Thema 3: H6 Flashcards
Wat is een attitude?
Bepaalde regelmatigheden in iemands gevoelens, gedachten en neigingen om een bepaald aspect van zijn omgeving te reageren (Secord en Backman)
Noem de 3 componenten van attitude
GGG
1. Affectieve: gevoelens
2. Cognitief: gedachten
3. Gedrags: neigingen
Vooral betrekking op affectieve en cognitieve component. Gedrag is meestal gevolg.
Noem 3 eigenschappen van attitudes
- Evaluatief
- Betrekking op bepaald doel of object, = verschil persoonlijkheid
- Onderscheid tussen attitudes is zinvol
Beschrijf de relatie tussen attitudes, waarden en stemmingen (Georges en Jones)
Waarden: iemands overtuigingen over wat goed en gewenst is –> vio keuzes en ervaringen langdurig, moeilijker te beïnvloeden dan attitudes
Stemmingen: veralgemeniserende affetieve statussen die niet expliciet gekoppeld zijn aan specifieke gebeurtenissen of situaties waardoor of waarin de stemmingen oorspronkelijk ontstaan zijn.
Tabel 6.1
Noem 3 functies van attitudes
- Helpen omgeving duiden en effectief handelen
- Ontwikkelen en onderhouden identiteitsbesef en gevoel van zelfachting
- Onderhouden goede relaties met anderen, vooral met die wat de macht hebben om ons te belonen of straffen
Noem 3 elementen waarmee attitudes in geheugen worden opgeslagen, Pratkanis en Turner
Attitude is korte cogn voorstelling die opgeslagen wordt met 3 elementen:
- Objectetiket en regels om dit etiket toe te passen
- Korte evaluatie van het object
- Kennisstructuur die de korte evaluatie ondersteunt
Noem een resultaat uit het onderzoek van Furnham onder jongeren en attitudes en economische vraagstukken
Verschillen tussen landen: werkhouding meer in USA dan EU, MO, AZ, omgekeerde voor competiviteit –> vooral in MO en AZ.
Landen met snelle economische groei –> meer competivitiet en geldopvattingen, onduidelijk of attitudes hierdoor worden veroorzaakt
Hoe worden attitudes gemeten?
- Vragenlijsten
- Meting van hoe EXTREEM iemands attitude is. Attitudekracht (Petty en Krosnick): ook mate van zekerheid, belang, intensiteit en kennis over attitude
- Kenmerkendheid (Pratkanis en Turner): mate waarin een attitude relevant is voor een situatie. Sterk = attitude waar je in een bepaalde situatie direct aan denkt
- Beste meting: snelheid waarmee op prikkel wordt gereageerd. dm AIT (implicit association test). Let op: meten verschillende zaken.
- IATs zijn producten van omgevingsassociaties, geen maat voor persoonlijke standpunten. = verschil impliciete en expliciete associaties (Karpinski en Hilton)
- Attitudes situatie/context afhankelijk! Vluchtig.
Noem 3 kenmerken van attitudes
- extremiteit
- kracht
- kenmerkendheid
Hoe cognitie aan de attitude wordt gekoppeld, bepaalt hoe goed iemand zich de attitude herinnert en hoe deze gedrag voorspelt
Wat is het verschil tussen impliciete en expliciete attitudes?
Impliciete zijn onbewust
Expliciete worden vooral gebruikt om de eigen doelstellingen te verwezelijken
Voorspellen attitudes gedrag?
In zekere mate, vaak door sociale druk. Maar, kritiek op zulk onderzoek (attitude- vs gedragsmaatstaven). Langdurige beoordeling van meerdere gedragsincidenten nodig om goed te kunnen kijken of attitudes gedrag kunnen voorspellen.
Beschrijf het verschil tussen attitudemaatstaven en gedragsmaatstaven
Attitudemaatstaven: algemeen, vb attitude tegenover wetsovertreding
Gedragsmaatstaven: specifiek, vb te hard rijden
Noem de 4 factoren die de koppeling tussen attitude en gedrag versterken (Pratkanis en Turner)
- Object vd attitude goed gedefinieerd en kenmerkend
- Kracht vd attitude is groot
- Kennis ter ondersteuning vd attitude is voldoende voorradig en complex
- Attitude ondersteunt belangrijke aspecten van het zelf
Noem 2 redenen waarom er nauwelijks een verband tussen attitude en gedrag wordt waargenomen
- Gebrekkige opzet onderzoek
- Sociale druk
Noem 2 manieren waarop gedrag wel voorspeld kan worden door attitude
- Theorie van beredeneerde actie: intentie toevoegen
- Theorie van gepland gedrag: intentie en vermeende gedragscontrole
Beschrijf de theorie van gepland gedrag
- Ajzen en Madden.
- Geworteld in cogn theorieën over motivatie. Stelt dat acties resultaat zijn van attitudes, sociale druk, vermeende gedragscontrole en intenties. Theorie kan zowel intenties als daadwerkeljik gedrag relatief goed voorspellen.
- Correlatie attitude, subj norm en gedragscontrole 0.63; intentie + gedragscontrole 0.52 (Armitage)
- Gezondheidsgerelateerde gedragingen voorspellen: <20% (McEachan)
- Subj norm wss minder krachtig van invloed dan Ajzen suggereerde. Komt door neiging om subj norm met enkele vragen te meten (Armitage en Connor). In westerse cultuur invloed anderen niet graag toegeven
Wat is werktevredenheid?
- Aanname of positieve emotionele staat veroorzaakt door de beoordeling van iemands werk of werkervaringen.
- Verschillende aspecten: salaris, werkomstandigheden, collega’s, leidinggevenden, carrièrekansen
Noem 3 theoretische manieren om werktevredenheid te benaderen
Afh van
1. Iemands persoonlijkheid of instelling
2. mening van anderen in de werkomgeving
3. kenmerken van het werk
Noem 2 manieren waarop werktevredenheid wordt onderscheden
- Obv verwachtingen: focus vragenlijsten. Wordt aan functieverwachting voldaan?
- Obv prestaties. Mate waarin werknemer tevreden is met eigen prestatieniveau
Noem 3 benaderingen voor werktevredenheid van Judge en Hulin
- Afh van iemands karakter: stabiele positieve of negatieve instellingen, verkregen door ervaring. Kunnen ook uit dispositie komen: meer gemeen met de eigenschappen van persoonlijkheidskenmerken dan met die van attitudes
- Model van sociale informatieverwerking: werktevredenheid afh van hoe andere mensen ervaringen evalueren
- Informatieverwerkingsmodel: werktevredenheid beïnvloed door kenmerken van zijn werk en mate waarin deze overeenkomen met wat iemand uit het werk wil halen
Hoe kan werktevredenheid gemeten worden?
- Occupational Stress Indicator. Stellingen over hoe mensen denken over specifieke aspecten van het werk
- Attitudemetingen: veel vragen stellen, meer accuraat. Gericht op cogn component werktevredenheid (= probleem). Affectieve component meten dmv kortere metingen met algemenere vragen.
Waarom wil je de affectieve component van werktevredenheid meten?
Omdat veel definities daarop gericht zijn
Noem de 4 stellingen om de affectieve component van werktevredenheid te meten (Thompson en Phua)
- Ik vind vreugde in mijn werk
- Ik hou meer van mijn werk dan de gemiddelde mens
- Op de meeste dagen ben ik enthousiast over mijn werk
- Ik voel me redelijk tevreden over mijn werk
Waarom moet je rekening houden met ‘gestalt’ en andere culturen?
Werknemers hebben mogelijk een ‘gestalt’ (totaalbeeld) over hun werk dat niet direct gerelateerd is aan taakvoldoening. vb: werknemer kan 15 verschillende leuke taken uitvoeren maar toch kan de algehele werktevredenheid slecht zijn als die 15 niet voldoende aan elkaar gerelateerd zijn
Werktevredenheid vragenlijsten valide in andere culturen?
Noem 3 belangen van werktevredenheid die verschillen tussen culturen
- Individualistische culturen: meer belang ALGEHELE werktevredenheid
- Culturen met statusverschillen: arbeidszekerheid
- Sterke vermijding van onzekerheid: arbeidszekerheid minder belangrijk.: cultuur zorgt voor vangnetten
Welke factoren bepalen werktevredenheid?
Factoren af te leiden uit de 3 theoretische benaderingen (persoonlijkheid; mening anderen in werkomgeving; kenmerken werk)