vocabularium latijn p.20 Flashcards
Pagina 20
1
Q
arma
A
armorum o mv de wapens
2
Q
castra
A
castrorum o mv het kamp
3
Q
parentes
A
parentum m mv de ouders
4
Q
fieri
A
fio worden gebeuren gemaakt worden
5
Q
ire
A
eo gaan
6
Q
abire
A
abeo weggaan
7
Q
adire
A
adeo gaan naar bezoeken
8
Q
exire
A
exeo buitengaan eindigen
9
Q
inire
A
ineo binnen gaan beginnen
10
Q
praeterire
A
praetereo voorbij gaan
11
Q
redire
A
redeo terug keren
12
Q
transire
A
transeo oversteken
13
Q
silva
A
silvae v het bos
14
Q
vita
A
vitae v het leven
15
Q
leo
A
leonis m de leeuw