week 8 ZO.2 Diagnostiek van Hodgkin en non-Hodgkin lymfomen Flashcards

1
Q

wat kan de hoge yGT verklaren, terwijl de andere leverfuncties normaal zijn?

A

een geïsoleerd verhoogd yGT kan goed verklaard worden door een hoog normaal tot fors alcohol gebruik. Bij metastasen of een infectie zouden ook de overige leverfuncties verhoogd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe werkt de kleurreactie bij immunohistochemisch onderzoek?

A

het is een gevolg van neerslag van een stof die door een enzymreactie wordt gevormd. Het benodigde enzym, meestal een peroxidase, wordt gekoppeld aan een antilichaam (opgewekt in een proefdier) dat specifiek het te detecteren antigeen herkent. Bij binding van het antilichaam aan het antigeen kan de substraatomzetting met het enzym plaatsvinden waardoor er een kleurreactie optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is stagering?

A

het bepalen van de uitgebreidheid van de ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is gradering?

A

geeft aan hoe aggressief een bepaalde ziekte zich gedraag, zo wordt er gesproken van laag- en hoogradige lymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is typering en classifering? (synoniemen)

A

ze geven de indeling van lymfomen in een classificatieschema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een lipoom?

A

goedaardige tumor van vetcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke cel is essentieel om de diagnose klassiek Hodgkin lymfoom te kunnen stellen?

A

Reed-Sternberg cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn histiocyten?

A

het zijn weefselmacrofagen en komen in gewone lymfeklieren (en andere) weefsels voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn folliculair dendritische cellen?

A

het is een antigeen presenterende cel, die in het follikelcentrum wordt gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke immunohistochemische bepaling zou je toepassen om de diagnose Hodgkin lymfoom in dit geval te bevestigen?

A

CD15 en CD30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke cel marker toont CD20 aan?

A

een B-cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke cel marker toont CD3 aan?

A

een T-cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke markers uit de dotplots duiden op een monoclonale B-cel populatie?

A

CD19 en CD20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe zou je het makkelijkst onderscheid kunnen maken tussen het folliculair lymfoom enerzijds en het Burkitt lymfoom en een precursor B-cel lymfoblastair lymfoom anderzijds?

A

morfologisch onderzoek: de morfologie van het folliculair lymfoom is karakteristiek terwijl het Burkitt lymfoom en een precursor lymfoom wel op elkaar lijken maar niet op een folliculair lymfoom lijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn sterrenhemelmacrofagen?

A

op de histologie worden ophelderingen tussen de kleine donkere lymfatische cellen te zien, die ophelderingen berust op de aanwezigheid van macrofagen die celdebris fagocyteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke immunohistochemische bepaling zou worden uitgevoerd om het onderscheid tussen Burkitt lymfoom en precursor B-lymfooblastair lymfoom/leukemie te maken?

A

TdT, het is een enzym dat een rol speelt bij de immunoglobuline gen herschikking, het gen komt dus ook tot expressie in onrijpe B-cellen en toont het precursor lymfoom aan. Burkitt lymfomen zijn post-follikelcentrum lymfomen waarbij de immunoglobuline genen al herschikt zijn

17
Q

wat is TdT?

A

het is een enzym dat een rol speelt bij de immunoglobuline gen herschikking, het gen komt dus ook tot expressie in onrijpe B-cellen en toont het precursor lymfoom aan

18
Q

wat toont cycline D1 aan?

A

mantelcellymfoom

19
Q

wat is immunohistochemie?

A

toegepast op weefsel (‘histo’) coupes waarbij specifieke eiwitten (antigenen) die tot expressie gebracht worden door cellen, aangetoond worden. Het aantonen gebeurt met behulp van antilichamen (immunoglobulinen). aan de antilichamen worden enzymen gekoppeld, waardoor het mogelijk is substraten om te zetten, wat gepaard gaat met eenk leurreactie

20
Q

wat is een polyklonale expansie?

A

wanneer vele verschillende B- of T-lymfocytenproliferen, bijvoorbeeld als reactie op een bacterie- of virusinfectie. zij zullen polyklonale Ig/TCR genherschikkingen vertonen

21
Q

waarom wordt klonaliteitsdiagnostiek gedaan?

A

om onderscheid te maken tussen monoklonale en polyklonale expansies, dit wordt gedaan door de aanwezigheid aan te tonen voor monoklonale/polyklonale Ig en/of TCR genherschikkingen

22
Q

wat is het CDR?

A

het deel van het variabele deel dat het antigeen bindt

23
Q

wat is het proces van Ig/TCR (T-cel receptor) gen herschikking?

A

dit gebeurt bij antilichamen, in het DNA van een lymfocyt of diens voorlopercel worden unieke koppelingen van V, (D) en J gensegmenten gemaakt om zo een groot variabel domein te hebben voor de herkenning van verschillende antigenen. Deze herschikkingen treden op gedurende de gehele differentiatie van lymfocyten.

24
Q

wat zijn de 4 typen gensegmenten voor Ig/TCR gen herschikking?

A
  • V = variable
  • D = diversity
  • J = joining
  • C = constant
25
Q

welk enzym zorgt voor de koppeling van deze verschillende gensegmenten? / verantwoordelijk voor de herschikking van de lichte en zware keten immunoglobuline genen en de T-cel receptor genen

A

TdT, dit is ook een marker voor precursor lymfomen (zware keten herschikking vindt in een vroeg stadium van B-cel differentiatie plaats)

26
Q

Hodgkin cellen

A

bij het Hodgkin lymfoom is typerend Reed-Sternberg cellen, maar cellen die net niet voldoen aan deze criteria zijn Hodgkin cellen -> grote cel met een gelobde kern en met in de kern prominente, vaak staafvormige nucleoli

27
Q

leukemisch

A

lymfoomcellen circuleren in het perifere bloed, zonder dat er een ‘tumor’ aanwezig is

28
Q

wat is een nodale lymfoom?

A

wanneer ze primair in lymfklieren voorkomen, anders worden ze extra-nodaal genoemd

29
Q

wat zijn de belangrijkste B-cel markers?

A

CD19, CD20, CD79A, kappa, lambda

30
Q

wat zijn de belangrijkste T-cel markers?

A

CD1a, CD2, CD3 (meest specifiek), CD7