Voc Ateliers 5.3 Flashcards
1
Q
een vriendschap
A
une amitié
2
Q
een engel, een zoetje
A
un ange
3
Q
een huwelijksverjaardag
A
un anniversaire de marriage
4
Q
een trut
A
une conne
5
Q
een vuistslag
A
un coup de poing
6
Q
een verloofde
A
un fiancé
7
Q
een inzet, weddenschap
A
un gage
8
Q
een kind
A
un(e) gosse
9
Q
een bek, smoel
A
une gueule
10
Q
een uitnodiging
A
une invitation
11
Q
de vreugde
A
la joie
12
Q
een ziekte
A
un malade
13
Q
een draaimolen
A
un manège
14
Q
een opmerking
A
une remarque
15
Q
een schat
A
un trésor
16
Q
een kerel, een gast
A
un type
17
Q
de spoedgevallendienst
A
les urgences
18
Q
verliefd
A
amoureux, amoureuse
19
Q
volledig
A
entier, entière
20
Q
verwonderd
A
étonné, étonnée
21
Q
eerlijk
A
honnête
22
Q
ondenkbaar
A
impensable
23
Q
lollig, leuk
A
rigolo
24
Q
oprecht
A
sincère
25
doorweekt
trempé, trempée
26
trotseren
affronter
27
verwarren
confondre
28
bepalen
définir
29
starten
démarrer
30
versieren
draguer
31
ervandoor gaan, maken dat je wegkomt
filer
32
trouwen
se marier
33
iemand vergeven
pardonner à quelqu'un
34
terugwinnen
regagner
35
iemand bezoeken
rendre visite à quelqu'un
36
terugnemen
reprendre
37
slaan
taper
38
doden
tuer
39
ronduit, beslist
carrément
40
ondertussen
entre-temps
41
overal
partout
42
zo + adj.
tellement + adj.
43
het recht hebben om te + inf.
avoir le droit de + inf.
44
er genoeg van hebben
en avoir marre
45
woedend zijn
être en colère
46
quitte zijn, elkaar niets meer schuldig zijn
être quittes
47
ten slotte, uiteindelijk + inf.
finir par
48
het kan me niks schelen
je m'en fous
49
het spijt me
je suis désolé(e)
50
de hoop verliezen
perdre espoir
51
een auto-ongeluk
un accident de voiture
52
een zaak
une affaire
53
een scheidsrechter
un arbitre
54
de kanker
le cancer
55
een ceremonie
une cérémonie
56
de champagne
le champagne
57
een diploma
un diplôme
58
een sociaal milieu
un milieu social
59
een paraplu
un parapluie
60
een rest
un reste
61
chronologisch
chronologique
62
intens
intense
63
veranderen in
se transformer en