35
Q

Tri(plo)blasten

A

Drie kiemlagen

36
Q

Spiralia

A

Groeien continu door toename lichaamsomvang

37
Q

Lophotrochozoa

A

Vooral coelomata

38
Q

Platyzoa

A

Vooral acoelomata

39
Q

Ecdyzoa

A

Groeien stapsgewijs door vervelling

40
Q

Nematoda

A

Rondwormen

41
Q

Arthropoda

A

Insecta, crustacea

42
Q

Totipotent

A

Iedere cel kan differentiëren tot elke mogelijke celvorm

43
Q

Lichaamsbouw sponzen (7)

A
  1. Verschillende Celtypes geen weefsels
  2. Totipotent
  3. Geen lichaamssymmetrie
  4. Adult: sessiel
  5. Larven: vrijzwemmend
  6. Osculum
  7. Lichaamswand
44
Q

Osculum

A

Holle zak met uitstroomopening

45
Q

Opbouw lichaamswand sponzen

A
  1. Poriën of ostia
  2. Choanocytes (binnenste rij)
  3. Epitheliale wand (buitenste rij)
  4. Tussenin mesohyl
  5. Spicula voor extra stevigheid
  6. Spongine vezels
46
Q

Lichaamsfuncties sponzen

A
  1. Watercirculatie via ostia & osculum
  2. Filtervoeders of intracellulaire vertering
  3. Diffusie (ademhaling)
  4. Geen zenuwstelsel
  5. Aseksuele voortplanting: knolvormig & fragmentatie
  6. Seksuele voortplanting
  7. Reaggregatie van cellen mogelijk
47
Q

Hermafrodiet

A

Zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken

48
Q

Neteldieren lichaamsopbouw

A
  1. Radiale symmetrie
  2. Enkel een mond
  3. 2 kiemlagen&raquo_space; epidermis & gastrodermis
  4. Geen organen
49
Q

Poliep

A

Solitair of koloniaal
Lichaamsopening is mond en anus
Bevat tentakels

50
Q

Medusa

A

Solitair
Schijf of paraplu vormig
Tentakels rond de mond

51
Q

Neteldieren functies

A
  1. Voeding extra en intracellulaire vertering
  2. Ademhaling via diffusie
  3. Netwerk van zenuwcellen
  4. Voortplanting met generatiewisseling