Basisconcepten en modellen Flashcards

1
Q

Welke stromingen zijn er?

A
  • Structurele stroming
  • Strategische stroming
  • Contextuele stroming
  • Experiëntiële stroming
  • Narratieve stroming
  • Cybernetische stroming/Milanese school
  • Dialogische stroming
  • Postmoderne stroming
  • Oplossingsgerichte stroming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke belangrijke namen bij structurele stroming?

A

Minuchin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Structurele stroming. Wat zijn de basisbegrippen/focus van deze stroming? Wat is de structuur binnen het gezin?

A
  • Focus op het hier-en-nu
  • Focus op het observeren van interacties ipv inhoud van het gesprek
  • Interactiepatronen zijn herhalingen in interacties: rigide of flexibel
  • De onderliggende organisatie van het gezin volgt uit de interactiepatronen en evolueren doorheen de tijd, naargelang context.
  • Grenzen zijn differentiatie in het gezin wat betreft rechten, plichten en verwachtingen. Het is een verhouding tussen autonomie en verbondenheid; van extreem verbonden tot extreem autonoom.
  • Er is een hiërarchie. Als ouders beslissingen maken is dit consequent, consistent en leeftijdsadequaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Structurele stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A
  • Cyclische fasen: info verzamelen, hypothesen vormen, doelen stellen, interventie, nieuwe info… De interventie is tegelijk diagnose en therapie.
  • Het startpunt is de vertrouwensrelatie: de therapeut sluit zich aan bij het gezin om van daaruit te observeren en interventies te doen = joinen
  • Observeren van hier-en-nu interacties en hierop alternatieven suggereren
  • Enactment: ensceneren van gezinsinteracties. Altijd eindigen met succeservaring!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Structurele stroming. Wat zijn kenmerken van de therapeut?

A
  • Betrokken regisseur in gezinsinteracties: observeert, directief, family map, verantwoordelijk, geen controle
  • Samenwerkingsrelatie opbouwen, joinen
  • Focus op wat misloopt en op krachten = vertrekpunt voor verandering
  • Strategisch: doel voor ogen houden
  • Spanning opdrijven, duwen richting exploreren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke namen zijn belangrijk bij de strategische stroming?

A
  • Bateson

- Erickson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is enactment?

A
  • Hoort bij structurele stroming
  • Impliciet: observeren van spontane interacties
  • Expliciet: enactment als specifieke interventie
    Gezin krijgt een opdracht en stopt wanneer er sprake is van succes. Samen bespreken hoe de opdracht verliep.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Strategische stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Focus op symptomatic cycle: problematische gedragssequenties (niet op beleving of verhaal)
    Gedragssequenties die zichzelf in stand houden en voor homeostase zorgen.
  • Family Life Cycle. De levenscyclus van gezinnen is verdeeld in typische fasen en levensgebeurtenissen welke het gezin kleuren. Aanmeldingsproblemen zijn vaak gesitueerd in een periode waarin belangrijke ontwikkelingsstappen zijn gezet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Strategische stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A
  • Basisidee: een verandering in een deel van het systeem zal zorgen voor een verandering in het gehele systeem
  • Het symptoom is het centrale uitgangspunt van therapie
  • Vaak kortdurend

Stappenplan:
- oplosbare problemen identificeren
Reframing = probleem zo oplosbaar mogelijk omschrijven
- duidelijke, haalbare doelen stellen
Onderhandelen met cliënt, in gedragstermen
- interventie
Opdrachten, paradoxale opdrachten, ordeal therapy
- respons van cliënt
Feedback om interventie bij te sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Strategische stroming. Kenmerken van de therapeut?

A
  • Directief en strategisch
  • Het doel is om de cliënt of het systeem rechtstreeks te beïnvloeden
  • Het woord verandering staat centraal
    >< experiëntiële stroming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke namen zijn belangrijk bij de experiëntiële stroming?

A

Whitaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Experiëntiële stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Zeer geïnteresseerd in existentiële thema’s
  • Battle for initiative
    Initiatief zoveel mogelijk bij cliënten laten, anders infantiliseer je hen. Bewaken van de integriteit van het gezin.
  • Battle for structure
    Therapeut legt regels vast in de sessie en moet impliciet de strijd winnen met geinsleden omtrent het doel, de structuur en de therapeutrol. Bewaker van de integriteit van de therapeut.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Experiëntiële stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A
  • Therapeutische relatie staat centraal
  • Verwarring en crisis vormen een vertrekpunt voor verandering
    Cliënten niet geruststellen maar net provoceren om tot crisis te komen. Doseren van spanning en intensiteit is wel van belang.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Experiëntiële stroming. Wat zijn kenmerken van de therapeut?

A
  • Flexibiliteit
    Niet laten vastzetten in therapeutische rol aangezien dit verandering belemmert. Zoeken naar een rol die het gezin helpt om te groeien.
  • Groei
    Zowel bij cliënten als therapeut.
    Aansluiten met eigen waanzin om zo een dieper contact te maken met de waanzin van cliënten.
  • Co-therapie
    Twee therapeuten die een symbolisch ouderpaar vormen voor het gezin.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Contextuele stroming. Welke namen zijn belangrijk?

A

Nagy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Contextuele stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Vier dimensies om iemands relationele werkelijkheid te begrijpen
  • Loyaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de vier dimensies om iemand relationele werkelijkheid te begrijpen?

A
  • Dimensie van feiten
    Feiten die iemands leven beïnvloeden, samengebracht in een genogram
  • Dimensie van psychologie
    Beleving en betekenis van die feiten, gebaseerd op objectrelatietheorie en ontwikkelingspsychologie
  • Dimensie van interactie
    Wederzijdse beïnvloeding, gebaseerd op systeemdenken
  • Dimensie van relationele ethiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de objectrelatietheorie?

A
  • Hoort bij contextuele stroming
  • De ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van de verschillende relaties die het kind in de loop van zijn ontwikkeling heeft met de belangrijke hechtingsobjecten
19
Q

Wat is de dimensie van relationele ethiek?

A
  • Centrale dimensie van contextuele stroming
  • Relationele rechtvaardigheid is een evenwicht van geven en nemen
    Indien in balans: relatie van wederkerigheid en vertrouwen
    Indien uit balans: gevoel dat je te veel geeft en niets terugkrijgt
  • Loyaliteit en destructieve gerechtigheid
20
Q

Wat met loyaliteit binnen de contextuele stroming?

A
Eerste onderscheid: 
- existentiële loyaliteit
Een zijnsgegeven, is er gewoon.
- verworven loyaliteit
Als verdienste. 

Tweede onderscheid:
- verticale loyaliteit
Assymetrisch, meer geven dan krijgen of omgekeerd
- horizontale loyaliteit
Symmetrisch, balans tussen geven en nemen

Uitzondering: broers en zussen

  • existentiëel
  • verticaal
  • horizontaal

Enkele begrippen:

  • loyaliteitsconflict: twee loyaliteiten met verschillende personen in conflict
  • gespleten loyaliteit: wanneer loyaliteit voor de ene persoon wordt gezien als een verraad voor de andere persoon en er dus gekozen moet worden. Loyaliteit voor de ene gaat ondergronds.
  • destructieve gerechtigheid: gerechtigd voelen om destructief te zijn door wat zij zelf hebben meegemaakt = roulerende rekening
21
Q

Contextuele stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A
  • Intergenerationele bril
    Symptoomgedrag van kinderen bekijken vanuit tekorten in de jeugd van de ouders. Lijden van ouders erkennen. Roulerende rekening stoppen.
  • Erkenning
    Dubbel erkennen van ouders in destructieve gerechtigheid: wat ze hebben gegeven en wat ze niet hebben gekregen. Door deze crediting wordt er meer ruimte gecreëerd om te geven aan de kinderen alsook meer zelfwaardering.
22
Q

Contextuele stroming. Wat zijn kenmerken van de therapeut?

A
  • Meerzijdige partijdigheid. Niemand veroordelen, wat niet gelijk staat aan iedereen gelijk geven of neutraal zijn. Het is beurtelings in ieders schoenen staan.
  • Hierdoor verbindingen leggen in het gezin en vertrouwen opbouwen.
23
Q

Welke namen zijn belangrijk bij de cybernetische stroming/Milanese school?

A
  • Selvini-Palzzoli
  • Boscolo
  • Prata
24
Q

Cybernetische stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Cybernetische begrippen: homeostase, circulariteit

- Gezin is een zelfregulerend systeem

25
Q

Cybernetische stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A
  • Eigen werkwijze
  • Positieve connotering
    Positief evalueren van gedrag dat doorgaans als slechts beschouwd wordt, het heeft een homeostatische functie
  • Paradox
    Het paradoxale spreken van het gezin over het probleem ‘ik wil het niet maar ik doe het’
  • Tegenparadox
    Volgend op positieve connotering, probleemgedrag voorschrijven om groter onheil te voorkomen.
  • Circulaire vragen
    Gezinslid vragen de relatie te beoordelen tussen twee andere leden. Kan op verschillende manieren: specifiek gedrag, gedrag ipv intrinsieke persoonskenmerken, rangschikking gezinsleden, verschillen ifv een hypothetische gebeurtenis, verandering gedrag sinds specifieke gebeurtenis.
26
Q

Cybernetische stroming. Hoe ziet de werkwijze eruit?

A
  • Teams van 4: man en vrouw in co-therapie, anderen observeren achter scherm
  • Lange therapie
  • 5-delige sessies
  • Pre sessie bespreking
    Gezinsgegevens bespreken en hypotheses bespreken.
  • Sessie
    Co-therapie met gezin, hypothesen worden getoetst en verfijnd.
  • Intersessie bespreking
    Hele team overlegt wat eindboodschap is, gezin neemt pauze.
  • Eindboodschap
    Positieve connotering en paradoxale interventie of opdracht.
  • Nabespreking
    Hele team van vier evalueert de sessie.
27
Q

Cybernetische stroming. Wat zijn kenmerken van de therapeut?

A
  • Teamwerk is belangrijk. Discussies tussen hen geven rijkere hypothesen.
  • Neutraliteit. Niet in allianties treden met leden van het gezin, morele oordelen vermijden.
28
Q

Wat zijn belangrijke namen bij de narratieve stroming?

A
  • White
  • Epston
  • Foucault
29
Q

Narratieve stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Verhaal
    Mensen kennen enkel de wereld vanuit de geleefde ervaring. Verhaal is als context voor nieuwe ervaringen.
  • Probleem-gesatureerd verhaal
    Verhaal dat cliënt brengt in therapie. We willen loskomen van een probleem zijn en gaan naar een probleem hebben.
30
Q

Narratieve stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A
  • Re-storying
    Therapeut maakt het probleem los van het levensverhaal, cliënt wordt opnieuw auteur van zijn eigen leven = re-authoring
  • Externaliseren
    Problemen objectiveren en zo losmaken van het levensverhaal. Dit gebeurd in twee fasen:
    1. Invloed van het probleem in kaart brengen.
    2. Invloed van personen in kaart brengen. Invloed van cliënt en gezin op het probleem. Dit is moeilijk aangezien de cliënt denkt geen invloed hierop te hebben. Op zoek gaan naar unieke momenten waarop de cliënt de problemen overheerste.

Dat unieke resultaat wordt gekoppeld aan de identiteit = prefered identity
Een nieuw verhaal zorgt voor een nieuwe zelfdefiniëring = definitional ceremony
Belang van outsider witnesses.

31
Q

Narratieve stroming. Wat zijn kenmerken van de therapeut?

A
  • Cliënten helpen externaliseren
    Aanvaarden hoe de cliënt het probleem omschrijft, externaliseren volgt vanzelf op het in kaart brengen van de invloeden.
  • Waardigheid van mens staat centraal
    Co-authoring: samen met cliënt nieuw verhaal schrijven. Warm, respectvol.
  • Geloof in mogelijkheden van cliënt
32
Q

Wat zijn belangrijke namen bij de oplossingsgerichte stroming?

A

De Shazer

33
Q

Oplossingsgerichte stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Verandering staat centraal
    Problemen worden gezien als mislukte pogingen tot oplossing. Volgt op strategische stroming maar past beter binnen narratieve paradigma.
    Solution talk: aansluiten bij de oplossingen van de cliënt zelf.
    Het doel is het beëindigen van therapie.
  • Doelen stellen
    Specifiek en concreet.
    Aansluiten bij veranderingswensen van cliënt.
    Zoeken naar zaken die bijdragen tot oplossing ipv oorzaken van probleem.
34
Q

Oplossingsgerichte stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A

Goaling: stellen van doelen.

  • Lijn van verandering: waar zit je nu en hoe ben je daar geraakt? Hierin zitten de eigen oplossingen van de cliënt.
  • Schaalvragen
  • Miracle question: waaraan zou je merken dat het probleem weg is?
  • Uitzonderingen: aandacht voor het beschrijven van uitzonderingen wanneer het probleem er niet is. Was dit bewust of toevallig? Zoeken naar inzichten en competenties die bijdragen tot de oplossing.

Belangrijke regels

  • if it’s not broken, don’t fix it. Sommige moeilijkheden zijn geen problemen/
  • Once you know what works, do more of it.
  • If it doesn’t work, do something different.
35
Q

Wat is Kids’s skilss project?

A
  • Binnen oplossingsgerichte stroming
  • Denken in termen van vaardigheden die kinderen moeten aanleren ipv problemen die ze hebben.
  • Ouders en kinderen dit aanleren.
36
Q

Oplossingsgerichte stroming. Wat zijn kenmerken van de therapeut?

A
  • Actief betrokken.
    Cliënt belgeleiden met besef dat cliënt expert is in verandering in eigen leven.
  • Oplossingsgerichte kijk.
    Verandering is onvermijdelijk en komt vanuit mogelijkheden en inzichten van cliënt zelf. Concept ‘weerstand’ is zinloos want alles is een poging tot oplossing.
37
Q

Welke namen zijn belangrijk bij de postmoderne stroming?

A

Goolishan

38
Q

Postmoderne stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Taalsystemen
    Menselijke systemen zijn taal- en geen sociale systemen. Een verhaal is een actie gesitueerd in een context.
  • Betekenissystemen
    Behandelingen zijn als een betekenissysteem en geen sociaal systeem. Er is een conversatie rond een probleem waarbij er een betekenis wordt opgebouwd.
39
Q

Postmoderne stroming. Hoe ziet therapie er uit?

A
  • Verhaal van cliënt is een selectie
    Ruimte geven aan hetgeen nog niet gezegd is.
  • Geen diagnose
    Proces van probleemdefinitie ipv diagnose. Geen opsomming van de afwijking maar een fenomenologische beschrijving.
  • Startpunt is bezorgdheid van cliënten exploreren
  • Therapie als linguïstische activiteit
    Praten over problemen geeft er nieuwe betekenissen aan. Het gezin is als een betekenissysteem.
40
Q

Postmoderne stroming. Wat zijn de kenmerken van de therapeut?

A
  • Collaboratieve samenwerking
    Therapie is een dialoog waarin alle betrokkenen samenwerken.
  • Richtlijnen
    1. Enkel probleemparameters gebruiken die cliënten beschrijven.
    2. Tegelijkertijd meerdere tegenstrijdige ideeën onderhouden.
    3. Coöperatieve taal.
    4. Therapeut leert, begrijpt en converseert in taal van cliënten.
    5. Not-knowing. Luisteren zonder in te vullen, authentieke interesse en nieuwsgierigheid.
    6. Therapeut stelt vragen waarvan antwoorden nieuwe vragen vereisen.
  • Veel kritiek van gezinstherapie op not-knowing
    Therapeut heeft ook een eigen wereldbeeld. Maar not-knowing stimuleert de therapeut om zoveel mogelijk open te staan voor de uniciteit van de cliënt. Het maakt ruimte voor hetgeen nog niet gezegd is.
41
Q

Wat zijn belangrijke namen binnen de dialogische stroming?

A
  • Andersen

- Seikkula

42
Q

Dialogische stroming. Wat zijn de basisbegrippen?

A
  • Open dialoog benadering
    1. Tolerantie van onzekerheid. Elke stem krijgt ruimte. Containment: veilige therapeutische context waarin de beleving van cliënt opgevangen en beluisterd wordt.
    2. Dialogisme. Elk spreken is een respons op vorig spreken. Belang van de luisteraar.
    3. Polyfonie. Spreken van de therapeut is een poging om het beter te begrijpen.
  • Dialogische visie op communicatie
    Betekenis ontstaat uit dialoog. Communicatie is niet gericht op het ontvangen van info maar wel op praktische kennis, knowing how to go on. Dit staat tegenover het traditionele transmission model of communication.
  • Dialogische zelf
    Innerlijke dialoog van verschillende stemmen.
43
Q

Dialogische stroming. Hoe ziet de therapie er uit?

A
  • Uitbouwen en verderzetten van een zinvolle dialoog met de cliënt
    Geen informatieverwerking van de inhoud van het verhaal. Samen met het gezin een veilig context ontwikkelen.
  • Techniek: reflecterend team (Andersen)
    Team observeert cliënten en therapeut van achter scherm.
    Team reflecteert terwijl therapeut en cliënten observeren.
    Gesprek tussen therapeut en cliënten gaat verder met bemerkingen over de reflecties.
  • Techniek: open dialoog (Seikkula)
44
Q

Dialogische stroming. Wat zijn kenmerken van de therapeut?

A
  • Samenwerkingsrelatie is zeer belangrijk

- Reflectie staat centraal. Men luistert naar iemand, laten resoneren in innerlijke dialoog, iets van teruggeven.