Voc Atelier 3.3 Flashcards
1
Q
heimwee hebben
A
avoir le cafard
2
Q
een oorzaak
A
une cause
3
Q
de hemel
A
le ciel
4
Q
een voorwaarde
A
une condition
5
Q
een beslissing
A
une décision
6
Q
een lagere school
A
une école primaire
7
Q
een gewoonte
A
une habitude
8
Q
een belang, gewichtigheid
A
une importance
9
Q
het onbekende
A
l’inconnu
10
Q
een invloed
A
une influence
11
Q
een onderwijzer, meester
A
un maître
12
Q
een vak
A
une matière
13
Q
een doelstelling
A
un objectif
14
Q
een bezwaar
A
une objection
15
Q
een onderwijssysteem
A
un système d’enseignement
16
Q
een getuigenis
A
un témoignage
17
Q
onafhankelijk, zelfstandig
A
indépendant
18
Q
onvergetelijk
A
inoubliable
19
Q
nutteloos
A
inutile
20
Q
ver verwijderd, veraf
A
lointain
21
Q
lollig, leuk
A
marrant
22
Q
vorig, voorafgaand
A
précédent
23
Q
wandelen, kuieren
A
se balader
24
Q
vormen
A
constituer
25
mislukken
échouer
26
wennen, gewoon worden aan
s'habituer à
27
zweren
jurer
28
een examen afleggen
passer un examen
29
inhalen
rattraper
30
een cursus volgen
suivre un cours
31
beetje bij beetje
peu à peu
32
voor altijd, voor eeuwig
à tout jamais
33
tot mijn grote verrassing
à ma grande surprise
34
vertrouwen hebben in
avoir confiance en
35
de tijd hebben om
avoir le temps de
36
hebben jullie zin om
ça vous dit de
37
van mening veranderen
changer d'avis
38
een kandidatuur
une candidature
39
de chemie
la chimie
40
een college (België), een middenschool (Frankrijk)
un collège
41
een secundaire school
une école secondaire
42
de economie
l'économie
43
de wiskunde
les mathématiques
44
de fysica
la physique
45
een plezier, vreugde
un plaisir
46
stralend, schitterend, prachtig
splendide
47
bijkomend
supplémentaire
48
geconfronteerd worden met
être confronté à