week 10 ZO.1, ZO.2& ZO.4 Flashcards

1
Q

welke andere klieren in het lichaam lijken erg veel op mammaklierweefsel?

A

zweetklier, prostaat, speekselklier, exocriene pancreas en bronchiale klier, dit zijn exocriene klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn endocriene klieren (voorbeeld)

A

hypofyse, bijnieren, schildklier en eilandjes van Langerhans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk ander orgaan is cruciaal voor de ontwikkeling van de mamma na de puberteit? En waarom?

A

De ontwikkeling van de mamma in de puberteit is afhankelijk van oestrogeen dat geproduceerd wordt door de eierstokken (ovaria)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke weefsels in de borst veranderen in de pubertijd op welke wijze?

A

Onder invloed van oestrogeen nemen alle weefsels in de borst toe. Vet, bindweefsel en het klierweefsel. De ducti lactiferi vertakken verder en het aantal acini neemt sterk toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is tamoxifen?

A

het is een anti-hormoon, dat de groei van borstkankercellen - die de receptor voor het hormoon oestradiol hebben - remt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een predictieve factor?

A

de kans van een respons op een bepaalde behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een prognostische factor?

A

beloop van een ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de 3 hoofdsoorten van adjuvante systemische therapie?

A
  • cytostatica (chemotherapie)
  • anti-hormonale therapie (anti-oestrogenen, aromataseremmers, uitschakeling van de productie van oestrogenen door de eierstokken)
  • anti-groeifactor (HER2-neu) therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is adjuvante systemische therapie en wat is het doel?

A

het is vroege systemische behandeling met celdodende middelen, in de hoop niet aantoonbare microscopisch kleine hoeveelheden tumorcellen te elimineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke soorten hormonale adjuvante therapieën ken je?

A
  • anti-oestrogenen
  • aromataseremmers
  • uitschakeling van de productie van oestrogenen door de eierstokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de opzet van adjuvante hormonale therapie is het uitschakelen van welk hormoon?

A

oestrogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar wordt oestrogeen geproduceerd bij de postmenopauzale vrouw?

A

bijnier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe gaat aromatisering?

A

androstenedion uit de bijnier wordt omgezet tot oestron en vervolgens oestradiol, dit gebeurt in vet, spier en lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waar wordt oestrogeen geproduceerd bij de premenopauzale vrouw?

A

eierstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welk celbiologisch kenmerk van de tumor wordt gebruikt om te bepalen of adjuvante hormonale therapie zinvol kan zijn bij een patiënte?

A

de oestrogeen- en progesteronreceptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welk celbiologisch kenmerk van de tumor wordt gebruikt om te bepalen of adjuvante behandeling met trastuzumab zinvol kan zijn bij een patiënte?

A

de HER-2 neu receptor.

17
Q

belangrijkste bijwerking bij een behandeling met Trastuzumab?

A

pompfunctiestoornis van het hart

18
Q

wat is neo-adjuvante therapie

A

systemische therapie voorafgaand aan de operatie met als doel het elimineren van de micrometastasen en verkleining van de tumor

19
Q

wat zijn indicaties voor neo-adjuvante therapie?

A
  1. Bij een tumor waarbij ten tijde van diagnose al een indicatie bestraat voor systemische therapie en waarbij tumorverkleining gewenst is zodat hierna een mammasparende operatie kan plaatsvinden
  2. Bij een locoregionaal uitgebreid mammacarcinoom (stadium III)
20
Q

wat is excess incidence?

A

de extra incidentie, ontstaan door screening in de gescreende leeftijden

21
Q

wat is deficit incidence?

A

als de incidentie na de screeningsleeftijden daalt tot onder de baseline incidentie (net voor start screening)

22
Q

wat is watchful waiting?

A

de gevallen niet te behandelen (vaak met een voorstadia) maar betreffende personen alleen te blijven controleren

23
Q

wat is overdiagnose?

A

het diagnosticeren van ziektegevallen die zonder screening tijdens het leven van de betrokken persoon nooit klachten of symptomen hadden veroorzaakt en daardoor nooit gediagnosticeerd zouden zijn

24
Q

wat is adenexextirpatie?

A

wegnemen van ovaria en eileiders

25
Q

wat is het overervingspatroon bij erfelijke vorm van borst- of eierstokkanker?

A

autosomaal dominant, de kans voor kind van mutatiedrager is 50%

26
Q
A