Protisten Flashcards

1
Q

Enkel in eukaryoten cellen (3)

A
  1. Functionele cytoplasmatische organellen
  2. Nucleaire enveloppe
  3. Cytoskelet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cytoskelet

A

Bestaat uit eiwitten (vooral turbulente & actine)
Geeft de cel & organellen structuur
Belangrijk voor gericht transport & beweging van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Celkern

A

Bevat grootste deel van het genetische materiaal
Is begrensd door een membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cyste

A

Slapende vorm van een cel met resistente buitenste beschermende laag
Celmetabolisme ligt vrijwel stil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fagotroof

A

Voeding via voedselvacuole of fagosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Osmotroof

A

Opname van voedsel in vloeibare vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten voedselopname Protista (4)

A
  1. Fototroof
  2. Fagotroof
  3. Osmotroof
  4. Mixotroof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Asexuals voortplanting Protista (3)

A
  1. Mitose met kernsplitsing
  2. Budding
  3. Schizogonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Schizogenie

A

Eerst meerdere kerndelingen gevolgd door celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sexuele voortplanting Protista

A

Meiose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerken excavata (6)

A
  1. Unicellulair
  2. Twee aparte kernen
  3. 1 of meerdere mastigontsystemen met 1-4 flagella
  4. Geen mitochondrien
  5. Eenvoudig Cytoskelet
  6. Meestal parasieten of commensalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Commensaal

A

Symbiose waarbij organisme op of dichtbij een ander organisme leeft en hier voordeel uit haalt zonder dat de gastheer een nadeel heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Giarda Lambia kenmerken

A
  1. Parasieten
  2. Veroorzaken diarree & slechte darm absorptie
  3. Besmetting via cysten door met feces besmette voedingsstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Giardia Lamblia besmettings cyclus

A
  1. Inname cysten in rustfase
  2. Excysteringsproces&raquo_space; vrijkomen 2 trofozoieten
  3. Trofozieten ondergaan asexuals replicatie
  4. Encysteringsproces bij dikke darm passage
  5. Uitscheiding met feces
  6. Cysten overleven buiten gastheer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Parabasalia kenmerken

A

Flagellated met golvend membraan&raquo_space; voortbeweging
Symbioten of parasieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Trichomonas vaginalis (4 kenmerken)

A
  1. Parasiet in urogenitale stelsel
  2. Veroorzaker van trichomoniasis
  3. Beschadiging & ontsteking van de vaginale wand
  4. Substantiële bijdrager overgave van HIV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Trichomonas vaginalis symptomen man (3)

A
  1. Infectie van de prostaat, bijballen of urineleiders
  2. Jeuk aan penis
  3. Urine met vieze geur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Trichomonas vaginalis symptomen vrouw (3)

A
  1. Hevige jeuk vagina
  2. Schuimende groengele urine met vieze geur
  3. Ontsteking van de eileiders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Leefgebied Trichomonas hominis

A

Darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leefgebied trichomonas tenax

A

Mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Euglenozoa

A

Vrijgevende eukaryoten met anterieur flagella

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Euglenozoa (5 kenmerken)

A
  1. Mitochondria
  2. Autotroof of Heterotroof
  3. Variabele vorm
  4. Leven in zoetwater of de zee
  5. Asexuals voortplanting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Kinetoplastida kenmerken

A
  1. 1 of 2 flagella
  2. Kinetoplast binnen verlengd mitochondrion
  3. Parasiet
  4. In de darmen, bloed of weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kinetoplast

A

DNA bevattend lichaampje

25
Q

Trypanosoma brucei gambiense ziekte

A

Slaapziekte

26
Q

Trypanosoma brucei gambiense overdracht

A

Tseetseevliegen

27
Q

Trypanosoma brucei gambiense
Reservoirdier

A

Wilde dieren & huisdieren

28
Q

T.b. Rhodesiense ziekte

A

Slaapziekte

29
Q

T.b. Rhodesiense overdracht

A

Andere glossina soorten

30
Q

T.b. Rhodesiense reservoirdieren

A

Wilde dieren & huisdieren

31
Q

Trypanosoma cruzi ziekte

A

Chagas ziekte

32
Q

Trypanosoma cruzi overdracht

A

Feces van wanten zoals triatoma Megista

33
Q

Trypanosoma cruzi reservoirdieren

A

Zoogdieren (huisdieren & armadillo’s)

34
Q

Leishmania donovani ziekte

A

Kala-azar ziekte

35
Q

Leishmania donovani overdracht

A

Zandvlieten (phlebotomus)

36
Q

Leishmania donovani reservoirdieren

A

Honden

37
Q

Leishmania tropica ziekte

A

Orientbuil

38
Q

Leishmania tropica overdracht

A

Zandvliegen

39
Q

Leishmania tropica reservoirdieren

A

Honden & andere zoogdieren

40
Q

Cyclus tseetsevlieg van trypanosoma brucei gambiense

A
  1. Eerste bloedmaal : opname stompe vorm van trypanosoma’s
  2. Vormverandering in de darmen van de vlieg
  3. Migratie naar speekselklier (slanke vorm)
  4. Tweedebloedmaal: overgave slanke vorm aan gastheer
  5. Vermenigvuldiging tussen de bloedcellen
  6. Stoppen van deling & veranderen tot stompe vorm
41
Q

Alvelolaten (3soorten)

A
  1. Dinoflagellaten
  2. Ciliata
  3. Apicomplexa
42
Q

Dinoflagellaten (7 kenmerken)

A
  1. Fotosynthetisch
  2. Unicellulair
  3. Twee flagella
  4. Beschermende mantel
  5. Parasitair of mutualistisch
  6. Voornamelijk asexuals voortplanting met mitose
  7. Kunnen toxines bevatten
43
Q

Dinoflagellaten (kenmerken flagellen)

A
  1. Longitudinale flagella
    » in longitudinale groeven of sulcus, naar achter gericht & zonder haartjes
  2. Transversale flagella
    » in dwarse gleuf of Cingulum, vorming spiraal, met fijne haartjes
44
Q

Oorzaak mosselvergiftiging

A

Saxitoxine bij gonyaulax

45
Q

Ciguatoxine

A

Ciguatra&raquo_space; vergiftiging bij eten van tropische vissen

46
Q

Apicomplexa

A

Sporenvormende parasieten van dieren met een amicaal complex
Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
Verschillende gastheren

47
Q

Plasmodium

A

Verwekker van malaria
Gastheer: mens en mug

48
Q

Plasmodium cyclus

A
  1. Afgave plasmodium aan de mens door mug
  2. Sporozoites gaan naar de lever
  3. Asexuals voortplanting en vrijgave merozoites aan het bloed
  4. Merozoites vermenigvuldigen in rode bloedcellen en worden vrijgegeven
  5. Ontwikkeling tot gametocytes
  6. Gametocytes worden verwerkt door al eerder geïnfecteerde mug
  7. Gametocytes ontwikkelen tot gameten
  8. Sexuele voortplanting ter vorming van sporozoites
49
Q

Bestrijding plasmodia

A

Kinine (remmend)
Kininederivaten + specifieke DNA-synthese remmers

50
Q

Bestrijding anopheles (5)

A
  1. Droogleggen moerassen
  2. Inbrengen zout water
  3. Biologische bestrijding met Gambusia, zoetwaterpoliepen, nematoden
  4. Petroleumdrivaten over wateroppervlak
  5. Insecticiden
51
Q

Toxoplasma gondil

A

Veroorzaker van toxoplasmose
Overdracht via katten

52
Q

Ciliata

A
  1. Kern is dimorf (twee delen)
  2. Splijting transversaal & nooit vorming van gameten
  3. Leven in water
53
Q

Ciliata macronucleus functies

A

Metaboliet functies
DNA transcriptie

54
Q

Ciliata micronucleus

A
  1. Sexuele voortplanting
  2. Synthese van DNA (geen transcriptie)
55
Q

Ciliata beweging

A

Slaan van voor naar achter en draaien om hun as

56
Q

Ciliata vertering

A

Opname voedselpartikels door trilhaarbeweging in cytofarynx
Gaan cytoplasma in en vormen voedselvacuole
Vertering na fusie met lysosomen
Onverteerde delen door expertise afgegeven lang cytoprocte

57
Q

Ciliata ongeslachtelijke voortplanting

A

Binaire splijting
Macronucleus&raquo_space; deling door insnoering
Micronucleus&raquo_space; deling door mitose

58
Q

Ciliata geslachtelijke voortplanting

A

Conjungatie
Enkel tussen paramecia van verschillende soorten

59
Q

Amoeba: Rhizopoda (kenmerken)

A
  1. Eencellig
  2. Amoeboide vormen
  3. Pseudopodia/ schijnvoetjes voor beweging & voeding
  4. Lobvormig, draadvormig of netvormig
  5. Actine en myosin microfilamenten
  6. In water (zoet & zout)