3. Narratief paradigma Flashcards

1
Q

Welke filosofische benaderingen horen tot het narratief paradigma? + naam

A
  • sociaal constructionisme (Gergen)
  • postmodernisme (Lyotard)
  • narratieve psychologie (Bruner)
  • poststructuralisme (Foucault)
  • dialogisme (Bakhtin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke kritiek had men op het cybernetisch paradigma?

A
  • De metafoor van ‘gezinssysteem’. De systemische visie kan niet spreken over macht of ongelijkheid als alles circulair wordt voorgesteld. Hoe kan men omgaan met ethische kwesties als intenties er niet toe doen?
  • Cybernetisch denken kan grote menselijke kwesties niet aan.
  • Ze willen een nieuwe metafoor; taalmetaforen zoals verhaal en conversatie om gezinstherapie te conceptualiseren. Kennis wordt opgeslagen in verhalende vorm en sociaal geconstrueerd via taal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt het sociaal constructionisme in?

A
  • Het daagt het Verlichtingsdenken uit.
    Verlichtingsdenken: kennis is universeel en rationeel. Ware kennis is een exacte weerspiegeling van de realiteit en we kunnen voorspelling maken om de wereld te controleren. Dit draagt bij tot technologische vooruitgang.
  • Fundamentele vraag: kunnen we de wereld kennen zoals die is?
    Technologische vooruitgang toont enkel dat kennis bruikbaar is, niet correct.
    De waarheid hangt af van de gemeenschap waarbinnen die kennis functioneert. Hoe we naar de wereld kijken is afhankelijk van onze sociale relaties, tijd en ruimte waarin we ons bevinden en is verbonden met de praxis van kennis.
    Dit kan leiden tot tegenstrijdige aanspraken op de waarheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan je vertellen over de sociale constructie van psychische stoornissen?

A
  • Het Verlichtingsdenken keek hiernaar vanuit een medisch kader en er was een biologische oorzaak, diagnose en evidence based behandeling nodig.
  • Diagnostische classificatie is gebaseerd op een sociale constructie van onderhandelingen tussen verschillende mensen. De herwerkingen tonen aan dat het gaat om een veranderende tijdsgeest en niet technologische vooruitgang.
  • Het gaat hier over een broken dialogue.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is broken dialogue?

A

Dit geeft weer dat het psychisch lijden is losgekoppeld van de context.
Psychisch lijden is gereduceerd tot een individu dat betekenisloos lijdt.
Binnen het sociaal constructionisme willen ze de persoon en de context terug koppelen aan het lijden alsook aandacht geven aan hoe de maatschappij betekenis geeft aan dat individueel lijden = labelling theory.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is disease mongering?

A

Het idee stimuleren dat er bepaalde commerciële producten nodig zijn om bepaalde symptomen te behandelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociaal constructionisme en gezinstherapie.

A
  • De therapeut heeft geen geprivilegieerde positie
  • Zijn/haar kennis is anders maar niet beter
  • Theoretische kennis is wel nog belangrijk maar weerspiegelt geen echte werkelijkheid
  • Herstellen broken dialogue. Proberen vatten hoe het probleem betekenis krijgt binnen de bredere context.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt de postmoderne filosofie in?

A
  • Het zet zich af tegen het Modernisme dat een grote klap heeft gekregen na de oorlog.
    Mens staat centraal en is een rationeel wezen.
    De wereld is georganiseerd door onzichtbare wetten en structuren die door de wetenschap blootgelegd moeten worden.
  • Postmodernisme wordt gekenmerkt door meervoudigheid, diversiteit en het ondergraven van zekerheden.
  • Het zet zich af tegen alles verklarende theorieën van de werkelijkheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Lyotard’s filosofie?

A

Hij hield zich bezig met het legitimeren van kennis.

  • Modernisme: meta-verhalen (grands-recit) die realiteit proberen te vatten in algemene theorie
  • Postmodernisme: la performativité. Kennis is een verkoopbaar product en wordt dus gelegitimeerd door kosten-baten
  • Lyotard’s alternatief: paralogie. Kennis produceren buiten de vaste regels van taal van de wetenschap. Kennis is lokaal, voorlopig en functioneert binnen een specifieke context.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Postmodernisme en psychologie

A
  • Er is een verschuiving van een nadruk op ware kennis naar een nadruk op taal. Geen focus op de innerlijke beleving van mensen maar wel op hoe ze met elkaar praten en hun acties coördineren.
  • Er is een groeiende spanning tussen theorie en praktijk. De praktijk wordt geherwaardeerd.
    Assumpties praktijk:
  • Er is geen op kennis gebaseerde grondslag voor de waarheid van stellingen
  • Kennis bestaat uit fragmenten van begrip
  • Kennis is een constructie van interacties met de omgeving
  • Neopragmatisme: kennis is gebaseerd op de bruikbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is neopragmatisme?

A
  • Mensen baseren hun keuzes niet op een expliciete theorie maar wel op impliciete kennis en ervaringen
  • Ideeën van de therapeut moeten vooral bruikbaar zijn
  • De bruikbaarheid ervan wordt ontrafelt via trial en error waardoor algemeen bruikbare regels bekomen worden maar er is vooral aandacht voor de uniciteit van de cliënt.
  • De kennis van de academische psychologie is niet gelijk aan de kennis van de praktijk. Het zijn bruikbare regels waarbij elke situatie uniek is, principe van fragmentariteit. Ze worden gebruikt om praktische beslissingen te maken, geen voorspellingen.
  • Technical rationality: praktijk mensen vallen minder terug op systematische kennis die ze geleerd hebben op school.
  • Knowledge-in-action: er is een bepaalde kennis nodig om om te kunnen gaan met onzekerheden in de praktijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Postmodernisme en ethiek.

A
  • Anything goes: er is geen echte waarheid dus ook geen waarden
  • Er is net meer belang voor waarden binnen gezinstherapie aangezien alle keuzes obv waarden gemaakt moeten worden doordat er geen waarheid is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is deconstructie?

A
  • Derrida.
  • Het uit elkaar puzzelen van een tekst om de innerlijke contradicties en inconsistenties aan te tonen.
  • Twijfelend en bevragend te werk gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ethiek van de gastvrijheid?

A
  • Derrida
  • Zegt iets over de therapeutische relatie als ethische relatie
  • Gastvrijheid impliceert onvermijdelijk geweld
  • Een open en nederige houding van de therapeut deconstrueert geweld en macht in de relatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan je vertellen over narratief weten?

A

Er zijn twee manieren van cognitief functioneren:

  • narratief weten. Verhalen, geloofwaardig, contextgevoelig, felt experiences.
  • paradigmatisch / logisch- wetenschappelijk weten. Rationeel weten, objectief, contextloos, voorspellingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenmerken van verhalen.

A
  • Sequentialiteit. Opeenvolging gebeurtenissen
  • Selectiviteit. Vaak hetgeen verrast of afwijkt wordt verteld
  • Subjectiviteit. Landscape of action, landscape of consciousness.
  • Ambiguiteit over waarheid.
17
Q

Het zelf als verhaal.

A
  • Het ‘zelf’ is een verhaal dat we aan onszelf en anderen vertellen = zelfconstruerende verhalen
  • Integratie kan op twee manieren: synchroon of diachroon.
  • Verhalen veranderen. Er komen bij of gaan weg. Ze worden anders verteld naargelang omstandigheden. Ze worden bepaald door verteller, luisteraar en cultuur.
    Narratieve identiteit is voortdurend op zoek naar evenwicht tussen zelf en anderen.
18
Q

Wat houdt poststructuralisme in?

A
  • Dit gaat over de manier waarop onze identiteit mee bepaald wordt door de sociaal-culturele context zoals die vorm krijgt in schijnbaar onschuldige praktijken in het dagelijkse leven.
  • Wie kennis heeft over hoe we moeten zijn als mens, heeft macht over anderen.
  • We hebben de intentie om onszelf te beschrijven maar eigenlijk beoordelen we onszelf en anderen.
  • Op deze manier dragen we bij aan onderdrukkende machtspraktijken = normaliserende kennisvormen.
19
Q

Wat kan je vertellen over gewillige lichamen?

A
  • In de 18e eeuw was er een nieuwe manier nodig om de orde te handhaven: gereguleerde gevangenisstraffen
  • Mensen werden zorgvuldig en gecontroleerd omgevormd tot een passende vorm.
  • Dmv een surveiller en externe regulatie internaliseert de gevangene de normen en gaat zichzelf beginnen controleren.
20
Q

Wat met vrijwillig onderwerping en confessie?

A
  • Onze maatschappij is gericht op discipline via het internaliseren van normen.
  • Het individu wordt objectieve kennis opgelegd maar onderwerpt zich eigenlijk vrijwillig aan de normen.
  • Confessie in het katholicisme. Afwijken van de norm is boete doen, op deze manier werd de seksualiteit ook gereguleerd.
  • Binnen de psychotherapie is er eveneens confessie onder de vorm van authentieke zelfonthulling. Impliciete normen worden opgelegd door psychiatrie en psychologie.
21
Q

Poststructuralisme en gezinstherapie.

A
  • Psychotherapie is als een politieke partij dat ten dienste staat van de sociale controle en normalisering.
22
Q

Twee manieren op dialoog te definiëren.

A
  • Descriptief: als een kenmerk van taal zelf.
  • Prescriptief: als taal met een bijzondere kwaliteit. (>< monoloog)
    Bakthin zag het als we eerste vorm. Taal bestaat enkel in dialogische interacties.
23
Q

Uitingen zijn verbonden in een oneindige dialogische ketting. Leg uit.

A
  • Adressivity: elke uiting is gericht aan iemand
  • Answerability: elke uiting is een uitnodiging tot antwoorden
  • Dialogisch begrijpen: creatief begrijpen
  • Outsideness: buiten het spreken staan
24
Q

Dialogisch begrijpen. Leg uit.

A
  • Begrip is niet het vatten van de exacte betekenis zoals de spreker die bedoelt, aangezien de betekenis afhankelijk is van de context.
  • Drie soorten kennis: knowing that, knowing how en knowledge of the third kind. De eerste is representationele kennis die de wereld beschrijft, de tweede is technische kennis/vaardigheden en de derde is van relationele aard. Je voelt deze niet als individu maar doorheen de interactie.
  • Begrip is actief. Je creëert actief en responsief een nieuwe betekenis.
  • Begrip veronderstelt voldoende gelijkenis: chronotopic similarity wat de mogelijkheid creëert om de wereld door de ogen van de ander te zien
  • Begrip veronderstelt voldoende verschil: outsideness want anders is het puur dupliceren. Je moet de dialoog verrijken met iets nieuws.
25
Q

Het zelf als innerlijk gesprek.

A
  • Het zelf is als een innerlijke dialoog tussen verschillende stemmen
  • Als de persoon spreekt zijn dit externe dialogische uitingen van de complexiteit van het innerlijke gesprek. Het is niet zomaar een reflectie maar afhankelijk van de context.
26
Q

Dialogisme in gezinstherapie.

A
  • Open dialoog (Seikkula)
  • Bakthin zorgde voor de conceptualisering van gezinstherapie als een dialogisch gebeuren
  • De positie van de therapeut is responsief zodat er iets nieuws ontstaat
  • Bakthins ideeën zijn inspirerend geweest voor het innerlijke gesprek van de therapeut
  • Feedback gericht werken