Hoofdstuk 4 Getuigenverklaringen Boek Flashcards

1
Q

Rassin presenteert een lijst van mogelijke knelpunten in de ontstaansgeschiedenis van een getuigenverklaring. In welke omstandigheden kunnen alternatieve scenario’s worden onderzocht?

A
  • de waarneming van het incident
  • de tijd die verstrijkt tussen de waarneming en het politieverhoor (retentie, latentie)
  • spontane reconstructies
  • post hoc informatie
  • het politieoptreden
  • persoonlijkheidskenmerken van de getuige
  • de integriteit van de getuige
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is inattentional blindness?

A

Dit is hetzelfde als weapon focus effect: de meest opvallende stimulus slokt al onze aandacht op, waardoor we andere stimuli niet waarnemen. Dit is frappant, want blijkbaar is te oppervlakkig waarnemen niet goed voor onze gedetailleerde herinnering achteraf, maar gaat een te geconcentreerde waarneming eveneens ten koste van de kwaliteit, omdat we het overzicht missen. Denk aan basketballers en gorilla pak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de Yerkes-Dodsoncurve?

A

Een parabool die het verband tussen de aandacht (emotionele betrokkenheid) bij de waarneming en de kwaliteit van de herinnering naderhand weerfeeft. De optimale waarneming ligt ergens in het midden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Niet alleen is onze aandacht beperkt en wordt deze soms automatisch gestuurd door de omgeving, onze waarneming wordt soms ook beïnvloed door andere factoren. Welke factoren?

A
  • Voorkennis: denk aan beeld van dalmatiër zonder omlijningen. Ons brein completeert de waarneming op basis van voorkennis.
  • Verwachtingseffecten: verwachtingen kunnen ertoe leiden dat we dingen waarnemen die er in het geheel niet zijn, zoals white noise waarin een lied zou zijn afgespeeld.
  • Context: stimuli krijgen deels betekenis door de context en het is soms moeilijk om het effect van die context te neutraliseren, denk aan grijze balk op donkere achtergrond t.o.v. lichte achtergrond.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn episodische herinneringen?

A

Dit betreft herinneringen aan concrete gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn semantische herinneringen?

A

Het gaat om algemene kennis of betekenis. We weten wat stoel betekent, maar we weten waarschijnlijk niet meer wanneer we het woord stoel hebben geleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor getuigen is vooral het episodisch geheugen belangrijk. Zij moeten weten wat wanneer gebeurde. Uit onderzoek blijkt dat blijven herhalen van herinneringen in eerste instantie leidt tot opslag (encoding) als episodische herinnering in het langetermijn geheugen (LTM), maar vervolgens ook kan leiden tot een overgang naar meer semantische herinneringen die concrete episodische details verloren heeft. Vertel over het onderzoek van Van den Hout en Kindt (2003) en wat hieruit blijkt.

A

Hoe vaker we eenzelfde handeling uitvoeren (bv. het gasfornuis uitdraaien, het licht uitdoen of de deur afsluiten), des te minder zeker we worden dat we die handeling daadwerkelijk hebben uitgevoerd. Dat komt waarschijnlijk doordat de herhaling leidt tot een semantisch karakter van herinneringen, hetgeen ten koste gaat van concrete details

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eenmaal opgeslagen in het LTM, dient de informatie daar een tijd te blijven (storage). Helaas is dat niet vanzelfsprekend. De vergeetcurve is namelijk nogal steil. Naarmate we informatie oppervlakkiger opslaan, vergeten we hem sneller. Wat is het nadeel van een diepere opslag?

A

Het nadeel van een diepere opslag is dat die meer semantisch is en dus relatief weinig gedetailleerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tijdsverloop zorgt niet alleen voor een kwantitatief verlies van details, maar een complexe herinnering aan een gebeurtenis kan ook kwalitatief achteruit gaan. Vertel wat er blijkt uit het onderzoek van Johnson et al. (1988), waarbij studenten vier geheugenopdrachten moeten doen over recente en oude herinneringen en ingebeelde gebeurtenissen.

A

In het algemeen lijken herinneringen aan echte gebeurtenissen iets hoger op de Memory Characteristics Questionnaire (MCQ) te scoren dan intern gegenereerde voorstellingen. Ook lijken recentere voorstellingen hoger te scoren dan oudere. Dat betekent dat recente fantasieën kwalitatief lijken op oude herinneringen aan echte gebeurtenissen. Als we de levendigheid van onze mentale voorstellingen gebruiken als maat voor de echtheid van de inhoud, zullen we ons dus soms vergissen. Er treedt dan een source monitoring error (misattributie) op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Uit onderzoek blijkt kortom dat van alles wat we potentieel kunnen onthouden, een aanzienlijk deel niet ons LTM bereikt en zelfs van de informatie die dat wel doet, wordt een groot deel alsnog vergeten. Naast deze normale beperking van ons geheugen is er in sommige gevallen sprake van amnesie als een psychiatrisch symptoom. Zo is er PTSS. Hier is sprake van inability to remember an important aspect of the traumatic event (typically due to dissociative amnesia). Deze niet biologisch verklaarbare amnesie kan lokaal, systematisch of gegeneraliseerd zijn. Leg uit wat de verschillen zijn.

A

Lokaal: Betrekking hebbend op een afgebakende periode
Systematisch: Betrekking hebbend op een bepaald onderwerp of persoon
Gegeneraliseerd: Volledig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt blocking in?

A

Dit is wanneer er sprake is van tijdelijk vergeten. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat vergeten informatie nog steeds in het LTM aanwezig is, maar niet meer te vinden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt transience in?

A

Dit houdt in dat informatie permanent vergeten is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is forensische hypnose en waarom wordt het niet meer gebruikt?

A

De kracht van hypnose is erin gelegen dat de gehypnotiseerde persoon zich sterk concentreert op de stem van de hypnotiseur. Deze concentratie zou helpen bij het terughalen van de herinnering. Het probleem is dat door de sterke concentratie op de hypnotiseur, diens instructies en vragen een zwaar aandeel krijgen in het herinneren door de gehypnotiseerde. Als de hypnotiseur een suggestieve vraag stelt, zal dat een grote invloed hebben op de herinnering van de getuige. Daardoor kan de verklaring onbetrouwbaar worden en/of zelfs geacht worden in strijd met de verklaringsvrijheid te zijn afgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de vier opmerkelijke aspecten van het cognitieve interview (CI)?

A
  • Context reinstatement instructie: de getuige moet in gedachte teruggaan naar vlak voor het incident. Door het terughalen van de context, wordt het geheugen aangewakkerd. Het geheugen werkt namelijk associatief en het oproepen van de context, roept dus ook allerlei relevante herinneringen op.
  • Report everything instructie: Details die op zichzelf wellicht minder relevant zijn niettemin kunnen dienen als retrieval cue voor andere, wel relevante details. Bovendien moet deze instructie de getuige ervan doordringen dat hij alles moet vertellen. De getuige weet niet altijd wat relevant is en als de getuige alles zegt, dan kan de politie filteren wat er belangrijk is.
  • Changed perspective instructie: De getuige moet zijn waarneming vertellen vanuit een ander perspectief.
  • Changed chronology instructie: De getuige moet zijn waarneming vertellen in een niet-chronologische volgorde. De laatste twee aspecten zijn zodat de getuige alleen dingen ophaalt uit diens herinnering en er geen dingen bij gaat verzinnen die er helemaal niet zijn geweest, maar die vaak voorkomen bij dat soort incidenten, zoals het bedenken van bivakmutsen bij een overval.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt reminiscence in?

A

Dat bij latere interviews eerder genoemde details worden ingeruild voor nieuwe details

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt hypermnesie in?

A

Dat bij latere interviews in absolute aantallen meer details dan initieel worden gerapporteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij grote zaken wordt er soms gebruik gemaakt van een Self Administered Interview (SAI), omdat het van belang is om getuigen zo snel mogelijk te horen, maar dat kan vaak niet bij een heel groot onderzoek. Wat zijn de 7 instructies van SAI?

A
  1. Context reinstatement en report everything: waar was je, wat deed je, met wie was je, hoe voelde je je, wat is er gebeurd etc.
  2. De getuige dient de dader zo gedetailleerd mogelijk te omschrijven
  3. De getuige maakt een tekening (plattegrond) van het incident
  4. De getuige dient verder een beschrijving te geven van de andere getuigen
  5. Een beschrijving van eventuele voertuigen die betrokken waren bij het incident
  6. De getuige dient ook de waarnemingsomstandigheden te beschrijven (het weer, tijdstip, licht, blootstellingsduur, eventuele obstakels)
  7. Er is de mogelijkheid om aanvullende informatie te geven, die nog niet aan bod is gekomen in de voorgaande secties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het Deese-Roediger-McDermott (DRM) effect en waar is dit een voorbeeld van?

A

Roediger en McDermott onderwierpen proefpersonen aan verschillende geassocieerde woordenlijsten en ontdekten dat de deelnemers gemiddeld 65% van de aangeboden woorden reproduceerden, maar ook 40% van de niet genoemde, maar wel geassocieerde woorden (ook wel critical lures genoemd). Na deze onmiddellijke herinneringstaak, kregen de deelnemers een herkenningstaak waarin de critical lures waren opgenomen. Maar liefst 81% van de critical lures werd ‘herkend’. Dit wordt het Deese-Roediger-McDermott effect genoemd. Dit is een voorbeeld van spontane reconstructies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat houdt de repeat versus reconstruct hypothesis in?

A

Vergeten en spontane reconstructie hebben tot gevolg dat oprechte getuigen en verdachten die meermalen worden verhoord, een grote kans lopen om inconsistenties in hun verklaringen te laten zien. Tegelijkertijd zouden liegende getuigen en verachte wel eens kunnen proberen om zo consistent mogelijk uit de bus te komen, door hun verhaal goed te oefenen. Als dat zo is, dan zou de consistentie van verklaringen geen sterk criterium voor validiteit zijn, ondanks dat het wel met enige regelmaat als zodanig wordt gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is posthoc informatie en wat is het gevaar hiervan?

A

Posthoc informatie is informatie over het incident die achteraf tot de getuige komt. Het probleem daarvan is dat als die posthoc informatie deel gaat uitmaken van de herinnering van de getuige, de herinnering niet meer authentiek is. Het is daarom van belang te inventariseren aan welke bronnen van posthoc informatie de getuige is blootgesteld.

21
Q

Op welke manieren wijkt het geheugen van kinderen af van dat van volwassenen?

A
  • Infantiele amnesie: volwassenen kunnen zich niets of nauwelijks iets herinneren van hun eerste levensjaren.
  • Kinderen zijn minder gevoelig voor het DRM-effect. Dit komt mogelijk doordat kinderen de associaties in de DRM-lijsten niet hebben, waardoor ze geen last hebben van associaties. Dit wordt paradoxale developmental reversal genoemd.
  • Kinderen blijken nog meer dan volwassenen, gevoelig voor suggestie. Denk aan Sam Stone onderzoek. Man, genaamd Sam Stone, die in de klas kwam en zich keurig gedroeg, maar voorafgaand aan zijn bezoek kregen sommige kinderen slechte dingen over hem te horen en toen werd getoetst in hoeverre hij vals beschuldigd zou worden bij open vragen en suggestieve vragen. Suggestieve vragen werd het echt heel veel meer.
22
Q

Wat is er belangrijk bij het verhoren van een kind?

A

Kinderen zijn sterk suggestibel, dus het is van belang om erg voorzichtig te zijn met wat je zegt. Kinderen worden verhoord door gespecialiseerde verhoorders in een kindvriendelijke verhoorstudie. De studie bevat een verhoorkamer die is ingericht als een soort kinderkamer: er is allerlei speelgoed aanwezig. De door de inrichting gecreëerde huiselijke sfeer beoogt het kind zich op zijn gemak te laten voelen, opdat het vrijelijk zal durven praten. Naast de verhoorkamer bevindt zich een regiekamer van waaruit het verhoor via een onewayscreen en/of camera’s kan worden gevolgd. In de regiekamer bevinden zich ten minste een regisseur en de onderzoeksleider, die de verhoorder tijdens een eventuele pauze in het verhoor van advies kunnen dienen. De regisseur draagt zorg voor de audio- en video-opname van het verhoor. Een kindverhoorder dient veel tijd te investeren in de aanloop naar het daadwerkelijke verhoor. Het ijs moet gebroken worden en de verhoorder moet het kind duidelijk maken dat het alleen moet vertellen wat het zelf heeft waargenomen. Het tonen van geduld, neutraliteit en acceptatie als het kind niet wil verklaren is een belangrijke vuistregel voor de verhoorder.

23
Q

Wat zijn de verschillende doelen van de audio- en video-opname?

A
  • De opname wordt gebruikt om de verklaring van het kind achteraf woordelijk uit te schrijven
  • De opname kan worden geraadpleegd in geval van onduidelijkheden, hetgeen opnieuw van horen van het kind overbodig maakt
  • De opname maakt het mogelijk om de kwaliteit van het verhoor te beoordelen.
  • Het lukt met name jongere kinderen vaak slecht om iets verbaal te beschrijven, dus ze doen iets voor. Op enkel een geluidsband of in een proces-verbaal is dat uiteraard niet te zien, maar in een visuele registratie wel.
24
Q

In het geval van een zwijgend kind liggen enkele verleidelijke interventies voor de hand, die echter gevaarlijk kunnen zijn. Welke?

A
  • Het uitoefenen van druk is uit den boze. Een opmerking als ‘Dat moet je je toch nog herinneren?’ kan al aanzetten tot het confabuleren van herinneringen.
  • Geleide imaginatie ( dat het kind wordt uitgenodigd om zich voor te stellen hoe een en ander zou kunnen zijn gebeurd) kan niet alleen de functie van drempelverlager vervullen, maar kan ook uitmonden in het ontwikkelen van pseudoherinneringen.
  • Het verhoren van kinderen in aanwezigheid van hun ouders. Ze zullen extra terughoudend zijn om iets te vertellen wat de aanwezige volwassene belast. Ook bestaat het risico dat het kind dan netjes gaat vertellen wat de aanwezige volwassene vooraf heeft gedicteerd, terwijl in afwezigheid van die persoon nog de kans bestaat dat het kind zijn eigen herinnering zou prijsgeven.
25
Q

Ook selectieve bekrachtiging is een valkuil voor de verhoorder. Leg dit uit.

A

Als een kind na enig stilzwijgen eindelijk iets belastends vertelt over de verdachte, moet de verhoorder niet al te enthousiast reageren. Als hij dat wel doet, bestaat de kans dat het kind de indruk krijgt dat het alleen dan een beloning krijgt, wanneer het iets belastends vertelt. Daarmee ontstaat het risico dat het kind belastende details gaat verzinnen om vooral in de gratie van de verhoorder te komen.

26
Q

Een interventie die in het verleden mogelijk tot problemen heeft geleid, is de anatomisch correcte pop en tekening (anotomically detailed doll/drawing).

A

Onderzoek over brandweerkazerne, waar een brandweerman de kids in een poncho hees en waarbij ze aan hun hoofd, schouders en oksels werden aangeraakt. 11,3% van de kinderen verklaarden onterecht dat ze in de genitale zone werden aangeraakt.

27
Q

Wat houdt memory work in?

A

Wanneer een verhoorder een getuige of slachtoffer verhoort, maar die getuige/slachtoffer herinnert zich iets niet meer. Dan gaat de politie samen met de getuige werken aan het oplossen van de amnesie. Dit doen ze door veel te praten met de getuige over de conflicten die hij in het verleden had met de verdachte. Ook laten ze de getuige stukken lezen over de verdachte. Zo gauw de getuige in herinnering de verdachte voor zich ziet, neemt de politie aan dat het gaat om herinneringen aan echte gebeurtenissen.

28
Q

De Gudjonsson Suggestibility Scale (GSS) is een psychologische test om persoonlijkheidskenmerken te meten die relevant zijn in de rechspsychologische context. Hoe wordt interrogative suggestibility gedefinieerd?

A

De context waarin mensen, binnen een gesloten sociale interactie, boodschappen gaan accepteren die tijdens formele ondervragingen worden gecommuniceerd, waardoor hun daaropvolgende gedragsreactie wordt beïnvloed.

29
Q

Hoe werkt een GSS test?

A

De onderzoeker leest een verhaal voor, waarna de respondent een vrije reproductie geeft. Daarna stelt de onderzoeker 20 vragen, waarvan er 15 suggestief zijn, in de zin dat ze informatie impliceren die in werkelijkheid niet in het verhaal zit. Achteraf kan worden geteld hoe vaak de respondent in zijn antwoord meegaat met de suggestie. Daarna stelt de onderzoeker de 20 vragen nogmaals, onder vermelding dat de respondent nu beter zijn best moet doen. Als de respondent na deze aansporing zijn antwoorden aanpast, vergeleken bij de eerste ronde, wordt dat gezien als gevoeligheid voor sociale druk. Het meegaan in de suggesties tijdens de eerste ronde en het aanbrengen van veranderingen in de tweede ronde, bepalen samen de suggestibiliteitsscore.

30
Q

Naast suggestibiliteit van de getuige, spelen ook de overtuigingskracht van de communicator, de plausabiliteit van de suggestie en de verhoorcontext een rol. Wat is compliance?

A

De sociale neiging om anderen naar de mond te praten. Dit wordt getest door de Gudjonsson Compliance Scale (GCS)

31
Q

Wat is acquiescence?

A

Dit betreft het bevestigend antwoord geven op vragen. Dit wordt gemeten met een lijst met conflicterende stellingen. Respondenten die conflicterende stellingen bevestigend beantwoorden wordt geacht acquiescence te vertonene

32
Q

Van fantasy proneness is bekend dat het samenhangt met pseudoherinneringen. Hoe test je dit?

A

Met de Creatieve Ervaringen Vragenlijst (CEV)

33
Q

Wat is een mogelijke aanpak om te zien of iemand zou liegen?

A

Om te bezien wat de base rate van liegen is, ofwel in Bayesiaanse termen: wat de prior odds zijn dat iemand zou liegen. Het lijkt erop dat de base rate best aanzienlijk is. Er zijn uiteraard individuele verschillen, maar er wordt, afgaand op wetenschappelijk onderzoek veel gelogen door veel mensen. Het vergt een goede theory of mind: het vermogen om je goed in te leven in andere mensen.

34
Q

Het is een grote stap om een individu van leugens te verdenken, alleen al vanwege de grote a priori kans dat mensen liegen. Een meer op het individu afgestemde aanpak is om de persoon wiens verklaring ter discussie staat, te onderwerpen aan een test. Er zijn bv. zelfrapportages waarvan de score samenhangt met een predispositie voor liegen. Een daarvan is de Short Dark Triad. Wat houdt dit in?

A

Dit is een vragenlijst die psychopathie, Machiavellianisme en narcisme meet.

35
Q

Een andere aanpak is om de getuige niet een zelfrapportage te laten invullen, maar een test te laten doen waarin hij daadwerkelijk zou kunnen liegen. Een voorbeeld hiervan is de Social Desirability Scale (SDS). Wat houdt dit in?

A

Hierin staan stellingen van het type ‘Voordat ik bij een verkiezing mijn stem uitbreng, ga ik altijd uitgebreid de kwalificaties van alle kandidaten langs’, ‘Ik ben altijd bereid mijn fouten toe te geven’ etc. Het idee is dat mensen opvallend veel (significant) van deze stellingen bevestigen, zich al te sociaal wenselijk presenteren. Die respondenten dienen dan vervolgens juist niet helemaal te worden vertrouwd. De SDS probeert de respondent als het ware te verleiden om zich onwaarschijnlijk goed voor te doen. De SDS wordt daarom ook een provocatietest genoemd.

36
Q

Wat is een Structured Inventory of Malingered Symptomatology (SIMS)?

A

Dit is een vragenlijst, bestaande uit 75 items, die allemaal klachten betreffen op 5 psychologische deelgebieden: geugen, depressie, psychose, cognitieve problemen en neurologische klachten. Alle beschreven klachten worden echter verwacht niet daadwerkelijk indicatief te zijn voor pathologie. Het gaat om symptomen die lijken op echte klachten, maar die in werkelijkheid niet of zelden voorkomen bij de betreffende aandoeningen. Respondenten die hoog scoren op deze tests, lijken hun klachten dus voor te wenden en worden simulanten of malingerers genoemd, hoewel tegenwoordig ook wordt gesproken van het minder verwijtende ‘vertonen van een responsbias’

37
Q

Bij tests zoals de SIMS wordt getoetst of gerapporteerde klachten oprecht zijn. Men spreekt daarom ook wel van een sympton validity test (SVT). Hoe kan dit principe ook in delictsituaties worden gebruikt?

A

Stel dat iemand wordt verdacht van het stelen van een kunstwerk, waarvan de politie een foto heeft. Stel verder dat de verdachte ontkent en verklaart niet te weten waar de verhoorders het over hebben. Hij is nog nooit in het museum waaruit het kunstwerk is ontvreemd geweest. In deze situatie zou de politie twintig juist-onjuist vragen kunnen bedenken met telkens 2 opties. Als de verdachte bereid is om mee te werken en daadwerkelijk niets weet van de diefstal, zal hij door toeval toch ongeveer tien van de twintig vragen correct gokken. Mocht de verdachte echter opvallend weinig vragen goed beantwoorden, dan weet de politie dat hij zijn onwetendheid speelt en dat zo dik aanzet dat hij nog minder weet dan iemand die echt niets weet.

38
Q

Het is onnatuurlijk om alle informatie aanvankelijk te geloven, maar toch is het efficiënter. Waarom?

A

Ter vergelijking een fictieve bibliotheek. Stel dat de bieb boeken ordent op grond van één criterium: fictie en non-fictie. Alle boeken hebben een witte omslag. Alle fictieboeken krijgen een zwarte rugband. Het is meteen duidelijk wat de fictie- en wat de non-fictie boeken zijn. Neem nu een tweede bibliotheek die op dezelfde manier werkt. Fictieboeken krijgen een zwarte rug, maar non-ficitieboeken krijgen een gearceerde rug. Ook in deze bieb is er een makkelijk onderscheid te zien, maar de tweede bieb doet twee keer zo veel werk om hetzelfde onderscheid te maken. Daarom is de eerste bieb efficiënter dan de tweede. Om dezelfde reden is het efficiënter om informatie standaard te geloven (tenzij redenen voor wantrouwen zich aandringen), dan om voor elke nieuwe informatie een doelbewuste afweging over de geloofwaardigheid ervan te maken.

39
Q

Mensen kunnen geloven in zaken die ze niet begrijpen. Een voorbeeld hiervan is het autoriteitsprobleem: ‘ik snap het niet, maar als hij dat zegt, dan zal het wel kloppen, want hij is expert.’ Een voorbeeld hiervan is te vinden in wat the Sokal hoax is gaan heten. Wat is dit?

A

Alan Sokal is een Amerikaans hoogleraar natuurkunde, die zich ergerde aan wetenschappelijke dikdoenerij. Volgens hem zijn er hele wetenschapsgebieden die zich overgeven aan abstract gefilosofeer. Om zijn idee te toetsen, schreef hij een afstotelijke, nauwelijks te snappen tekst die bol staat van onzinnigheden, maar ook vol staat met referenties. Hij stuurde het ter publicatie op naar een vooraanstaand tijdschrift, dat het miraculeus accepteerde en publiceerde. Meteen daarna stuurde hij naar datzelfde tijdschrift een tweede artikel, waarin hij uiteenzette dat het eerste stuk onzinnig was en wat zijn motief was geweest om het te schrijven. Dit tweede stuk werd echter afgewezen door de redactie, om vervolgens door een concurrerend tijdschrift wel te worden gepubliceerd. Deze actie van Sokal toont aan dat ook wetenschappers ten prooi vallen aan goedgelovigheid en zomaar een artikel accepteren dat ze onmogelijk begrijpen.

40
Q

Wat houdt de conjuction bias in?

A

Dit komt neer op dat we narratieven die specifieker zijn veelal waarschijnlijker vinden dan algemenere varianten.

41
Q

Wat zijn de 19 criteria van CBCA volgens Undeutsch, waarbij als ze criteria zijn vertoond dat een indicatie is van geloofwaardigheid?

A
  • Logische structuur
  • Ongestructureerde, spontane reproductie
  • Groot aantal relevante details
  • Inbedding in ruimere context
  • Non-verbale interacties
  • Verbale interacties
  • Onverwachte complicaties
  • Ongewone details
  • Niet-relevante details
  • Niet-begrepen details
  • Relevante, maar externe gebeurtenissen
  • De eigen mentale toestand
  • De mentale toestand van de dader
  • Spontane correcties
  • Toegeven bepaalde dingen niet meer te herinneren
  • Twijfel aan de eigen verklaring uiten
  • Zichzelf beschuldigen of neerhalen
  • Rechtvaardigen van de dader
  • Details die exclusief, specifiek zijn voor de betreffende gebeurtenis
42
Q

Wat zijn de twee veronderstellingen die bij deze criteria centraal staan?

A
  • Dat kinderen wegens hun beperkte mentale capaciteiten niet in staat zijn om bepaalde elementen te verzinnen. Bij deze zogenoemde cognitieve factor moet worden bedacht dat een kind dat niet slachtoffer is geworden van een zedendelict, maar daarover wel een verklaring aflegt, niet in staat zal zijn om een gedetailleerd verhaal te vertellen, waarin allerlei ogenschijnlijk irrelevante zijlijnen zijn opgenomen. De verklaring van een liegend kind zal dus laag scoren op dit soort criteria.
  • Liegende kinderen zullen hun verklaring zo voorbereiden dat deze, naar hun mening, geloofwaardig overkomt. Deze motivationele factor behelst onder meer dat liegende kinderen op een vooraf bestudeerde, gladde (en dus niet-spontane) manier hun verhaal zullen vertellen. Verder zullen ze beduct zijn om hun eigen relaas op welke manier dan ook in twijfel te trekken, terwijl waarheidssprekers geacht worden dat wel regelmatig te doen. Een liegend kind zal daarom zelden of nooit zeggen dat het iets vergeten is, dat het betwijfelt of zijn herinneringen op alle punten correct is, dat het enig begrip kan opbrengen voor de dader of dat het zelf meer had kunnen doen om het delict te voorkomen.
43
Q

Wat zijn de beperkingen van CBCA?

A
  • Het zou alleen ingezet moeten worden bij de verklaring van kinderen over (seksueel) misbruik en niet bij andere delicten, maar dat gebeurt wel
  • Er is geen duidelijke consensus over wanneer er punten worden gescoord per criterium
  • Er is geen duidelijke consensus over aan hoeveel criteria er moet worden voldaan om een verklaring valide te achten.
  • CBCA is niet gevoelig voor verklaringen die berusten op pseudo-herinneringen
44
Q

De afgelopen jaren zijn er enkele nieuwe inzichten opgedaan die vooral betrekking hebben op gedetailleerdheid als criterium voor geloofwaardigheid. Wat voor soort details zullen leugenaars wel en niet opnemen in hun verklaring?

A

Leugenaars kunnen een gedetailleerd narratief presenteren, maar omdat zij een keep it simple (ipv een tell it all) strategie zullen aanhangen, zullen zij vooral verifieerbare details vermijden (details die in theorie te controleren zijn). Vandaar dat men spreek van een verifiability approach. Ook zullen zij complicaties (in de zin van details die niet per se noodzakelijk zijn om te vertellen en die het vertellen van het verhaal bemoeilijken) vermijden. Self-handicapping opmerkingen en details die eigenlijk slechts algemene kennis reflecteren, zullen leugenaars wel graag opnemen in hun narratief.

45
Q

Wat is de Othello-fout?

A

Othello verdacht zijn vrouw Desdemona van overspel. Geconfronteerd met die onterechte verdenking werd Desdemona zenuwachtig en wilde ze Cassio (de man met wie ze een verhouding zou hebben) ten tonele roepen om haar onschuld te bewijzen. Toen Othello haar meedeelde dat hij Cassio alvast had vermoord, zag Desdemona dat ze in een uitzichtloze positie was gemanoeuvreerd: ze kon haar onschuld nu namelijk niet meer aantonen. Haar daardoor ontstane zenuwachtige gedrag werd vervolgens door Othello gemisinterpreteerd als indicatie van bedrog. Het komt erop neer dat er vaak meerdere redenen zijn om verdacht gedrag te tonen dan liegen alleen. Sommige mensen zijn altijd zenuwachtig of worden zenuwachtig van de gedachte dat iemand hun verdenkt, ookal zijn ze in werkelijkheid onschuldig

46
Q

Wat houdt de probing heuristic in?

A

Mensen met wie we persoonlijk contact hebben gehad vinden we geloofwaardiger dan mensen die we niet persoonlijk hebben gesproken

47
Q

Wat is de facial appearance heuristic?

A

Aantrekkelijke mensen worden eerlijker gevonden dan onaantrekkelijke mensen

48
Q

Wat is het bogus pipeline effect?

A

Dit houdt in dat sommige verdachten, als ze weten dat ze aan een poligraaftest worden onderworpen, op voorhand de waarheid opbiechten.