Thema 4: H5 Flashcards
Wat is een van de belangrijkste uitdagingen voor arbeidspsychologen?
Inzicht in wat werkprestaties zijn en hoe deze kunnen worden beoordeeld
Uit welke 2 fundamentele vragen bestaat prestatiebeoordeling?
- Wat bedoelen we met prestaties op werk?
- Hoe meten we ze?
Noem 2 generieke modellen voor werkprestaties
Latente structuur
- 8 algemene functieprestatiefactoren, Campbell
- 8 grote factoren van functieprestaties, Bartram
Wat zijn competenties?
Waargenomen vaardigheden of capaciteiten waarover iemand moet beschikken om een taak of rol effectief te kunnen uitvoeren
Wat zijn competentiekaders?
Beschrijven de gedragingen die horen bij goede en slechte prestaties op elke competentie
Wat is congruentie?
Gezamelijke factoren binnen onafhankelijke bronnen
Noem de 8 factoren van Campbell
- Functiespecifieke taakbekwaamheid*
- Niet-functiespecifieke taakbekwaamheid
- Schriftelijke en mondelinge communicatie
- Inspanning tonen*
- Persoonlijke discipline*
- Teamprestaties bevorderen
- Supervisie/leiderschap
- Management/administratie
- belangrijk voor alle functierollen
Krietiek: Nauwkeurigere definities van individuele factoren nodig om model toe te passen op prestatiebeoordeling in organisaties
Noem de 8 factoren van Bartram
Congruentie tussen competenties voor taken
- Ondernemend en preseterend
- Interactief, zeker, ontspannen en overtuigend
- Analyserend en rapporterend
- Creërend en conceptualiserend
- Zich aanpassend en opgewassen tegen de situatie
- Ondersteunend en samenwerkend
- Leidend en beslissend
- Organiserend en uitvoerend
Welke drie functieprestatiefactoren zijn voor alle functierollen van belang?
- Functiespecifieke taakbekwaamheid
- Inspanning tonen
- Persoonlijke discipline
~ verband tussen consciëntieusheid en arbeidsprestaties
Noem een verschil tussen de factoren van Campbell en Bartram
Campbell: factoren verband houden met functiespecifieke taakbekwaamheid, inspanning of motivatie, Bartram niet.
Bartram: factoren als creativiteit (innovatie), conceptualisering en analyse (cogn capaciteit), Campbell niet
Visweswaran: misschien maar 1 enkele factor die de prestatie binnen een functie bepaalt.
Noem 7 eigenschappen van organisationeel burgerschapsgedrag, of organizational citizenschip (OCB)
- Organ et al.
- Prestaties die medewerkers op het werk verrichten, maar niet in functieomschrijvingen staan.
- vb. behulpzaamheid, consciëntieusheid, hoffelijkheid, sportiviteit, gedrag in lijn met ideeën van de organisatie. AKA prosociaal gedrag.
- “Individueel gedag naar eigen oordeel dat niet direct of expliciet wordt herkend door het formele belonginsstelsel en dat alles bij elkaar genomen bijdraagt aan het effectieve functioneren van de organisatie. “
- Belang positief werkklimaat en betere groepsprestaties
- Nuttig voor organisatie als geheel of individueel niveau.
- Percepties van rechtvaardigheid rol bij motiveren tot OCB. Weinig bewijs voor financiele beloning positieve invloed OCB.
Benoem het verschil tussen taakgerelateerde en contextuele prestaties, Borman en Motowidlo
- Taakgerelateerd: Effectiviteit waarmee een werknemer een verzameling technische of rolspecifieke doelen behaalt, dragen bij aan de TECHNISCHE DOELSTELLINGEN vd organisatie
- Context: INDIVIDUELE activiteiten, niet direct betrokken bij de hoofdtaak, maar organisatie vormen op sociaal en psychologisch gebied, belang voor BREDERE ORGANISATIONELE PRESTATIES, ~ OCB. 7 gedragsrollen
Benoem 3 voorbeelden van de 7 gedragsrollen van contextuele prestaties, Borman en Motowidlo
- Vrijwillig verantwoordelijkheid nemen
- Organisatiebeslissingen steunen en verdedigen
- Enthousiast doorgaan en regels volgen
Noem een nadeel van OCB
Lagere werkprestaties. Carrière hangt meer af van werkprestaties dan van OCB. –> werknemer doet eigen carrière tekort door te veel bezig te zijn met OCB vertonen.
Noem 3 rolgedragingen van werknemers voor arbeidsprestaties, Griffin
- Adaptief
- Proactief
- Bekwaamheid
–> model van 9 dimensies van arbeidsprestaties.
Wat is organisational commitment (organisationele toewijzing)?
Affiniteit met of betrokkenheid bij het werken voor jouw organisatie.
Voorspeller van positieve arbeidsprestaties
Beschrijf de fundamentele attributiefout
Toeschrijven vna gedrag van andere aan interne, dispositionele oorzaken (bijv competentie of persoonlijkheid) ipv situationele zaken, als gedrag van anderen negatief geëvalueerd wordt.
–> 1. managers ONDERschatten belang omgevingsfactoren op individuele prestaties
2. Onderscheid in- outgroup –< belang omgevingsfactoren voor outgroup memners ONDERschatten als medewerker slecht presteert. vb verschillend oordelen als medewerker te laat is
Wat is een nadeel van interpersoonlijke beoordelingen?
Selectief en bevooroordeeld
Wat is het aureooleffect?
Iets positief herkennen.
vb. als een manager geneigd is een medewerker als geheel positief te beoordelen obv slecht 1 of enkele positieve eigenschappen.
Wat is het duiveltjeseffect?
Sensibilisatie door negatieve zaken omtrent de sollicitant.
Wat is het primacy-effect?
Ongevoeligheid foor info die later komt
Wat is het regency effect?
Meer gevoeligheid voor de laatste prikkels