vocabularium latijn P30 Flashcards
1
Q
mensa
A
mensae v de tafel
2
Q
navis
A
navis v het schip
3
Q
cupidus
A
cupida cupidum vol verlangen naar
4
Q
mirus
A
mira mirum wonderlijk
5
Q
nullus
A
nula nulum geen
6
Q
pauci
A
paucae pauca weinig enkele
7
Q
agere
A
ago voortdrijven doen
8
Q
bibere
A
bibo drinken
9
Q
cognoscere
A
cognosco leren kennen vernemen
10
Q
desinere
A
desino ophouden
11
Q
dicere
A
dico zeggen spreken noemen
12
Q
emere
A
emo kopen
13
Q
intellegere
A
intellego begrijpen
14
Q
legere
A
lego lezen kiezen verzamelen
15
Q
ostendere
A
ostendo tonen