Week, 2 HC.3 Zuurgerelateerde problemen van de tractus digestivus Flashcards

1
Q

wat is de wisselwerking tussen zuur en gastrine

A

gastrine word gestimuleerd door het eten van voedsel, en de stijging van de PH –> dit stimuleert de parientaal cellen voor cuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is dyspepsie

A

bovenbuiksklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de definitie van een ulcus

A

defect in het epitheel
- diameter > 0,5 cm
- doorgedrongen tot in de submucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke bacterie is verantwoordelijk voor ulcus (vaak)

A

helicobacter pylori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is nu de grootste oorzaak van maagzweren

A

NSAIDs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de gastroduodenale bijwerkingen van NSAID en aspirine gebruik + dosis

A

50 % –> erosies in de maag
15-30 % gebruiksers heeft bij endoscopie ulcera
3 % krijgt ulcus-compicaties

ook met lage dosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe worden maagbloedingen behandeld

A

Injectie therapie –> adrenaline
thermische therapie –> goldprobe, argon plasma coagulatie
mechanische therapie –> clip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke soorten maagbloedingen zijn er

A

spuiter
oozend –> als schaafwond
visible vessel –> bloed niet, maar welk gebloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat moet je doen als iemand een maagbloeding heeft

A
  • niet in shock –> vocht/bloed toedienen
  • bloeding stoppen
    endoscopic
    angiography
  • voorkomen opnieuw bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat kan er met een angiography doen

A

bij endoscopie gezien waar de bloeding zit –> welke arterie, de radioloog kan via lies naar de bloeding toe –> hij plaatst een veertje waardoor er een stolsol ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de meerwaarde van acute PPI bij acute bloedingen

A

hogere PH zorgt voor een betere coagulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke twee soorten zuurremmers zijn er

A

histamine-receptor blokkers (H2-blokkers)
prtonpomp remmers (PPIs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de helicobacter pylori therapie (waarom deze behandeling)

A

triple therapie –> PPI met twee antibiotica

twee antibiotica omdat antibiotica minder goed werkt in en zuur milieu, en slechte pentratie antibiotica in muscus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn risicofactoren voor zure reflux

A

hernia diafragmatica –> middenrif werkt niet meer goed samen met sphincter maag
overgewicht –> grotere inhoud
roken –> negatief effect op de sphincter pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een barrett oesophagus

A

epitheel in de oesophagus dat kermerken heeft van maagepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de behandeling van een carcinomen in barrret oesofagus

A
  • chirurgie –> slokdarm weghalen –> buismaag
  • endoscopisch (vroegcarcinomen)