p46 Flashcards
1
Q
ventus
A
venti m de wind
2
Q
exemplum
A
exempli o het voorbeeld
3
Q
tempestas
A
tempestatis v de tijd, de storm
4
Q
litus
A
litoris o de kust
5
Q
cogere
A
cogo bijeenbrengen, dwingen
6
Q
frangere
A
frango breken
7
Q
reddere
A
reddo teruggeven maken (tot)
8
Q
excipere
A
excipio uitnemen, opvangen
9
Q
nec of neque
A
voegwoord en niet; ook niet
10
Q
nec…nec of
neque…neque
A
voegwoord noch…noch