Thema 5.1 Flashcards
Culturele transmissie
10.000 jaar is een relatief korte periode voor onze hersenen om significant veranderd te zijn, dus de verschillen met onze grootouders zijn wellicht geen aanpassingen aan ‘hardware’ (het brein). Het is dus onze software die zich heeft aangepast. Die kennis wordt overgedragen via culturele transmissie. Dit is het imiteren van anderen en wordt ondersteund door neurale mechanismen die door de evolutie zijn ontstaan.
Franz Boas
• Niet culturele diversiteit moet worden verklaard in termen van psychologische verschillen, maar menselijk gedrag moet worden begrepen in termen van hun cultuur
• Cultuur veroorzaakt psychologische verschillen en niet andersom
• Geen enkel bewijs dat culturele verschillen terug te voeren zijn op genetische verschillen
• Kortom: cultuur is de drijvende kracht achter menselijk gedrag
Alfred Kroeber
• Cultuur is een superorganisme: een autonome kracht die vrij is van menselijke invloed
• Onderdeel van SSSM of cultuurrelativisme
Margaret Mead
Het werk van Margaret Mead was een van de hoekstenen van de superorganische visie op cultuur, maar recent krijgt het veel kritiek. Ze zou haar werk bewust zodanig opgesteld hebben dat biologische en evolutionaire visies op gedrag en cultuur verdrongen werden. Eerder had ze wel een visie van culturele kneedbaarheid maar later schreef ze dat deze een politieke reden hadden. Ze zag de evolutie als deels biologisch en deels cultureel.
Idea Diffusion
Goede ideeën verspreiden zich snel van cultuur naar cultuur. Mensen zijn dus op abstract niveau opvallend gelijk maar dit is geen bewijs voor erfelijkheid. Echter universalia kunnen wel het startpunt zijn voor een onderzoek van aangeboren aspecten van cultuur, zeker wanneer ze niet door idea diffusion kunnen zijn ontstaan.
Geevolueerde vs overgedragen cultuur
• Evoked culture: culturele gebruiken als resultaat van mentale modules die afhankelijk zijn van de eigenschappen van de omgeving.
• Transmitted culture: gevolg van imitatie, modelling en idea diffusion
Contingent universal
Bestaat enkel als een andere conditie (of condities) aanwezig is in de omgeving en aanleiding geeft tot een verhoging van variabiliteit.
Dual inheritence theorie
Het dual inheritance-model van Boyd en Richerson beschrijft de ontwikkeling van de mens, de geest, als een combinatie van twee processen. Het eerste proces is de biologische evolutie, het proces waarlangs ons lichaam is gevormd, en alle neigingen, voorkeuren en vaardigheden die we uit de evolutie hebben meegekregen. Deze eigenschappen worden langs genetische weg doorgegeven. Het tweede proces is de culturele evolutie. Hier gaat het dus niet om ontwikkeling langs biologische weg, maar langs culturele weg. U zou dit kunnen benoemen als ‘transmitted culture’, zoals Tooby en Cosmides dat noemen: het gaat om eigenschappen die worden doorgegeven door middel van imitatie en overdracht van ideeën. Met dit model onderscheiden Boyd en Richerson zich vooral omdat zij ruimte maken voor beide processen. Bovendien interacteren deze twee processen volgens Boyd en Richerson: wat op het ene niveau gebeurt, heeft invloed op het andere niveau en vice versa. Er is dus niet alleen ruimte voor zowel genen als cultuur – zij beïnvloeden beide ons gedrag – maar deze twee factoren beïnvloeden via ons gedrag ook nog eens elkaar.
Gene culture co-evoluation theory
Genen en cultuur zijn sterk met elkaar verweven. Mensen hebben aangeboren leervermogens die sommige cultuurelementen gemakkelijker aan te leren maken dan andere, met als gevolg dat zij meer kans maken een plaats te krijgen in de cultuur. Gene-culture co-evolutionary theories benadrukken de wederkerige relatie tussen genen en cultuur. Genen hebben een effect op welke culturen mogelijk zijn, maar eens gevestigd, wordt de cultuur onderdeel van de selectieve omgeving Alle theorieën gaan uit dat het individu (dus niet de genen) gediend worden door cultuur
Epigenese
De interactie tussen genen en omgeving tijdens de ontwikkeling
Epigenetische regels
Omvatten essentiële biologische zaken (gedragingen of disposities die de overleving bevorderen) en deze regels beïnvloeden de set van culturele entiteiten die wellicht bestaan
Cultuurgenen
De patronen van cultuur die worden doorgegeven tussen individuen en de inclusive fitness verhogen van zij die zich bepaalde aspecten van een cultuur eigen maken. Cultuurgeven, bv incest taboe, kunnen dus bijdragen aan de genetische fitness door mensen ervan te weerhouden te paren met verwanten
Memes
Misschien is culturele informatie niet voor ons voordeel, maar voor het eigen (culturele) voordeel, bv spin die zich opoffert na copulatie: dit gedrag is niet voordelig voor het individu, maar wel voor de genen die dat gedrag bevorderen. Eenheden of groepen van eenheden van culturele erfenissen verspreiden zich door te kapitaliseren op de aard van de menselijke geest. Dawkins noemde deze eenheden ‘memes’, naar analogie met genen, de eenheden van biologische overerving. Een meme is een begrip en betekent een idee of ideeën-stelsel zoals een godsdienst of ideologie en wordt ook wel omschreven als een besmettelijk informatiepatroon. Genen muteren random, memes doen dat niet. Ze veranderen door gerichte menselijke inspanning en creativiteit
M-cultuur vs i cultuur
• m-cultuur: bestaat in de echte wereld.
• i-cultuur: bestaat in de geest van mensen
timulus enhancement
Stimulusverwerking. De neiging van een dier om aandacht te besteden aan een object of gebied nadat het gezien heeft dat een ander dier een bepaald succes behaalde met dat object of gebied