visus en refractie Flashcards
Lagen die gepasseerd worden als lichtstraal van buiten naar binnen gaan tot aan hersenschors
- Traanfilm
- Cornea; bestaat uit epitheel, membraan van Bowman, stroma, membraan van Descemet en endotheel
- Voorste oogkamer
- Pupil (gat in iris)
- Lens
- Glasvochtruimte (camera vitrae) gevuld met glasvocht (corpus vitreum); houdt oog in stand en zorgt voor voedingsstoffen
- Retina: bestaat uit pigmentlaag en neurale laag. Licht passeert eerst gangliaire cellen, dan bipolaire cellen en dan fotoreceptoren
- Nervus opticus
Lichtinval in retina
In retina vindt weerkaatsing van licht plaats via pigment epitheel naar fotoreceptoren. Kegeltjes zitten er voor kleur en scherpte, staafjes voor licht/donker verschil. Meeste kegeltjes in macula hoe verder af van macula, hoe meer staafjes.
Waaraan geven staafjes en kegeltjes signalen aan af?
Aan bipolaire cellen, die geven signalen door naar ganglioncellen. Signaal komt dan bij n. opticus en loopt dan door naar chiasma opticum.
Wat gebeurt er in het chiasma opticum
Lens spiegeld beeld van oog, wordt goed gezet in cortex. Spiegeling zorgt dat temporale gezichtsveld op netvlies aan nasale kant zit, in chiasma opticum kruising van temporale gezichtsveld. Nasaal niet gekruist. Dan signalen via tractus opticus en is in corpus geniculatum overschakeling naar radiatio optica, die geleid signaal door naar occipitale cortex.
Visus
V=d/D. d= de afstand waarop een oog een bepaalde regel optotypen kan herkennen (afstand van patiënt tot letterkaart in meters) en D = afstand die voor die regel optotypen als norm geldt.
V.O.D. =d/D geldt voor oculus dexter en V.O.S. voor sinister
Refractie
Lichtbrekende eigenschap van het oog. Wordt geleverd door de cornea en natuurlijke ooglens. Cornea heeft hierin grootste aandeel (42 dioptrie en lens 20). Dioptrie is de eenheid van refractie.
D = 1/f (f=brandpuntsafstand in meters)
Myopie
Bijziendheid, dus dichtbij wel goed zien maar veraf niet goed. Brandpunt valt voor de retina bij evenwijdige lichtstralen. Op korte afstand komen lichtstralen dan wel divergent binnen, lens moet dan minder accommoderen. Kan komen doordat de oogbol te lang is of cornea breekt te sterk. Correctie met negatief brilglas.
Hypermetropie
Verziendheid, dichtbij niet goed zien en veraf wel. Brandpunt valt achter de retina, oogbol is te kort. Lens moet altijd accommoderen om scherp te zien. Correctie met positief brilglas.
Astigmatisme
Bij normaal oog heeft centrale deel van het hoornvlies in elke richting dezelfde kromming (sferisch). Als afwijking in optisch mechanisme van het oog (als bijv. hoornvlies vorm niet perfect is), verschilt het beeld in bepaalde asrichting van de andere. Heet cilinderafwijking
Accomodatievermogen van het oog
Boller worden van lens zodat breking verandert en dan objecten van verschillende afstanden scherp zien. Bij accommodatie spant m. ciliaris aan en komen zonula vezels losser te zitten zodat lens boller wordt. Spier ontspant als je niet accomodeert.
Presbyopie
Afname accommodatievermogen met leeftijd. Ontstaat door lensverandering door ouderdom. Sclerose treedt op, lens wordt harder.
Slechtziendheid
De visus van het beste oog (met optimale brilcorrectie) lager dan 0,3 of gezichtsveld is kleiner dan 30 graden. Bij blindheid is best gecorrigeerde visus met beste oog minder dan 0,05 of gezichtsveld kleiner dan 10 graden. Om te mogen rijden moet gezichtsscherpte van beste oog minimaal 0.8 zijn en slechtste oog gezichtsscherpte van minimaal 0,1
Strabismus
Scheelzien. Probleem met oog uitlijning (kijken dan niet tegelijk naar zelfde plaats). Bij trofie is scheel staan van ogen altijd aanwezig (mechanisch scheelzien).
Bij esotropia staan ogen naar binnen, bij exotropia naar buiten. Vaak functioneert het scheelstaande oog wel, maar is andere oog dominant. Als bij afdekproef dominante oog wordt afgedekt kan schele oog wel fixeren.
Bij forie is scheelzien soms aanwezig bijv. bij moeheid.
Pseudostrabisme: oog lijkt scheel te staan maar is niet zo (kan komen door verbrede neusbrug)
Ambylopie
Lui oog, probleem met geichtsscherpte of gezichtsvermogen door achterblijvende ontwikkeling van oog. Indeling maken op basis van oorzaak: strabismus, deprivatie (zit iets voor oog zoals bij cataract of ptosis), refractie afwijkingen of combi van deze factoren
Snel handelen anders is het blijvend. Occlusie therapie-> goede oog afplakken met sticker, bril als refractie afwijkingen
6 oogspieren en functies
- M. rectus superior: (n. III) elevatie, intorsie en adductie
- M. rectus inferior: (n. III) depressie, adductie en extorsie
- M. rectus medialis: (n. III) adductie
- M. rectus lateralis: (n. VI) abductie
- M. obliquus superior: (n. IV) intorsie, depressie en abductie
- M. obliquus inferior: (n. III) extorsie, elevatie en abductie