Voc Ateliers 6.2 Flashcards
1
Q
de landbouw
A
l’agriculture
2
Q
een achterste gedeelte
A
un arrière
3
Q
een verbruiker
A
un consommateur
4
Q
het verbruik
A
la consommation
5
Q
een kant, zijde
A
un côté
6
Q
een uitdaging
A
un défi
7
Q
een gas met broeikaseffect
A
un gaz à effet de serre
8
Q
het koolzuurgas
A
le gaz carbonique
9
Q
het poolijs
A
les glaces polaires
10
Q
een gletsjer
A
un glacier
11
Q
een woonvorm
A
un habitat
12
Q
een schiereiland
A
une péninsule
13
Q
vrij, onbedekt
A
dégagé(e)
14
Q
wegwerp-
A
jetable
15
Q
zeldzaam
A
rare
16
Q
handelen
A
agir
17
Q
verschijnen
A
apparaître
18
Q
vernietigen
A
détruire
19
Q
besparen
A
économiser
20
Q
stijgen
A
s’élever
21
Q
opsluiten, gevangen zetten
A
emprisonner
22
Q
smelten
A
fondre
23
Q
verspillen
A
gaspiller
24
Q
aansporen om
A
inciter à
25
(zich) opwarmen
(se) réchauffer
26
vertragen
retarder
27
meer
davantage
28
afzonderlijk, gescheiden
séparément
29
in sluimerstand, stand-by
en position veille
30
terrein verliezend
en recul
31
een alarm
une alerte
32
een airconditioning
une climatisation
33
een haarsnit
une coupe
34
een industrie
une industrie
35
een batterij
une pile
36
een productie
une production
37
een reflex
un réflexe
38
een score
un score
39
het toilet, zich wassen
la toilette
40
antarctisch, van de zuidpool
antarctique
41
in de mode
à la mode