Evaluatieonderzoek Schiedammer parkmoord aanbevelingen en conclusies Flashcards
Wat zijn de hoofdconclusies die Posthumus trekt over de Schiedammer parkmoord?
- De focus was tot 10 september 2000 niet exclusief - zelfs niet in overwegende mate - op Kees B. gericht, hoewel vanaf 12 juli 2000 zijn pedofiele belangstelling bekend was. Na de bekentenissen van Kees B. was er sprake van tunnelvisie.
- De belangrijkste basis van de onterechte veroordeling van Kees B. was zijn valse bekentenis.
- Vanaf Kees B.’s bekentenis is er onvoldoende rekening gehouden met of gehandeld is naar de mogelijkheid dat ook iemand die niet op onrechtmatige wijze tot een bekentenis is gebracht nog wel onwaarheid kan spreken. Allerlei fouten die soms ook al in een eerdere fase waren gemaakt, werden versterkt door het ontbreken van een kritische blik en tegenspraak.
Een van de hoofdconclusies is dat er te weinig gestructureerd onderzoek is gedaan. Waar uit blijkt dit?
- De organisatie van tegenspraak heeft tijdens het opsporingsonderzoek en in de fase voorafgaand aan de behandeling van de zaak door de rechtbank ontbroken.
- Er is niet gewerkt aan de hand van duidelijke checklists. Sommige onderszoekslijnen lijken intuïtief te zijn vastgesteld.
- Vanaf de bekentenis van Kees B. werd het onderzoek geheel verdachtegeleid. Er is nauwelijks misdrijfgeleid onderzoek verricht en er is niet systematisch gezocht naar inconsistenties tussen de verschillende aanwijzingen.
- Vanuit de korps- en parket leiding was weinig kritische aandacht voor het opsporingsonderzoek. De korps- en parketleiding hebben onvoldoende de organisatie van tegenspraak gestimuleerd met het doel om eventuele onvolkomenheden in het onderzoek te voorkomen of tegen te gaan
Een van de hoofdconclusies is de ontlastende waarde van ontbrekende technische sporen. Leg dit uit.
In dit onderzoek is gebleken hoe gevaarlijk het is als er onvoldoende synergie bestaat tussen het technische en tactische onderzoek. In het begin van het onderzoek zijn er fouten gemaakt ten aanzien van het verzamelen en bewaren van de technische sporen. Als het gevolg daarvan was het wellicht gemakkelijker om het tegen de schuld van Kees B. pleitende argument dat van Kees B. geen sporen waren gevonden terzijde te schuiven. Het is echter nog steeds onbegrijpelijk dat daar nooit een goede verklaring voor is gegeven.
Wat houdt de hoofdconclusie: Recherchetactiek - onderscheid de identificatiefase van de bewijsfase in?
Er is veel energie en menskracht in dit onderzoek gestopt, maar het heeft in het begin ontbroken aan een goede tactische planning. Bij de inrichting van het tactische onderzoek is nagelaten tegenspraak en toetsmomenten te organiseren. Ten onrechte is na de bekentenis van Kees B. niet doorgerechercheerd om inconsistenties in zijn verklaring ten aanzien van wat bekend was te onderzoek en ten onrechte is ook niet doorgegaan met onderzoek op andere lijnen. Het heeft ontbroken aan kritische analyse en vergelijking van de verklaringen van Kees B. met die van Maikel en anderen die gehoord waren.
Waar men in de identificatiefase genoopt is verschillende scenario’s door te rechercheren en enige vrijheid bij de rechercheurs vruchtbaar kan zijn - mag juist in de bewijsfase een krachtiger tactische leiding die ook tegenspraak oplevert worden verlangd.
Wat houdt de hoofdconclusie ‘Van slachtoffer naar verdachte naar niet serieus genomen kroongetuige’ in?
Maikel is al zeer snel als mogelijke verdachte gezien. In het kader van dit onderzoek hebben jegens Maikel onfatsoenlijke verhoren plaatsgevonden. Het is onbegrijpelijk dat de deskundige die het verhoor kon volgen, die voor de belangen van Maikel kon opkomen, dat niet heeft gedaan. Hoewel de harde verhoren niets hadden opgeleverd, is ten aanzien van Maikel toch doorgerechercheerd, ookal was duidelijk dat hij het niet had gedaan.
Maikel werd niet serieus genomen als getuige. Onderdelen van de verklaringen van dit jeugdige slachtoffer werden weggeredeneerd en gerelativeerd voor zover zij aan de veroordeling van Kees B. in de weg stonden. De deskundigen die aan de rechter hun advies moesten geven, hebben voeding gegeven aan het niet serieus nemen van de voor Kees B. ontlastende verklaringen van Maikel.
Wat houdt de hoofdconclusie ‘Een valse bekentenis zonder onrechtmatige druk’ in?
- Er is ten onrechte geen gebruik gemaakt van video-opnames en een aantal relevante processen-verbaal zijn pas later opgemaakt. Hierdoor is niet met volledige precisie te achterhalen wat er tijdens de verhoren zich heeft afgespeeld.
- De stelling dat Kees B. werd verhoord om zeker te stellen dat hij de dader niet was, lijkt op het eerste gezicht niet erg aannemelijk, omdat hij op de dagen na zijn aanhouding uren is verhoord en uiteindelijk vals heeft bekend, waarover de verhorende ambtenaren soms ook enige twijfels hadden.
- De politie heeft onvoldoende gehandeld naar het feit dat soms mensen uit vrije wil een valse bekentenis afleggen of dat ze verkeren in een zodanige psychische of sociale toestand dat zij zich genoopt voelen dat te doen. Er berust een bijzondere plicht op de teamleiding en/of OvJ om te onderzoeken of zo’n bekentenis vals is. Dat is niet gedaan.
Wat houdt de hoofdconclusie ‘Daadkrachtig afwerken in plaats van objectiviteit’ in?
De verslaglegging van het onderzoek toont gebreken. Juist in zaken waarin twijfel kan bestaan over de schuldvraag is het van belang dat politie en OvJ de rechter een de verdediging een dossier voorleggen dat inzicht geeft in hetgeen dat ten behoeve van het onderzoek is verricht. Het moet nauwkeurig zijn en het mag toegesneden zijn op de uiteindelijke verdachte, maar het mag niet zodanig gestructureerd zijn dat elementen van twijfel aan het oog worden onttrokken.
De zaaksofficier heeft na de bekentenis van Kees B. gekozen voor een daadkrachtig afwerken van de zaak i.p.v. voor een objectieve, kritische doordenking. Er is bewust gekozen om geen andere onderzoeksrichtingen meer uit te werken. De officier heeft nagelaten om de rechter en de verdediging te wijzen op het feit dat deskundige 2 eerder zeer nauw betrokken was geweest bij het onderzoek van de politie, waardoor hij niet als onbevooroordeeld deskundige had mogen worden beschouwd. Na de veroordeling in eerste aanleg raakte de zaaksofficier op de hoogte van de twijfels die bij het NFI leefden over de betrokkenheid van Kees B. bij de strafbare feiten. Zij heeft ten onrechte nagelaten het ressortsparket Den Haag hiervan op de hoogte te stellen.
Wat kan er gezegd worden over de hoofconclusie ‘Hoe de ernst van het delict de redelijke twijfel over de dader aftroefde’?
De advocaat-generaal heeft met professionele afstandelijkheid en kritische betrokkenheid de zaak beoordeeld. Het standpunt dat zij uiteindelijk in het requisitoir heeft ingenomen, is in het licht van nauwgezette analyse van de door haar gesignaleerde vragen en ongerijmdheden moeilijk te begrijpen en is niet inzichtelijk geworden. Ook de door anderen, onder wie medewerkers van het NFI, geuite aarzelingen zijn terzijde gelaten. De gedachte dringt zich op dat de AG vanwege de ernst van het delict niet heeft gehandeld naar het adagium ‘in dubio pro reo’. Het naleven van dat adagium betekende immers dat de AG er ook aan zou kunnen hebben bijdragen dat in deze zaak de mogelijke dader vrijuit zou gaan.
Wat zijn de 7 voornaamste thema’s waarover aanbevelingen worden gedaan?
- Bij kapitale delicten moet de parketleiding stimuleren dat op zijn laatst in de fase waarin de zitting bij de rechter wordt voorbereid, een vorm van tegenspraak door de behandelend OvJ wordt georganiseerd, opdat wordt bevorderd dat ontlastende omstandigheden voldoende naar waarde worden geschat.
- Bij kapitale delicten moet bij de politie tegenspraak worden georganiseerd.
- De kennis van officieren van justitie op forensisch-technisch gebied en van het tactische recherchewerk moet worden vergroot. Het NFI moet duidelijker rapporteren.
- Binnen de politie moet het beheer van stukken van overtuiging en sporenmateriaal beter geregeld worden.
- In grote onderzoeken moeten de verdachtenverhoren audiovisueel worden vastgelegd. In opleidingen moet aandacht worden besteed aan de theorie en de praktijk van het verdachtenverhoor en aan het fenomeen van de valse bekentenis
- Deskundigen die ene rol hebben gespeeld in het opsporingsonderzoek moeten slechts onder nadrukkelijke vermelding van die rol, worden voorgedragen als deskundige ter terechtzitting of bij de rechter-commissaris
- Er moeten kaders worden vastgesteld voor de invulling van de taak van de officier van justitie als leider van het opsporingsonderzoek. D OvJ moet zich er voortdurend van bewust zijn dat andere procesdeelnemers, in het bijzonder rechter en verdediging, voor een goede vervulling van hun functie deels afhankelijk zijn van de OvJ.
Wat is de aanbeveling van het hoofdstuk ‘Verantwoording’?
Het bewaren en archiveren van onderzoeksmateriaal levert vaak problemen op. Als er een zaak uit het archief wordt gehaald, blijkt vaak dat materiaal weg of vernietigd is. Het is niet duidelijk welke regels gelden voor het bewaren van onderzoeksgegevens en -materialen. Medewerkers bij politie en justitie weten niet waaraan zij zich moeten houden. Niemand voelt zich verantwoordelijk voor het beheer. Het verdient aanbeveling dat er duidelijke regels worden opgesteld voor het bewaren en archiveren van onderzoeksmateriaal en dat de verantwoordelijkheid voor het beheer ervan eenduidig wordt belegd.
Wat zijn de aanbevelingen van hoofdstuk ‘Organisatorische aspecten’?
- Op 1 januari 2004 is het Raamwerk Team Grootschalige Opsporing (TGO) in werking getreden. Het doel van het Raamwerk TGO is het verhogen van de kwaliteit van de opsporing bij kapitale delicten. Het raamwerk TGO en de regionale TGO-regelingen voorzien in potentie in oplossingen van een aantal problemen die bij RAG ‘Park’ te zien waren: het gebrek aan leidinggevende ervaring bij de teamleiding, de teveel inhoudsgerichte sturing door de teamleiding, het ontbreken van kritische aandacht van de kant van de korpsleiding, de gebrekkige verslaglegging en het ontbreken van tussentijdse voortgangsrapportages. Het verdient daarom aanbeveling dat de TGO-structuur in de praktijk wordt gevolgd.
- Betrek bij onderzoeken in ernstige zaken waarbij de schuldvraag niet ondubbelzinnig duidelijk is, van buiten komende referenten, zoals onafhankelijke deskundigen, die de beschikbare informatie krijgen, tegen het licht houden en op grond van hun ervaring en deskundigheid vragen kunnen stellen en nog niet in het onderzoek aangevoerde argumenten kunnen aanbrengen.
- Benoem de onderzoeksrichtingen die niet worden uitgerechercheerd en administreer en archiveer die op een manier dat er later op kan worden teruggegrepen.
- In een opsporingsonderzoek kan een onderscheid worden gemaakt tussen de identificatiefase en de bewijsfase. Juist in de tweede fase is de organisatie van tegenspraak van belang. Het verdient aanbeveling dat binnen het OM in bepaalde zaken, tijdens het onderzoek informatievoorziening aan leidinggevenden binnen het parket wordt gestandaardiseerd, alsmede dat een geïnstitutionaliseerde vorm van tegenspraak wordt ontwikkeld en dat na afloop evaluatie plaatsvindt.
Wat zijn de aanbevelingen van het hoofdstuk ‘Het technische onderzoek’?
- Het verdient aanbeveling in grote onderzoeken een coördinator van de technische recherche toe te voegen aan de teamleiding of één technisch rechercheur aan te wijzen als contactpersoon voor het tactische team.
- Het verdient aanbeveling om van alle technische onderzoeken, dus ook van de technische onderzoeken met negatieve uitkomst, verslag te doen in pv-vorm of in rapportvorm en die verslaglegging toe te voegen aan het dossier. Bij krachtige in potentie ontlastende technische bevindingen moet hieraan expliciet aandacht worden besteed.
- Er dient door een technisch journaal te worden bijgehouden voor intern gebruik.
- Binnen een onderzoeksteam waar veel in beslag is genomen, dient iemand belast te worden met het sporenbeheer. Die persoon moet een overzicht bijhouden van de SvO’s en sporen in het onderzoek. Hij moet kunnen zeggen waar de SvO’s zijn, welke onderzoeksopdrachten zijn uitgezet en uitgevoerd en wat de resultaten van de onderzoeken waren.
- Er zou op landelijk niveau een database ontwikkeld moeten worden ten behoeve van registratie van SvO’s, die het mogelijk maakt SvO’s en sporen te volgen gedurende het onderzoek en waarin ook onderzoeksopdrachten verwerkt kunnen worden.
- Elk SvO dient een uniek nummer te krijgen, wat gevolgd kan worden door het onderzoek en de hele strafrechtsketen heen.
- Het dient aanbeveling een FT-norm te ontwikkelen voor het veiligstellen van een stoffelijk overschot.
- Er dienen meer beeldopnames te maken van gerechtelijke secties. Ook dient er na te worden gegaan of de schriftelijke verslaglegging van secties uitgebreider en gedetailleerder moet of verduidelijkt kan worden met foto’s
- Er moet een procedure gemaakt worden voor naar wie NFI medewerkers toe kunnen gaan om hun twijfels te uiten over een bepaalde verdachte in een zaak. Een deskundige zou zijn twijfel duidelijk kenbaar moeten kunnen maken in zijn rapport.
- Persoonlijke betrokkenheid van de OvJ bij het forensisch-technisch onderzoek en bij de contacten met NFI is belangrijk, gezien de kennis van technische onderzoeken bij de meeste OvJ’s kleiner dan wenselijk en noodzakelijk is
- De wijze van rapporteren van het NFI sluit vaak niet aan bij het kennisniveau van politie, OM, rechter en verdediging. Deze werelden dienen naar elkaar toe te groeien. Het NFI moet uitgebreider en duidelijker rapporteren. Politie en justitie moeten moeite doen zich te verdiepen in het forensisch-technische werk.
- De verdediging is voor het laten verrichten van DNA-onderzoek afhankelijk van de OvJ of de rechter. Het verdient aanbeveling om te bezien of en hoe de positie van de verdediging in deze zin versterkt moet worden.
Wat zijn de aanbevelingen bij hoofdstuk ‘Het tactische onderzoek’?
- In veel onderzoeken is de schuldvraag van de verdachte niet problematisch, maar er zijn onderzoeken waarin dat anders is. Zij die langere tijd betrokken zijn geweest bij een onderzoek kunnen hun objectieve blik op hun onderzoek verliezen. Dat kan leiden tot het niet onder ogen willen zien van alternatieve scenario’s. In opleidingen van leidinggevende politieambtenaren wordt tegenwoordig aandacht besteed aan zulke fenomenen. Ook in opleidingen van rechterlijke ambtenaren moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van tunnelvisie.
- Veel politieregio’s leveren weinig zedenzaken aan bij ViCLAS, waardoor het systeem onderbenut wordt. Het is van belang ook oude zedenzaken op te nemen in de ViCLAS-bestanden.
- Het verdient aanbeveling leden van het OM een rechercheopleiding te laten volgen. In zo’n cursus moet aandacht worden besteed aan bv. de standaardopzet van een opsporingsonderzoek, informatiemanagement, PD-management en misdaadanalyse.
Wat zijn de aanbevelingen van hoofdstuk ‘Maikel’?
Het Protocol Studioverhoren zou op de volgende punten moeten worden aangevuld:
- Indien een tweede studioverhoor van een jongere onder de 12 wordt uitgevoerd, moet dat beargumenteerd worden. De argumenten moeten in een pv worden vastgelegd. Dat pv moet worden opgenomen in het dossier.
- Indien wordt afgeweken van de procedure zoals beschreven in het Protocol Studioverhoren moet dat worden beargumenteerd. De argumenten moeten in het pv worden neergelegd. Het pv moet bij de stukken worden gevoegd. Ook bij een tweede of verder verhoor is een uitdrukkelijke toestemming van de OvJ vereist.
- Indien sprake is van een zeer ernstig misdrijf moet een ervaren studiobeheerder bij de verhoren betrokken zijn. Studiobeheerder en studieverhoorder moeten in zo’n zaak niet in één persoon verenigd zijn
- Bij het maken van beeldopnames moet ook de studioverhoorder in beeld zijn, zodat niet-verbale communicatie te zien is.
Wat zijn de aanbevelingen van het hoofdstuk ‘De verhoren van Kees B.’?
- In opleidingen van politieambtenaren en leidinggevende moet meer aandacht worden besteed aan verhoortechnieken en -tactieken. Het is noodzakelijk ook aandacht te besteden aan de theoretische kanten van het verhoor. Daarbij moet onder meer aandacht zijn voor het fenomeen van de valse bekentenis en de mogelijke invloed van een verhoor en de verhooromstandigheden op de verhoorde persoon. Ook moet aandacht worden besteed aan de manieren waarop onbedoeld en ongewild de verhoorde deelgenoot wordt van informatie die hij niet had moeten weten.
- Politie en justitie moeten er alert op zijn dat ook als in een verhoor geen sprake was van ongeoorloofde druk of onrechtmatige verhoormethodes, een valse bekentenis kan zijn afgelegd. De persoon van de verdachte speelt daarbij een belangrijke rol.
- Er moet met mensen van wie de verklaringen van belang kunnen zijn in het kader van waarheidsvinding geen scenarioverhoren worden gehouden. Als er behoefte is aan het ontwikkelen van scenario’s, dan dient dit binnen het team te gebeuren, evt. met assistentie van externe deskundigen.
- In grote zaken moet gewerkt worden met verhoorplannen. Dat geeft houvast in en structuur aan het verhoor, biedt de mogelijkheid rekening te houden met der persoonskenmerken van de verdachte en verkleint de kans dat ongewild en onbedoeld daderwetenschap wordt prijsgegeven.