Videos betrouwbaarheid van (getuigen)verklaringen Flashcards

1
Q

Wat is de fundamentele attributiefout?

A

De fundamentele attributiefout is de neiging om gedragingen van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid of karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is het niet vreemd om een verhaal (niet) te geloven vanwege de algemene (on)betrouwbaarheid van de afzender?

A

Misschien wel, maar dat is wat psychologen (en mensen in het algemeen) voortdurende doen: forensische psychologie –> psychopatisch gedrag –> leugenachtigheid. Ontoerekeningsvatbaarheid valt hier ook onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is compliance?

A

Meegaan met het antwoord of de gedachtengang van een ander, zelfs als je weet dat dat niet klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan van invloed zijn op het alternatieve scenario: liegen?

A

De inhoud van het verhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan van invloed zijn op het alternatieve scenario: vergissen?

A

De ontstaansgeschiedenis: wat heeft de verdachte/getuige allemaal meegemaakt voordat hij de betreffende verklaring bij de politie aflegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een vergissing kan op meerdere momenten ontstaan. Welke processen moet je goed doorlopen wil je zo min mogelijk kans hebben op vergissing?

A

Je moet goed waarnemen.
Je moet dat een tijdje onthouden
En je moet het accuraat kunnen reproduceren.
Bij al deze processen kunnen fouten optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De Yerkes-Dudsoncurve geeft het verband aan tussen emotionele betrokkenheid bij waarnemen (aandacht) en de kwaliteit van de waarneming. Als je geen aandacht hebt, dan is de kwaliteit laag. Als je heel emotioneel betrokken bent en dus heel veel aandacht hebt, wat gebeurt er dan?

A

Dan kan er sprake zijn attentional narrowing. Attentional narrowing houdt in dat je te gefocust bent op een bepaald aspect van de gebeurtenis en dan alle andere aspecten heel oppervlakkig waarneemt. Een goed voorbeeld hiervan is het weapon focus effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelfs als een waarneming in je geheugen zit, als je het hebt onthouden, kan het nog aan verandering onderhevig zijn. Geef hier een voorbeeld van.

A

Plaatjes waarbij tekst onder staat. Bij de ene stond een andere beschrijving dan bij de andere groep. Na een week moesten ze de plaatjes tekenen onafhankelijk van de tekst, maar de tekst had het beeld dat ze hadden onthouden veranderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ook bij reproductie kunnen er vergissingen gemaakt worden. Dit kan o.a. komen doordat de verhoorder suggestieve vragen stelt. Welk onderzoek past hierbij?

A

Het filmpje met twee auto’s die tegen elkaar aanreden. Er zijn 5 situaties, elke waarbij het woord dat gebruikt wordt voor de botsing anders is, zoals contact hadden, aangeraakt, gestoten, gebotst en vernield. Ze moesten gokken hoe snel de auto’s reden toen ze op elkaar knalden. Dit gaf per woord verschillende snelheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kan er aan de hand van non-verbale indicatoren worden afgeleid of iemand liegt?

A

Nee, in het algemeen kan er niet aan non-verbale indicatoren gezien worden of iemand liegt, ondanks dat mensen dat wel vaak geloven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom zijn we niet goed in het herkennen van leugens?

A

We weten niet op welke kenmerken we kunnen letten om leugens te herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

We letten op 158 potentiële cues van leugens. Hoeveel procent hiervan is effectief?

A

16%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke cues kan je letten om leugens te herkennen? De indicaties van bedrog volgens DePaulo

A
  • Hoeveelheid tijd praten
  • Details
  • Drukt met de lippen
  • Geloofwaardigheid
  • Logische structuur
  • Discrepant, ambivalent
  • Verbale en vocale betrokkenheid
  • Handgebaren
  • Verbale onmiddellijkheid
  • Verbale en vocale onmiddellijkheid
  • Verbale en vocale onzekerheid
  • Kin omhoog
  • Woord en zin herhalingen
  • Coöperatief
  • Negatieve statements en klachten
  • Gezichtsplezier
  • Nerveus, gespannen
  • Frequentie, hoogte van de stem
  • Vocale spanning
  • Pupilverwijding
  • Friemelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe word je beter in het herkennen van bedrog?

A

Let op de goede en vermijd vooral de niet-diagnostische kenmerken van bedrog.
Een indirecte methode is dit: Kijk niet naar: liegt deze persoon? Kijk wel naar: geeft deze persoon opvallend weinig details?
Baseline methode: zorg dat je kunt vergelijken met hoe de persoon zich gedraagt als hij de waarheid spreekt.
Laat iemand zo veel mogelijk praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kijkt de leugendetector naar?

A
  • Huidgeleiding
  • Ademhaling
  • Hartslag
  • Bloeddruk
  • Pupilgrootte
  • Hersenpotentiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het verhoorprotocol de controlevragen techniek in (CVT/CQT) ?

A

Hierbij wil je een bepaald antwoord op een bepaalde vraag, bv. heb jij deze overval gepleegd? Hier gaat iemand natuurlijk nee op zeggen en daar kan iemand non-verbaal op reageren. Door gebruik te maken van controlevragen, die niet specifiek zijn voor dit feit, maar wel crimineel waren ooit, kan je zien hoe iemand op zo’n vraag reageert. Een voorbeeld hiervan is: heb je voor je 18e wel eens iets gestolen? Schuldige verdachten zullen heftiger reageren op de echte vragen en onschuldige verdachten zullen heftiger reageren op de controlevragen.

17
Q

Wat houdt de schuldige kennistest (SKT/GKT) of concealed information test (CIT) in?

A

Hierbij wordt er ook een vraag gesteld aan de verdachte, bv. de overvaller had een bivakmuts op; welke kleur had die muts? De ondervrager leest dan de mogelijke antwoorden op en het idee is dat de verdachte reageert op de zwarte kleur. Je hoeft niet eens antwoord te geven, de verhoorder kijkt gewoon naar hoe jij reageert op deze opties. Stel je hebt 6 vragen met 6 opties, dan wordt de kans steeds met 1/6 verkleind wanneer je een fysiologische reactie geeft op het goede moment als je onschuldig bent. Dit is een goede manier om verdachten uit te sluiten.

18
Q

Verbale indicatoren van leugens kunnen getest worden met de CBCA Criteria (Criteria-Based-Content Analysis). Wat zijn de criteria van CBCA?

A

Generale karakteristieken:
- Logische consistentie
- Ongestructureerde productie
- Hoeveelheid details

Specifieke inhoud:
- Contextuele inbedding
- Beschrijvingen van interacties
- Reproductie van gesprekken
- Onverwachte complicaties tijdens het incident

Inhoudseigenaardigheden:
- Ongewone details
- Overbodige details
- Accuraat gerapporteerde details verkeerd begrepen
- Gerelateerde externe associaties
- Verhalen over de subjectieve mentale toestand
- Toeschrijving van de mentale gesteldheid van de dader

Motivatie-gerelateerde inhoud:
- Spontane correcties
- Toegeven dat je iets bent vergeten
- Twijfels oproepen of diens eigen verklaring
- Zelfspot
- Het vergeven van de dader

Overtredingsspecifiek element:
- Bijzonderheden die kenmerkend zijn voor het misdrijf

19
Q

Een alternatief van CBCA is Reality Monitoring (RM). Ze hebben beide een accuratesse van 70%. 50% is gokkans, dus het is schappelijk, maar niet fantastisch. RM wordt niet alleen gebruikt voor verklaringen van kinderen of misbruikzaken, zoals CBCA dat wel heeft, maar ook voor andere zaken. In welke groepen kunnen de RM indicatoren worden geschaald?

A
  • Duidelijkheid
  • Zintuigelijke ervaring
  • Ruimtelijke informatie
  • Tijd informatie
  • Emoties en gevoelens
  • De mate waarin het verhaal gereconstrueerd kan worden
  • Realisme
  • Cognitieve operaties
20
Q

Wat houdt de verifiability approach in?

A

Dit gaat over verifieerbare details. Er wordt vanuit gegaan dat iedereen details kan bedenken, maar waarheidsprekers kunnen verifieerbare details vertellen (zoals dat iets door een getuige is gezien), waar leugenaars dat niet kunnen.

21
Q

Naar welke punten wordt gekeken om een scenario te toetsen?

A
  • Consistent (inhoud)
  • Emotioneel (non-verbaal of inhoud)
  • Gedetailleerd (inhoud)
  • Genuanceerd (inhoud)
22
Q

Welke aanvliegroutes zijn er om na te denken over de betrouwbaarheid van een verklaring?

A
  • Inhoud
  • Non-verbaal
  • Persoonlijkheid
  • Ontstaansgeschiedenis
23
Q

Waarom wordt er bij het alternatieve scenario onderscheid gemaakt tussen liegen en vergissen?

A

Bij liegen maak je een doelbewuste keuze en bij vergissen niet. Dit maakt dat je de verschillende aanvliegroutes wel of niet kunt gebruiken bij liegen en vergissen

24
Q

Welke aanvliegroutes kan je wel en niet gebruiken om liegen te testen?

A
  • Inhoud: Ja
  • Non-verbaal: Nee
  • Persoonlijkheid: Een beetje
  • Ontstaansgeschiedenis: Iets minder dan een beetje
25
Q

Wat betekent betrouwbaarheid?

A

Een bewijsmiddel is betrouwbaar als het goed past in het primaire scenario en als het slecht past in het alternatieve scenario

25
Q

Welke aanvliegroutes kan je gebruiken om vergissen te testen?

A
  • Inhoud: Nee
  • Non-verbaal: Nee
  • Persoonlijkheid: Ja iets meer dan een beetje
  • Ontstaansgeschiedenis: Ja
26
Q

Wat zijn de redenen om de voorgaande definitie van betrouwbaarheid te hanteren bij de vraag of een verklaring betrouwbaar is?

A
  • Het is een omkering van een causaal verband
  • Als je een verklaring betrouwbaar acht, dan impliceert dat dat je denkt dat de getuige de waarheid spreekt en dat impliceert dat de verdachte het gedaan heeft. Je gaat dan op de stoel van rechter zitten.
  • Het NFI rapporteert in waarschijnlijkheden. Er wordt een vergelijking gedaan tussen de kans op een vingerspoor te vinden als die van de verdachte is t.o.v. de kans om deze afdruk te vinden als hij van een willekeurig ander persoon is.
  • Uit internationale conventies komt voort dat je moet redeneren vanuit scenario’s en dat je de likelihoods moet vertalen in een verhouding. Dat moeten deskundigen doen van elke scientific disciplines, dus ook psychologie, want zij hebben een bachelor of science.
  • Ook in het Nederlands Register van Gerechtelijke Deskundigen (NRGD) staat dat rechtspyschologen zich moeten houden aan het idee van hypothesen en scenario’s
  • Als psychologen iets zeggen als deskundigen dan moeten ze dat doen vanuit likelihoods.