Thema 6: H11 Flashcards

1
Q

Noem een verschil tussen contigentietheorieën en trait-theorieën van leiderschap

A

Contigentie: Gaan uit van optimale gedrag van leider afh van SITUATIE

Trait: Kijken alleen naar eigenschappen leiders. Kritiek: niet voldoende effectief om leiderschap te voorspellen. Bepaalde eigenschappen uiten zich situatie afhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de situationele-leiderschapstheorie

A

Verschillende versies. Boek: Hersey en Blanchard.

Leiderschapsstijlen moeten afgestemd zijn op ontwikkelingsniveaus van ondergeschikten.
- Directief –> lage comptetentie, hoge betrokkenheid
- Coachend –> enige competentie, lage betrokkenheid
- Delegerend –> Hoge competentie, hoge betrokkenheid
- Ondersteunend –> middelhoge competentie, lage betrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het GLOBE-project?

A
  1. Global Leadership and Organisational Behavior Effectiveness Project
  2. Langetermijnonderzoek naar hoe maatschappelijke en organisationele culturen doorwerken in leiderschap
  3. Eigenschappen die integriteit uitdrukken dragen in alle culturen biij aan excellent leiderschap, ook transformationeel en teamgericht leiderschap
  4. Ineffectief: einzelgangersgedrag, niet-samenwerkingsgericht, meedogenloos, niet-expliciet, lichtgeraakt en dictatoriaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een leider?

A

Iemand die is benoemd, uitverkozen of informaal gekozen is om het wewrk van anderen in een groep aan te sturen en te coördineren.

Formeel gekozen leider is niet altijd de leider!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is er een goede indicator voor leiderschapseffectiviteit?

A

Nee. Wel kijken naar prestaties van de groep of organisaties. En invloed van andere factoren op prestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is vervreemding?

A

Gevoelens van ontkoppeling en gebrek aan authentieke relaties met andere mensen, door teveel verantwoordelijkheden toe te kennen aan mensen die we als leider zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is leiderschap subjectief?

A

Deels. Geneigd impact van leiders te overschatten bij zeer goede of slechte prestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar waren vroege theorieën van leiderschap op gericht? Noem er 2

A
  1. Kenmerken van de leider beschrijven ipv dynamiek van de relatie tussen leider en werknemers
  2. Identificeren kenmerken en gedragingen van goede leiders, ongeacht omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 5 kenmerken die leiders onderscheiden van niet-leiders

A
  1. Intelligentie - sign correlatie
  2. Dominantie/machtsbehoefte
  3. Zelfvertrouwen
  4. Energie/doorzettingsvermogen
  5. Vakkennis

ook: aanpassingsvermogen, emotioneel evenwicht, integriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is leiderschap?

A
  1. De persoonlijke kwaliteiten, gedragingen, stijlen en beslissingen van de leider.
  2. Complexe interpersoonlijke processen.
  3. Dynamiek van het leiderschap verschilt naargelang de hoeveelheid contact tussen de leider en de medewerkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beschrijf de relatie tussen persoonlijkheid en leiderschap obv big five

A
  1. Hoog in Extraversie Openheid en Consciëntieusheid
  2. Laag in Neuroticisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 2 inzichten over leiderschap van House en Baetz

A
  1. Persoonlijkheidskenmerken leider moeten uitgedrukt worden in diens gedrag, willen die vio zijn op anderen hun prestaties
  2. Verschillende taken –> verschillende leiderschapskenmerken en gedragingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de 2 dimensies van het Ohio/Michigan universiteitsonderzoek mbt gedrag leiders

A

Dimensies
1. Consideratie: Mate waarin een leider vertrouwen toont in medewerkers, respect heeft voor hun ideeën en rekening houdt met hun gevoelens
2. Structuur bieden: Mate waarin een leider diens eigen rol en rollen van medewerkers definieert en structureert om bepaalde doelen te behalen. Leider stuurt activiteiten van de groep dmv planning, verspreiden info en uitproberen ideeën

Focus op beide –> effectieve leiders

Kritiek: vooral gericht op dagelijkse gedrag leider zelf, minder op strategische insteek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is managemantraster?

A
  1. Spoort leiders aan om hun eigen leiderschapsstijl te onderzoeken
  2. Blake en Mouton
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is participatie?

A

Mate waarin de leider diens volgers raadpleegt en rekening houdt met hun standpunt alvorens besluiten te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verhoudt empowerment zich tot autocratisch en democratisch leiderschap?

A

Zit er tussenin. Gaat verder dan participatie, want geeft ondergeschikten verantwoordelijkheid voor besluitvorming. Democratische leider maakt gebruik van eigen kracht van de medewerker, verleent hulp bij overleg en verdeelt de verantwoordelijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is autocratisch leiderschap?

A

Volgers niet raadplegen of rekening mee houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is democratisch leiderschap?

A

Volgers wel raadplegen en rekening mee houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem 3 kenmerken van Gastils conceptuele analyse van democratisch leiderschap

A

Leider die
1. Verantwoordelijkheid verdeelt –> maximale betrokkenheid en deelname groepsactiviteiten + doelstellingen te garanderen
2. Goepsleden bekrachtigen om besluiten te nemen + uitvoeren om doelen te bereiken
3. Bijdraagt aan overleg door actieve rol in definiëren en oplossen groepsproblemen, zonder oplossingen voor te schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welk soort leiderschap in werksituaties?

A

Democratisch en op participatie gericht leiderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn contigentietheorieën over leiderschap?

A
  1. Recentere benaderingen
  2. Optimale gedrag leider afh van (‘contingent aan’) situatie. Kunnen leiders hun gedrag aanpassen aan de situatie?
  3. Complex
  4. Bekendste: Fieldler: Leiders zijn of PERSOONSgeörienteerd of TAAKgericht, bepaald door hoe positief ze waren naar hun minst favoriete medewerker. Post –> persoonsgericht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 4 kenmerken van het besluitvormingsmodel van Vroom en Jago

A
  1. Gericht op specifieke beslissingen die leiders moeten nemen
  2. 5 besluitvormingsstijlen, autocratisch –> democratisch
  3. Andere factoren: Duur besluitvorming zo kort mogelijk + maximaliseren ontwikkelingsmogelijkheden medewerkers
  4. Software –> geschiktheidsscore
  5. Situationele factoren maken gebruik meerdere stijlen mogelijk.
  6. Vuistregels
  7. Praktijk: complexiteit van de situatie!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Beschrijf de 5 besluitvormingsstijlen van Vroom en Jago’s theorie

A

AI: leider beslist obv beschikbare info
AII: leider verzamelt info, neemt beslissing zelf, kàn medewerkers inlichten over probleem
CI: leider deelt probleem met enkele ondergeschikten en input, neemt zelf besluit
CII: leider deelt probleem met medewerkers in groep en input, neemt zelf besluit.
GII: Deelt problemen, mogelijkheden samen besproken –> overeenstemming –> accepteert beslissing die meeste steun krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem de 4 vuistregels van Vroom en Jago’s besluitvormingstheorie

A
  1. Toewijding medewerkers belangrijk? –> stijl obv participatie
  2. Meer info nodig dan beschikbaar? –> niet AI
  3. Als medewerkers doelen niet onderschrijven –> niet GII
  4. Inzichten in problemen en informatie voor leider beperkt –> CII en GII beste
25
Q

Noem 10 kenmerken van leiderschapssituaties / factoren vio leiderschapsstijl besluitvorming

A
  1. Tijdsbeperkingen
  2. Informatie medewerkers
  3. Overeenstemming doelen
  4. Probleemstructuur
  5. Vereiste toewijding
  6. informatie leider
  7. Kans op toewijding
  8. Vereiste toewijding
  9. Vereiste kwaliteit
  10. Spreiding
26
Q

Noem 5 kenmerken van de situationele leiderschapstheorie |(SLT), Hersey en Blanchard

A
  1. Vergelijking leiderschapsGEDRAG: directief en coachend
  2. Kunnen gelijkertijd ingezet en aangepast worden aan situatie.
  3. Ontwikkelingsrijpheid van ondergeschikten voor de taak is belangrijkste
  4. 4 ontwikkelingsniveau’s en 4 leiderschapsstijlen
27
Q

Wat is directief gedrag?

A

~structuur bieden

28
Q

Wat is coachend gedrag?

A

Mix van consideratie en participatie, vooral taakgericht

29
Q

Noem de 4 leiderschapsstijlen van de SLT

A
  1. Competentie LAAG betrokkenheid LAAG <– Directief HOOG ondersteunend LAAG
  2. Competentie MATIG betrokkenheid LAAG <– directief HOOG ondersteunend HOOG
  3. Competentie MIDDEL betrokkenheid LAAG <– directief LAAG ondersteunend HOOG
  4. Competentie HOOG betrokkenheid HOOG <– ondersteunend LAAG directief LAAG
30
Q

Noem 2 algemene observaties mbt contigentietheorieën

A
  1. Niet geslaagd de effecten van leiderschap te voorspellen of verklaren
  2. Vereisten opdeling in categorieën
31
Q

Noem 5 kenmerken van transformationeel leiderschap

A
  1. Nadruk kwaliteiten als visie, charisma en gerelateerde concepten
  2. Onderscheid transACTIONEEL en transFORMATIONEEL
  3. Multifactor Liederschip Questionnaire (MLQ)
  4. transFORmationeel - verbanden Extraversie, Altruisme, Openheid en laag Neurocitisme. Afh van situatie en visie leider. Overlappende MLQ scores
32
Q

Beschrijf transactionele leiders

A
  • Medewerkers te motiveren door hun prestaties in de gaten te houden en BELONINGEN uit te delen voor gewenst gedrag.
  • Gebaseerd op UITWISSELINGEN tussen leiders en medewerkers, leiders formuleren werkdoelen en gedrag dat nodig is om deze doelen te bewaren

2 componenten:
1. Voorwaardelijke beloning
2. Management by exception

33
Q

Beschrijf transformationele leiders

A
  • medewerkers prikkelen, INSPIREREN, uit te dagen, verder kijken dan eigen belang maar belang, missie of visie van het COLLECTIEF.
  • Visie moet ambitieus maar haalbaar zijn, duidelijk en inspirerend geformuleerd

4 componenten:
1. Individuele consideratie
2. Intellectuele stimulatie
3. Inspiratie en motivatie
4. Geïdealiseerde invloed of charisma

34
Q

Hoe hangen MLQ scores van transformationeel leiderschap samen?

A
  1. Voorwaardelijke beloning gepaard met transformationeel leiderschap: tastbaar en ontastbaar
  2. 4 componenten (E, A, O, N) lijken in gedrag van leiders samen op te treden, soms ook samen met elementen van transACTioneel leiderschap
35
Q

Wat is voorwaardelijke bloning?

A

Leider verstrekt alleen een beloning als de ondergeschikte adequaat heeft gehandeld of voldoende diens best heeft gedaan

36
Q

Wat is management by exception?

A

Zolang de prestatiedoelen worden behaald, zal de leider niet proberen bestaande werkmethodes te veranderen of medewerkers bij te sturen. Alleen ingegrijpen als er iets verkeerd gaat:
- actief –> situatie preventief in de gaten houden, of
- passief –> niets doen tot fouten worden gemaakt

37
Q

Wat is individuele consideratie?

A

Leider behandelt iedere ondergeschikte als individu en probeert diegene te stimuleren door het geven van EXTRA VERANTWOORDELIJKHEID en COACHING/mentoring

38
Q

Wat is intellectuele stimulatie?

A

Leider moedigt vrijuit denken aan en benadrukt belang van BEREDENERING vóór het ondernemen van actie

39
Q

Beschrijf inspiratie en motivatie

A

Leider formuleert OPTIMISTISCHE, duidelijke en haalbare toekomstvisie en moedigt anderen aan hun verwachtingen naar boven bij te stellen

40
Q

Wat is geïdealiseerde invloed of charisma?

A

Leider brengt persoonlijke OFFERS, neemt VERANTWOORDELIJKHEID voor zijn/haar acties, DEELT in behaalde SUCCESSEN en geeft blijk van DOORZETTINGSVERMOGEN

41
Q

Wat is Laisser-faireleiderschap?

A

Leider vermijdt beslissingen en verantwoordelijkheden en stelt zich PASSIEF op. Kan duiden op gebrek aan vaardigheden en/of motivatie, of weloverwogen keuze

42
Q

Noem 5 aspecten van charismatisch leiderschap

A

Wijze waarop medewerkers hun leider zien en als kenmerk van de leider zelf

Leider..
1. formuleert strategische visie en verspreidt in groep
2. neemt persoonlijke risico’s bij najagen visie
3. gevoelig voor mogelijkheden en beperkingen omgeving
4. gevoelig behoeften anderen
5. soms ongebruikelijke en onverwachte dingen.

~transformationeel leiderschap als geheel, zoals in MLQ

43
Q

Noem 2 aspecten van impact van transformationeel leiderschap beoordelen en begrijpen

A
  1. Inactieve leiders niet effectief
  2. Transformationeel leiderschap hoogste correlatie uitkomsten als tevredenheid, effectiviteit bij volger en leider, motivatie van volgers, funtieprestaties van leider en groepsprestaties
44
Q

Noem 8 aspecten van belangrijke eigenschappen van leiders

A
  1. TEVREDENHEID meer verklaard door leiderschapEIGENSCHAPPEN en -gedrag dan groepsprestaties
  2. CONSIDERATIE leiders > leiderschapseigenschappen en gedrag
  3. Transformationeel leiderschap > op groepsprestatie dan consideratie van leider, weinig effect op groepseffectiviteit
  4. Combi structuur + consciëntieusheid belangrijke verklaring mate van groepsprestaties
  5. Leider’s aandacht voor prestaties en beloningen –> belangrijke factor baantevredenheid
  6. Neg correlatie negatieve aspecten leiderschap en werkprestaties, maar minder sterk dan verwacht
  7. Gedrag lijders overall: verband wekrprestaties > dan leiderschapseigenschappen
  8. Intelligentie en gender zeer beperkte rol
45
Q

Beschrijf kort belangrijke eigenschappen leiders

A
  1. Transformationeel leiderschap, consideratie en contingent belonen houden allemaal consequent verband met positieve uitkomsten, niet allemaal in dezelfde mate.
  2. Persoonlijkheid leider houdt over algemeen minder sterk verband met uitkomsten dan zijn of haar gedrag, C belangrijkste.
46
Q

Noem 3 aspecten van gender en leiderschap

A
  1. Geslacht weinig belangrijk mbt leidersprestaties of tevredenheid leiders van volgers
  2. Leiderschapsstijl van vrouwen in organisaties is NIET meer gericht op onderlinge relaties en minder op taken.
  3. Vrouwen vaak beter beoordeeld, minder toegang tot hogere functies
47
Q

Noem 5 kenmerken van leiderschap bij vrouwen

A
  1. Meer PARTICIPATIEVE/ DEMOCRATISCHE stijl
  2. Meer TRANSFORMATIONEEL (charisma en geïndividualiseerde consideratie)
  3. Meer contingent belonen
  4. Minder mangement by exception
48
Q

Noem 4 culturele dimensies van leiderschap

A
  1. Machtsafstand
  2. Onzekerheidsvermijding
  3. Mannelijk vs vrouwelijk
  4. Individualisme vs collectivisme
49
Q

Wat is machtsafstand?

A

Acceptatie van ongelijke verdeling van de macht

50
Q

Wat is onzekeerheidsvermijding?

A

Wensen van voorspelbare omgeving en oprichting systemen om dit te bereiken

51
Q

Wat is mannelijk vs vrouwelijk in internationaal leiderschap?

A

M: voorkeur assertiviteit en persoonlijk succes
V: ondersteuning en zorg

52
Q

Wat is individualisme vs collectivisme in internationaal leiderschap?

A

Overtuiging van zelfvoorzienendheid vs wederzijdse onderstuening

53
Q

Beschrijf cross-culturele benadering van leiderschap

A

Soort contigentieaanpak, want stelt dat de beste leiderschapsstijl afh is van heersende culturele normen en verwachtingen op de werkplek

54
Q

Noem 9 aspecten van nationale cultuur obv GLOBE project

A
  1. Prestatiegerichtheid
  2. Assertiviteit
  3. Toekomstgerichtheid
  4. Menselijke oriëntatie
  5. Institutioneel collectivisme
  6. In-groupgcollectivisme
  7. Gender-egalitisme
  8. Machtsafstand
  9. Onzekerheidsvermijding
55
Q

Noem 6 voorkeuren van leiderschapsstijlen uit GLOBE project

A
  1. Charismatisch/op waarde gebaseerd
  2. Teamgericht
  3. Participatief
  4. Mensgeörienteerd
  5. Autonoom
  6. Zelfbescherming
56
Q

Noem 10 clusters van leiderschapstijlen per regio obv GLOBE

A
  1. Angelsaksich: competatief en resultaatgericht
  2. Confuciaans Azie: resultaatgericht, groepsdoelen > individuele
  3. Oost-Europa: krachtig, ondersteunend voor werknemers, vrouwen gelijk behanden
  4. Germaans Europa: waardeert competitie en agressieve aanpak voor resultaten
  5. Latijns-Amerika: loyaal en toegewijd aan families en soortgelijke groepen
  6. Zuid-Europa: Waardeert individuele autonomie
  7. Midden-Oosten: toegewijd en loyaal aan eigen mensen, minder gelijkwaardigheid m-v
  8. Noord-Europa: hoge prio langetermijnsuccessen, meer oog gelijkwaardigheid m-v
  9. Zuid-Azie: sterke familiebanden en diepe bezorgdheid gemeenschappen
  10. Sub-Sahara: bezorgd over en gevoelig voor anderen, sterke loyaliteit naar familie
57
Q

Welk type leiderschap lijkt het minst aangewezen als je ervoor wil zorgen dat minderheden invloed kunnen uitoefenen?

A

Persoonsgericht leiderschap, want zulke leiders zijn gericht op bevorderen groepshandhaving. Teveel aandacht voor relaties verhindert mogelijk dat leden van de minderheid zich volhardend, onafhankelijk en vol zelfvertrouwen durven op te stellen en consistent een afwijkende mening durven te uiten

58
Q

Hoe kunnnen leden van een minderheid gehoord worden in een overleg?

A

Door consistent van mening te verschillen met de andere teams, ook over andere zaken dan de kwestie die voor de minderheidsgroep zo belangrijk is

59
Q
A