Wat werkt in de praktijk? Flashcards
Wat is EBP?
Evidence Based Practise - Een combinatie van onderzoeksevidentie, klinische expertise en cliëntfactoren
Wat is onderzoeksevidentie binnen EBP?
Randomised Clinical Trials worden vaak naar voor geschoven.
Wat zijn bedenking bij RCT?
- De assumpties dat alles controleerbaar of randomiseerbaar is, afgezien van de onafhankelijke variabele. Complexiteit van psychotherapie laat dit niet toe.
- Externe variabiliteit. In RCT zijn er veel gecontroleerde variabelen, wat een grote kloof vormt met de realiteit.
- Context of justification ipv discovery. Zaken die reeds bestaan worden gecontroleerd, er is geen innovatie.
Wat is het Dodo-bird verdict?
Dit houdt in dat er weinig verschillen zijn tussen de verschillende modellen. Ze zijn even werkzaam. Uitzondering: sommige ernstige problematieken zijn beter af met bepaalde modellen.
Mogelijke verklaringen hiervoor:
- de metingen hebben het nog niet gevonden
- de modellen bekomen eenzelfde resultaat via andere technieken
- de gemeenschappelijke factoren zorgen voor de effectiviteit = common factors hypothese
Wat heeft psychotherapie gemeen met andere vormen van zorg?
- Emotioneel geladen relatie tussen cliënt en therapeut
- Een therapeutische setting waar de cliënt in geloofd
- Een geloofwaardig model
- Een geloofwaardige procedure
Model van Lambert. Leg uit.
Deze gegevens zijn schattingen.
- cliëntfactoren/externe factoren (40%)
- model (15%)
- hoop/placebo (15%)
- non-specifieke factoren/alliantie (30%)
Model Wampold. Leg uit.
Hij ging er reeds van uit dat 81% van de effectiviteit verklaard werd door cliëntfactoren. In zijn model beschrijft hij de overige 19%. De therapeutische alliantie bestaat uit: affirmatie, congruentie, collaboratie, empathie. Hij brengt, in tegenstelling tot Lambert, het belang van de persoon van de therapeut naar voor. De verdeling volgens hem qua effectiviteit: - gemeenschappelijke factoren (70%) - model (8%) - onverklaard (22%)
Op welke vlakken verschilt gezinstherapie van andere vormen van therapie?
- Relationele conceptualisering. Het lijden verwoorden in relationele termen. Dit is heel anders dan in de DSM waar het gaat over individuele vormen van lijden. Er wordt nog gekeken naar individuele biologische en psychische factoren, maar binnen een sociale context.
- Alliantie aangedaan met alle betrokkenen. Er wordt een relatie aangegaan met elk van de gezinsleden. Dit is makkelijker met degene die in therapie wou gaan en met volwassenen.
- Brede netwerk betrekken. Het gaat hier over cliënt + gezin + brede context. Spreken met het gezin over het betrekken van anderen is krachtig, effectief betrekken is nog krachtiger.
Er bestaat wat controverse rond het belang van modellen en specifieke factoren. Leg uit.
- Sommigen zouden stellen dat modellen er helemaal niet meer toe doen als alles toch draait om de gemeenschappelijke factoren. Modellen zijn echter nodig om deze factoren te dragen.
- Er is onderzoek dat beweert dat bepaalde modellen beter zijn dan anderen. Hier moeten we echter oppassen met het allegiance effect en reactive measures. Er is nood aan onderzoek uitgevoerd door neutrale onderzoekers. Zeldzaam goed uitgevoerd onderzoek wijst wel op het belang van gemeenschappelijke factoren.
Wat is het allegiance effect?
Dit betekent dat onderzoek, uitgevoerd door belanghebbenden, systematisch een betere effectiviteit heeft in outcome-onderzoek.
Wat zijn reactive measures?
Dit zijn bepaalde metingen die gevoelig zijn voor verschillen die niet klinisch relevant zijn maar dus wel op het belang van specifieke factoren wijzen, onterecht.
Wat kan je vertellen over de effectiviteit van de therapeut?
RCT geeft hier geen aandacht aan, het probeert zelf de invloed van de therapeut te controleren. Therapeutfactoren die er niet toe doen: geslacht, leeftijd, etnische achtergrond.
Kenmerken van effectieve therapeuten:
- flexibiliteit (steeds kunnen aanpassen aan de stijl van de cliënt, zoeken wat effect heeft op de cliënt (FB))
- professional self-doubt (zichzelf voortdurend in vraag stellen met zelfvertrouwen)
- facilitatieve interpersoonlijke vaardigheden (emotionele arousal van cliënt kunnen reguleren, met eigen emoties kunnen omgaan, positief ingesteld, goede therapeutische relatie aangaan)
- menselijke uitleg geven aan psychisch lijden en geloofwaardige behandelingsalternatieven voorstellen (zelf geloven in de behandeling, hoop op verandering van de cliënt ondersteunen)
Waarom schiet outcome-onderzoek tekort?
Het past niet binnen de EBP aangezien er niet wordt gekeken naar cliëntfactoren en klinische expertise.
- Externe validiteit. Het onderzoek kan niet veralgemeend worden naar de praktijk.
- Betrouwbaarheid. Het allegiance effect en er worden veel tegenstellingen gevonden. Dit is niet afhankelijk van de data maar wel van hoe deze data geïnterpreteerd wordt, aldus de onderzoeker.
- Onderzoek naar de werkzame factoren gaat eigenlijk over een debat tussen het empirically supported treatment paradigma en het relatieparadigma. Het ene stelt de behandelingsmethode bovenaan, de andere de therapeutische alliantie en non-specifieke factoren. Sommigen willen ze verzoenen, anderen zeggen dat ze onverenigbaar zijn.
Wat zijn empirically supported treatments?
Dit zijn protocollen waarvoor er voldoende evidentie bestaat dat ze werken.
Bedenkingen:
- onderzoek is vergelijkend met treatment-as-usual: modellen worden niet met elkaar vergeleken
- allegiance effect
- protocollen concurreren sterk met elkaar, wat eveneens twijfels geeft over de betrouwbaarheid
- we weten dat het werkt, maar niet waarom (moderatoren, mediatoren, processen)
- er zijn vooral modellen getest die gebaseerd zijn op het gedragsgerichte in plaats van belevingsgericht (wat meer aansluit bij het unieke van de cliënt)