VO.4 - Genetische counseling van erfelijke kanker Flashcards

1
Q

Kan iedereen zo maar naar de klinisch geneticus?

A

Nee, verwijzing van huisarts of medische specialist nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn redenen voor een verwijzing naar de klinisch geneticus?

A
  • arts vermoedt erfelijke aanleg voor kanker (1/3 vd gesprekken)
  • patient heeft zelf vermoeden en vragen om verwijzing
  • patienten die door een familiebrief vernemen dat er een erfelijke aanleg voor kanker in de familie speelt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe helpt een klinisch geneticus bij het maken van beslissingen?

A

Decision counseling: als er twijfel is om wel of geen genetisch onderzoek te doen

Non-directive aard van het gesprek: geeft de adviesvrager de ruimte om zelf tot de beste beslissing te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is kenmerkend voor de klinisch geneticus?

A

Als hij een advies vraag krijgt, hij bij het beantwoorden hiervan aandacht besteedt aan de manier waarop de advies vraag tot stand is gekomen
- waarom komt de patient nu?
- wat zou evt dragerschap betekenen?
- welke consequenties verbindt de patient aan de uitslag?
- inschatting van de draagkracht van de advies vrager voor wanneer de uitslag slecht

  • Hij begint zijn consult open en laat de adviesvrager de agenda bepalen
  • informeren aangaande preventieve maatregelen wanneer deze bewezen gezondheidswinst opleveren, maar hij mag zijn persoonlijke visie niet uiten
  • Aandacht voor psychologische consequenties
  • Aandacht voor maatschappelijke consequenties
    van de uitslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ervan uitgaande dat er een bekende diagnose is bij de adviesvrager of diens familie. Waaruit bestaat het eerste counseling gesprek over het algemeen?

A
  • inventariseren van de hulpvraag
  • het opmaken van de stamboom
  • informatie geven over het ziektebeeld en overervingspatroon
  • inventariseren wat het ziektebeeld voor de adviesvrager en famille gaat betekenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt het risico vaak uitgedrukt door de klinisch geneticus?

A

Vaak via lifttime risico
En risico op korte termijn

De manier waarop de patient het risico interpreteert is van groot belang vanwege de sterk voorspellende kracht van risicoperceptie als het gaat om keuzes ten aanzien van de medische voorzorgsmaatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor risico heeft een BRCA1/2 draagster?

A

Tussen 25 en 75 jaar een risico van 60-80% op het krijgen van borstkanker
En op contralaterale borstkanker na eerdere borstkanker is 20-60%

Elk jaar tussen de 1-2% kans op borstkanker bij BRCA1

BRCA2 heeft 10-20% kans op ovariumkanker
BRCA1 heeft 35-45% kans op ovariumkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het risico op borstkanker en overariumkanker bij vrouwen in de algemene bevolking?

A

Borst: 12,5%
Ovarium: 1,5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Als een kind 1 ouder heeft met een mutatie in 1 van de BRCA genen. Hoe groot is dan de kans dat het kind de aanleg overerfd? Wat voor overerving is het?

A

50% kans
Autosomaal dominant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

BIj hoeveel mensen die metste vermoeden op een erfelijke vorm van borst of eierstokkanker worden doorverwezen is er daadwerkelijk sprake van een mutatie?

A

Bij slechts 15-25% wordt een mutatie in 1 van deze genen gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat kan je zeggen over de 1100delC mutatie? Wanneer wordt hierbij geen onderzoek gedaan?

A

Lifetime risico op borstkanker van 35-55%
Geen verhoogd risico op eierstokkanker

Geen onderzoek als alleen eierstokkanker in de familie voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is screening op ovariumcarcinoom bij vrouwen met een erfelijke aanleg of familiaire belasting hiervoor effectief?

A
  • Bij BRCA-gen mutatie of HBOC: voorlichting over gebrek aan effectiviteit waardoor geen jaarlijkse ovariele screening wordt aangeboden

HBOC familie = heriditary breast and ovarium cancer syndrome

Lynch syndroom:
advies om tijdens jaarlijks endometrium screening ook ovariele screening te verrichten in de vorm van transvaginale echografie en evt CA-125 bepaling
Ook al is het niet duidelijk of het effectief is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de enige effectieve optie om sterfte aan het ovarium carcinoom te verminderen?

A

RRSO = risk reducing salphingo oophorectomy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het advies ten aanzien van ovariumkanker voor vrouwen met een BRCA1/2 mutatie?

A

BRCA1: RRSO rond 35-40 jaar
BRCA2: RRSO rond 40-45 jaar
NA het krijgen van kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke manier worden vrouwen met BRCA-mutatie gescreend op borstkanker?

A

BRCA1
25-40 jaar: jaarlijks MRI
40-60 jaar: jaarlijks MRI + eens per twee jaar mammografie
60-75 jaar: jaarlijks mammografie
> 75 jaar: geen screening

BRCA2
25-30 jaar: Jaarlijks MRI
30-60 jaar: jaarlijks MRI + jaarlijks mammografie
60-75 jaar: jaarlijks mammografie
> 75 jaar: geen screening

Vanaf 35 jaar tevens endometrium screening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke manier worden vrouwen die CHECK2 mutatie dragen of familiair voorkomen van borstkanker?

A

35-60 jaar: jaarlijks mammografie
60-75 jaar: eens per twee jaar mammografie (via BOB)
> 75 jaar: geen screening

17
Q

Hoeveel mensen van CRC heeft en erfelijke oorzaak?

A

5-10%
Lynch is hierbij de meest voorkomende

18
Q

Waarmee is een verhoogd risico op CRC bij vrouwen met lynch geassocieerd?

A

Met een verhoogd risico op baarmoederhalskanker van 15-55%

19
Q

Waaruit ontstaat CRC bij lynch?

A

uit een poliep

20
Q

In welke genen zit een fout bij lynch?

A

Mismatch repair genen
MSH6, MSH2, MLH1. PSM 2

21
Q

Wat is het risico op CRC bij lynch? en op baarmoederhalskanker? Wanneer is dit laatste specifiek wat hoger?

A

60-70% om ooit CRC te krijgen
Cervix: 30-40% en is wat hoger bij mutatie in MSH6-gen

22
Q

Wat komt er nog meer voor bij lynch?

A
  • dunne darm kanker
  • maagkanker
  • kanker van urinewegen
  • eierstokkanker
  • baarmoederhalskanker
23
Q

Hoeveel % kans hebben kinderen om de aanleg te erven als ze een ouder hebben met een mutatie in 1 van de 4 genen?

A

50% kans via autosomaal dominante overerving

24
Q

Bij hoeveel mensen waarbij onderzoek wordt gedaan naar lynch obv een vermoeden wordt daadwerkelijk een mutatie gevonden?

A

ca 50%

25
Q

Wat voor mutaties komen niet vaak voor bij borstkanker?

A

Spontane mutaties

26
Q

Wanneer een vrouw bij de klinisch geneticus komt waarbij haar zus op 35 jarige leeftijd borstkanker heeft gekregen, bij wie wordt er dan genetisch onderzoek verricht? Stel er wordt een afwijking bij de zus gevonden, hoeveel kans heeft de adviesdraagster om deze variant te hebben?

A

Bij de zus (en niet bij de adviesvrager dus) als zij de enige is in de stamboom met de borstkanker

50% kans

27
Q

Waarop hebben kinderen recht als bij een van de ouders lynch is geconstateerd?

A

Op jaarlijkse controle via een scopie en bij vrouwen vanaf 35 jaar gynaecologische controle

28
Q

Wat is de mortaliteitsreductie bij lynch door het uitvoeren van controle scopieen?

A

65% omdat poliepen verwijderd worden

29
Q

Wanneer testen we wel of niet op jonge leeftijd bij mensen?

A

Late onset: niet op jonge leeftijd testen
Early onset: wel op op jongere leeftijd testen

30
Q

Wat is de controle van iemand met lynch?

A

MLH1, MSH2 en MSH6: vanaf 25 jaar 1x per 2 jaar een coloscopie om zo vroeg mogelijk stadium te vangen zodat nog goed te behandelen is

PMS2: vanaf 35 jaar 1x per 2 jaar colonoscopie

Endometrium: 40-60 jaar 1x per jaar gynaecologisch onderzoek via transvaginale echo en evt microcurretage

Maag: eenmalig testen op helicobacter pylori infectie

Overige tumoren: geen surveillance aanbevolen

31
Q

Wat is de kans op darmkanker bij lynch?

A

60-70%

32
Q

Wat is vaak te zien bij mutatiedragers met betrekking tot het risico?

A

Vaak een over of onderschatting hiervan
door:

  • neiging om het objectieve risico te dichotomiseren (alles of niets waarbij of wel of geen kanker om het risico te visualiseren)
  • Defensief pessimisme: mensen gaan ervanuit dat het meest ongunstige al optreden. Voor mensen een manier om om te gaan met onzekerheid en zich voor te bereiden op het ergste
33
Q

Waarom is het van groot belang hoe mensen hun genetisch risico interpreteren?

A

Vanwege de sterk voorspellende kracht van risico perceptie als het gaat om keuzes ten aanzien van medische voorzorgsmaatregelen

34
Q

Waarmee is een overtrokken risicoperceptie geassocieerd?

A

Een overschatting:
- het kiezen van drastische maatregelen (preventieve verwijdering van borsten en eierstokken);
- een hoge mate van psychologische distress;
- een lage kwaliteit van leven.

35
Q

Wat is het risico van mannelijke BRCA mutatie dragers op het krijgen van borstkanker?

En op prostaatkanker? En in de normale bevolking?

A

BRCA1: 1%
BRCA2: 7%

Prostaatkanker:
BRCA2: 25% (2,5 x groter)
Normaal: 10% (lifetime)

36
Q

Wanneer doen we een Bilaterale profylactische mastectomie? Wat gebeurt hierna?

A

Overwegen bij mutatiedraagsters

restrisico op mammacarcinoom is < 5%
Hierna geen indicatie meer voor surveillance

37
Q

Waarop worden mannen met een BRCA2 mutatie gescreend?

A

Voor prostaatkanker
Tussen 45-70 jaar wordt een keer per 2 jaar een PSA waarde bepaald door de huisarts
Als verhoogt dan doorverwijzing naar uroloog

38
Q

Hoeveel mensen in de gewone bevolking krijgt darmkanker?

A

Vrouwen: 1 op de 20
Mannen: 1 op de 16

39
Q

Welke preventieve behandeling kan overwogen worden bij lynch?

A

Preventieve verwijdering van baarmoeder > 40 jaar

Preventieve verwijdering colon in uitzonderlijke gevallen