H3 Legal Psychology Flashcards
Met welk experiment is aangeduid dat we verschillen helemaal niet zo goed zien?
Met het experiment van Levin waarbij iemand om de weg vraagt en er een construction worker langsloopt met een deur en de persoon die om de route vraagt wordt vervangen door heel iemand anders.
Onze mogelijkheid om veranderingen op te merken hangt af van verscheidene methodologische eigenaardigheden. Zoals wat?
- De grootte van de verandering heeft invloed op de kans van opmerking
- We weten niet zeker of een toevoeging of het weghalen van iets meer opvalt
- Observeren dat er iets is veranderd, maar niet weten wat er is veranderd is makkelijker dan lokaliseren of specifiek de verandering identificeren.
Verder zijn mensen in het algemeen slecht in het opmerken van veranderingen. Er kan zelfs gezegd worden dat we lijden aan veranderingsblindheid. Met welk experiment is dit getest?
Een experiment van Simons en Chabris. Hierbij keken mensen naar een filmpje van 2 groepen van 3 basketballers (zwart shirt en wit shirt) die de bal overpassen. Ze moesten tellen hoe vaak een of twee van de teams de bal overgooiden. Ze zagen niet de gorilla die opkwam. Waarschijnlijk omdat ze gefocust waren op iets anders. Dit wordt aandachtsblindheid (inattentional blindness) genoemd.
We kunnen selecteren en filteren wat we zien. De semi-automatische concentratie op specifieke stimuli in onze omgeving wordt geleid door verschillende principes. Welke?
- Stimuli die opvallend op wat voor manier dan ook trekken onze aandacht
- Aandacht is ook automatisch gericht op stimuli die emoties veroorzaken, vooral als het gaat om bedreigende stimuli. Zo letten we vaker op vijandige gezichten dan vriendelijke gezichten. Dit wordt ook wel de face-in-the-crowd effect genoemd.
Een andere voorbeeld van automatische concentratie op emotie veroorzakende stimuli is het weapon focus effect. Wat houdt dit in?
Als een slachtoffer van een overval wordt gevraagd een verdachte te herkennen, dan zal het slachtoffer als deze werd bedreigd met een wapen, minder accuraat zijn in zijn poging de verdachte te herkennen. Dit komt door de automatische concentratie op de sterkste emotie veroorzakende stimulus, namelijk het wapen, wat resulteert in mindere observatie van de dader diens uiterlijk. Dit kan uiteindelijk ook leiden tot meer onschuldigen die worden geïdentificeerd.
Dit effect blijkt heftiger te zijn voor vuurwapens dan voor vleesmessen.
Perceptie is niet alleen gelimiteerd in kwantiteit, maar ook in kwaliteit. Hoe kan dit zich uiten?
We zien soms stimuli die er in werkelijkheid niet zijn. We kunnen bv. een incomplete stimuli compleet maken. Bv. een korrelige foto, daar kunnen we iets in zien, wat er misschien niet eens is.
Verder kunnen we onze interpretatie van onze perceptie includeren. Foto van een gapende man. Het is heel moeilijk om de man te beschrijven zonder te refereren naar zijn gegeeuw.
Ook onze verwachting kan invloed hebben op hoe we dingen zien. Geef hier een voorbeeld van.
Het zogenoemde hollow face illusion. Er is een wat lijkt op een foto van Einstein, maar eigenlijk is het een plastic masker van Einstein dat van achter is gefotografeerd. De foto is een foto van de binnenkant van een masker. Omdat dit een ongewoon en onverwachte foto is, is het moeilijk te accepteren. In plaats daarvan neigen observatoren ernaar om de foto te interpreteren als een simpele normale frontface foto van Einsteins gezicht.
Een illustratie van context effecten is de wederzijdse invloed van globale en lokale perceptie. Stel je een letter voor die uit kleine letters bestaat. Als de globale letter (R) duidelijk is, omdat de kleine letters erin staan
dichtbij elkaar, zoals in panelen A en B, kunnen we de globale situatie sneller lezen
dan de lokale letter, ongeacht of de kleine letters overeenkomen met (R) of niet
(E). Hoe zit het met het lezen van de kleine letters?
Echter, bij het lezen van de kleine letters (vgl. lokale perceptie),
consistentie tussen de globale en lokale stimuli (R – R) vergemakkelijkt de perceptiesnelheid, terwijl inconsistentie (het lezen van lokale E’s waaruit een globale R bestaat)
de snelheid onderdrukt. Kennelijk beïnvloedt de mondiale context de lokale perceptie.
wat een mondiaal voorrangseffect wordt genoemd. Als daarentegen de globale letter
minder voor de hand liggend is, worden de lokale letters sneller waargenomen dan de mondiale, en de correspondentie tussen lokale en
globale letters vergemakkelijken de perceptie van de globale letter. In dit geval dus a
er treedt een lokaal voorrangseffect op Perfect,
Dennis en Snell (2007) betogen dat er over het algemeen sprake is van een voorkeur voor mondiaal
perceptie vergemakkelijkt de herkenning van menselijke gezichten.
Hoe ontstaat een herinnering?
Informatie moet gecodeerd worden in het geheugen, moet opgeslagen worden voor een bepaalde tijd en dan weer opgehaald worden.
Tijdens al deze processen kunnen fouten optreden. Wat zijn de zeven zonden van herinnering?
- Vergankelijkheid (transience)
- Blokkeren (blocking)
- Verstrooidheid (absent-mindedness)
- Verkeerde attributie (misattribution)
- Suggestiviteit (suggestibility)
- Vooringenomenheid (bias)
- Volhardendheid (persistence)
Wat houdt transience in?
Transience refereert naar permanent en blokkerend tot tijdelijk vergeten.
Wat zijn de verschillende oorzaken van vergeten?
Eén daarvan is dat informatie niet vanaf het kortetermijngeheugen kan migreren (STM) naar het langetermijngeheugen (LTM). STM, ook wel het werkgeheugen, bevat alleen de informatie die we momenteel gebruiken.
Over het algemeen bevat het gemiddeld zeven stukjes informatie voor enkelen
minuten. Als nieuwe informatie langer moet worden onthouden, moet dat na verloop van tijd naar het LTM worden gemigreerd. Deze migratie gebeurt in het algemeen
door middel van repetitie. Langdurige herinnering vereist
repetitie totdat het wordt getranscribeerd naar het LTM, waar het mogelijk kan worden opgeslagen
voor onbepaalde tijd.
De limitatie van informatie migratie van STM naar LTM resulteert in twee verschillende herinneringseffecten. Bij het proberen te herinneren van nieuwe informatie kunnen twee effecten ontstaan, namelijk een primacy- en een recentheidseffect. Wat houdt het primacy en het recentheidseffect in?
Het primacy effect is een fenomeen
waarbij informatie in het begin wordt het beste onthouden. Dit is zo, omdat
deze informatie niet concurreert met eerdere informatie (die is er niet). In
met andere woorden, het heeft geen last van prospectieve of anterograde interferentie.
Tegelijkertijd wordt de laatste informatie ook relatief goed onthouden
(hoewel over het algemeen iets minder dan de eerste informatie). Dit recentheidseffect
Dit komt door de afwezigheid van retrograde interferentie. Informatie in het midden is
het slechtst herinnerd, omdat het lijdt aan zowel anterograde als retrograde
interferentie.
Herhaling kan belangrijk zijn voor het verbeteren van ophalen van herinneringen. Maar het heeft ook een andere kant. Wat is de andere kant?
Langdurige herhaling kan episodische details verminderen ten gunste van meer
semantisch begrip. Bijvoorbeeld als men zich in eerste instantie probeert te herinneren wat
de woorden “systematische desensibilisatie” betekenen, dan zal men zich herinneren waar men was toen men deze woorden het eerst leerde. Echter, door de woorden en hun betekenis te herhalen, zal de betekenis heel bekend worden, maar vergeet men wanneer en waar men de relevante woorden voor het eerst leerde. Zo kent men de
betekenis van het woord ‘stoel’, maar het is onwaarschijnlijk dat je je herinnert wanneer je
deze betekenis leerde.
Door middel van welk onderzoek wordt de hypothese dat herhaling het episodisch geheugen vermindert beaamd?
Van den Hout en Kindt (2003) voerden een experiment uit waarin ze vrijwilligers een computerspel lieten spelen waarin ze een gasfornuis of lampen uit moesten zetten. Sommige deelnemers voltooiden de dezelfde uitschakelroutine één keer, terwijl anderen het twintig keer voltooiden. Uiteindelijk beoordeelden de deelnemers hoe levendig hun herinnering was aan het aanzetten van de kachel en de lampen waren, en hoe zeker ze waren dat de kachel/lampen nu inderdaad waren uitgeschakeld. De deelnemers die het herhaaldelijk hadden gedaan, maakten zich schuldig aan controlegedrag en hadden een minder levendig geheugen en hadden minder zelfvertrouwen dan degenen die de actie slechts één keer had uitgevoerd.
Tot nu toe is betoogd dat informatie per ongeluk kan worden
vergeten tijdens het coderen in LTM. Zodra het in LTM is gecodeerd,
het kan voor onbepaalde tijd worden bewaard. Er is echter geen garantie dat dit uit het LTM kan worden opgehaald. Vergeten treedt dus ook op tijdens de opslag.
Opgeslagen herinneringen lijken na verloop van tijd te vergaan. Jenkins en Dallenbach (1924) deden een onderzoek naar hoe lang mensen random woorden konden onthouden. Wat bleek er uit dit onderzoek en uit andere soortgelijke onderzoeken?
Hieruit kan geconcludeerd worden
dat vergeten in grote mate voorkomt en dat de vergeetcurve vrij steil is. Recentere onderzoeken bevestigen dat geheugen voor informatie dat wel is
gecodeerd op een oppervlakkig niveau (bijvoorbeeld inconsistente woordenlijsten) snel afneemt. Merk op dat de herkenning over het algemeen iets meer is
passief en dus gemakkelijker dan herinneren. Informatie die echter is gecodeerd op
een dieper niveau (bijvoorbeeld het onthouden van de inhoud van een samenhangende tekst) wordt beter herinnerd, maar heeft na zeven dagen een steile vergeetcurve
(opnieuw, wanneer getest met een herkenningstaak in plaats van een herinneringstaak).
Geheugen op gebeurtenisniveau (dwz de mentale representatie van informatie)
is meestal zelfs iets beter bewaard gebleven. Maar nogmaals, dit is zo wanneer het wordt getest
met een herkenningstest in plaats van een herinneringstest.
Wat wordt er beter onthouden, verzonnen evenementen of waargebeurde evenementen? En recente of oude herinneringen?
Herinneringen aan waargebeurde evenementen worden beter onthouden dan herinneringen aan verzonnen evenementen. Recente herinneringen scoren hoger dan oude herinneringen, dus oude herinneringen vervangen in verbeeldingsachtige voorstellingen.
Men gelooft dat we dezelfde kenmerken gebruiken bij het maken van onderscheid tussen feitelijke
gebeurtenissen en ingebeelde gebeurtenissen (d.w.z. realiteitsmonitoring). Wat kan hier fout gaan?
Echter, gegeven dat
herinneringen aan daadwerkelijke gebeurtenissen op afstand vergelijkbaar worden met herinneringen aan ingebeelde gebeurtenissen, zullen we soms fouten maken en echte gebeurtenissen verwarren
verbeelding. Vandaar dat onze bronmonitoring (d.w.z. het toeschrijven van onze
herinneringen naar de juiste bron (extern of intern) capaciteit is
beperkt.
Volledig geheugenverlies kan
optreden als een normaal verschijnsel, maar als men er opmerkelijk veel last van heeft
geheugenverlies bij afwezigheid van duidelijke biologische of psychologische oorzaken, dat kan
een psychiatrische klacht worden. Bij welke stoornissen uit DSM-5 kan geheugenverlies optreden en hoe wordt het gedefinieerd?
- PTSS: onvermogen om een belangrijk aspect van de
traumatische gebeurtenis te onthouden (meestal als gevolg van dissociatieve amnesie). - Lokale dissociatieve amnesie: geheugenverlies voor een specifieke tijdsperiode
- Gegeneraliseerde dissociatieve amnesie: het verlies van iemands volledige levensgeschiedenis
- systematische dissociatieve amnesie: geheugenverlies voor een relevant domein
(bijvoorbeeld een specifieke gebeurtenis of een bepaalde persoon) - voortdurend geheugenverlies:
het niet meer kunnen herinneren van nieuwe gebeurtenissen vanaf een bepaald moment, ook wel anterograde amnesie genoemd. Uiteindelijk zal anterograde amnesie resulteren in retrograde amnesie: onvermogen om eerdere gebeurtenissen of stimuli te herinneren
Wat is het voordeel en het nadeel van het feit dat het geheugen zeer associatief is?
Voordeel: Door te associëren kunnen
nieuwe stukjes informatie met elkaar of met reeds aanwezige kennis,
ons vermogen vergroten om nieuwe herinneringen te coderen (vgl. chunking).
Associatie is een vruchtbare geheugensteuntechniek.
Nadeel: We hebben niet volledige controle over de associaties die worden gemaakt tijdens het coderen van nieuwe herinneringen. Zo kunnen soms ook irrelevante associaties automatisch ontstaan.
Wat houdt context dependent memory in?
Tijdens het coderen werden de te onthouden woorden automatisch
geassocieerd met prikkels uit de omgeving. Bij het herinneren van woorden in dezelfde
omgeving zullen deze geautomatiseerde associaties dienen als zoeksignalen en
resulteren in betere herinneringsprestaties. Dit wordt context afhankelijk geheugen genoemd en in het geval van interne context: toestandsafhankelijk geheugen.
Wat is een voorbeeld van een context afhankelijk geheugen?
Wanneer je iets nodig hebt uit een andere kamer, dan loop je daar naartoe, maar dan vergeet je wat je daar kwam halen en dan loop je weer terug en dan weet je weer wat je wilde halen.
Wat houdt de flashbulb memory in?
Dit is het fenomeen dat jaren nadat er een onverwacht choquerend publieke gebeurtenis is geweest, dat mensen zich herinneren waar ze waren en wat ze deden toen ze het nieuws hoorden.
De omgeving op het moment van ontvangst van het schokkende nieuws is onbewust in verband gebracht met het nieuws zelf.
Een keerzijde van associatie is dat geassocieerde stimuli kunnen worden aangezien
werkelijke herinneringen. Dit Deese Roediger McDermott (DRM)-effect illustreert het gevaar
van associatief geheugen. Tegelijkertijd illustreert het een fout in de bronmonitoring:
We kunnen geen onderscheid maken tussen een waargenomen stimulus en een interne stimulus
gegenereerde medewerker. Dit wordt ook wel misattributie genoemd. Wat is het Deese Roediger McDermott (DRM)-effect?
Dit is wanneer er een lijst is met woorden die allemaal met elkaar samenhangen, zoals noot, geluid, piano, zang, radio, band, melodie, hoorn, concert, instrument, symfonie, jazz, orkest etc. dat je dat associeert met het woord ‘muziek’ en dat onthoudt, terwijl dat niet in de lijst staat.
Een illustratie van misattributie is het false fame effect. Wat houdt dit in?
In een onderzoek kregen mensen een lijst met namen van onbekende mensen te zien. Een dag later werd aan hen gevraagd of de mensen op de lijst beroemd zijn. Een significant deel van de onbekende namen wordt geïdentificeerd als een naam van een beroemd persoon. Blijkbaar misinterpreteren mensen het feit dat ze de naam eerder hebben gezien met beroemdheid. Gezien er een dag tussen zat en het dus overnight optrad, wordt dit ook wel het sleeper effect genoemd.