Thema 5.1 Flashcards

1
Q

Culturele transmissie

A

10.000 jaar is een relatief korte periode voor onze hersenen om significant veranderd te zijn, dus de verschillen met onze grootouders zijn wellicht geen aanpassingen aan ‘hardware’ (het brein). Het is dus onze software die zich heeft aangepast. Die kennis wordt overgedragen via culturele transmissie. Dit is het imiteren van anderen en wordt ondersteund door neurale mechanismen die door de evolutie zijn ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Franz Boas

A

• Niet culturele diversiteit moet worden verklaard in termen van psychologische verschillen, maar menselijk gedrag moet worden begrepen in termen van hun cultuur
• Cultuur veroorzaakt psychologische verschillen en niet andersom
• Geen enkel bewijs dat culturele verschillen terug te voeren zijn op genetische verschillen
• Kortom: cultuur is de drijvende kracht achter menselijk gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alfred Kroeber

A

• Cultuur is een superorganisme: een autonome kracht die vrij is van menselijke invloed
• Onderdeel van SSSM of cultuurrelativisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Margaret Mead

A

Het werk van Margaret Mead was een van de hoekstenen van de superorganische visie op cultuur, maar recent krijgt het veel kritiek. Ze zou haar werk bewust zodanig opgesteld hebben dat biologische en evolutionaire visies op gedrag en cultuur verdrongen werden. Eerder had ze wel een visie van culturele kneedbaarheid maar later schreef ze dat deze een politieke reden hadden. Ze zag de evolutie als deels biologisch en deels cultureel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Idea Diffusion

A

Goede ideeën verspreiden zich snel van cultuur naar cultuur. Mensen zijn dus op abstract niveau opvallend gelijk maar dit is geen bewijs voor erfelijkheid. Echter universalia kunnen wel het startpunt zijn voor een onderzoek van aangeboren aspecten van cultuur, zeker wanneer ze niet door idea diffusion kunnen zijn ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geevolueerde vs overgedragen cultuur

A

• Evoked culture: culturele gebruiken als resultaat van mentale modules die afhankelijk zijn van de eigenschappen van de omgeving.
• Transmitted culture: gevolg van imitatie, modelling en idea diffusion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Contingent universal

A

Bestaat enkel als een andere conditie (of condities) aanwezig is in de omgeving en aanleiding geeft tot een verhoging van variabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dual inheritence theorie

A

Het dual inheritance-model van Boyd en Richerson beschrijft de ontwikkeling van de mens, de geest, als een combinatie van twee processen. Het eerste proces is de biologische evolutie, het proces waarlangs ons lichaam is gevormd, en alle neigingen, voorkeuren en vaardigheden die we uit de evolutie hebben meegekregen. Deze eigenschappen worden langs genetische weg doorgegeven. Het tweede proces is de culturele evolutie. Hier gaat het dus niet om ontwikkeling langs biologische weg, maar langs culturele weg. U zou dit kunnen benoemen als ‘transmitted culture’, zoals Tooby en Cosmides dat noemen: het gaat om eigenschappen die worden doorgegeven door middel van imitatie en overdracht van ideeën. Met dit model onderscheiden Boyd en Richerson zich vooral omdat zij ruimte maken voor beide processen. Bovendien interacteren deze twee processen volgens Boyd en Richerson: wat op het ene niveau gebeurt, heeft invloed op het andere niveau en vice versa. Er is dus niet alleen ruimte voor zowel genen als cultuur – zij beïnvloeden beide ons gedrag – maar deze twee factoren beïnvloeden via ons gedrag ook nog eens elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gene culture co-evoluation theory

A

Genen en cultuur zijn sterk met elkaar verweven. Mensen hebben aangeboren leervermogens die sommige cultuurelementen gemakkelijker aan te leren maken dan andere, met als gevolg dat zij meer kans maken een plaats te krijgen in de cultuur. Gene-culture co-evolutionary theories benadrukken de wederkerige relatie tussen genen en cultuur. Genen hebben een effect op welke culturen mogelijk zijn, maar eens gevestigd, wordt de cultuur onderdeel van de selectieve omgeving Alle theorieën gaan uit dat het individu (dus niet de genen) gediend worden door cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Epigenese

A

De interactie tussen genen en omgeving tijdens de ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Epigenetische regels

A

Omvatten essentiële biologische zaken (gedragingen of disposities die de overleving bevorderen) en deze regels beïnvloeden de set van culturele entiteiten die wellicht bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cultuurgenen

A

De patronen van cultuur die worden doorgegeven tussen individuen en de inclusive fitness verhogen van zij die zich bepaalde aspecten van een cultuur eigen maken. Cultuurgeven, bv incest taboe, kunnen dus bijdragen aan de genetische fitness door mensen ervan te weerhouden te paren met verwanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Memes

A

Misschien is culturele informatie niet voor ons voordeel, maar voor het eigen (culturele) voordeel, bv spin die zich opoffert na copulatie: dit gedrag is niet voordelig voor het individu, maar wel voor de genen die dat gedrag bevorderen. Eenheden of groepen van eenheden van culturele erfenissen verspreiden zich door te kapitaliseren op de aard van de menselijke geest. Dawkins noemde deze eenheden ‘memes’, naar analogie met genen, de eenheden van biologische overerving. Een meme is een begrip en betekent een idee of ideeën-stelsel zoals een godsdienst of ideologie en wordt ook wel omschreven als een besmettelijk informatiepatroon. Genen muteren random, memes doen dat niet. Ze veranderen door gerichte menselijke inspanning en creativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

M-cultuur vs i cultuur

A

• m-cultuur: bestaat in de echte wereld.
• i-cultuur: bestaat in de geest van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

timulus enhancement

A

Stimulusverwerking. De neiging van een dier om aandacht te besteden aan een object of gebied nadat het gezien heeft dat een ander dier een bepaald succes behaalde met dat object of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tomasello

A

Tomasello stelt dat mensen een complexere cultuur hebben dan dieren doordat ze zich kunnen identificeren met soortgenoten. Mensen hebben een betere theory of mind. Men moet de intentie achter de handeling van een ander kunnen zien, om zelf te kunnen beslissen of het handig is om te imiteren.

17
Q

Hebben dieren cultuur

A

Dieren gebruiken eerder emulatie dan imitatie. Imitatie vereist een mentale representaie van de intentie van de uitvoerder van het gedrag en het zien van de methode als een manier om een doel te bereiken. Bij emulatie is de intentie niet duidelijk en zal de uitvoering onzorgvuldig zijn.

18
Q

Instructed learning

A

Leren door instructie is van bijzonder belang voor kinderen, omdat instructies geïnternaliseerd worden en cognities en gedrag reguleren

19
Q

Waarom is er zo’n verscheidenheid in cultuur?

A

Jared Diamond zocht een ultimate verklaring voor de grote verschillen in culturele rijkdom. De proximate oorzaken van de Euraziatische dominantie liggen in de beschikbaarheid van lastdieren, technologieën, politieke organisaties maar ook besmettelijke ziektes. In ultimate zin zijn Euro Aziaten in het voordeel omdat hun continent zich in de breedte over een grote afstand uitstrekt, waardoor dieren en planten relatief gemakkelijk van het ene naar het andere deel overgebracht kunnen worden. Een ongelijke welvaartsverdeling grotendeels het gevolg van historisch toeval. Euro Aziaten bezaten grondstoffen voor beschaving en bewoners van andere continenten niet

20
Q

Evolutie en religie

A

Religie is niet darwinistisch gedragen. Het draagt niet bij aan maximalisering van inclusive fitness.
• Wilson: religie beschouwen als superorganisme dat de overleving en reproductie van de groep bevordert, het gaat erom dat de groep als geheel er baat bij heeft.
• Scott Atran: religie is geen aanpassing, maar een bijproduct van andere adaptieve processen
• Dawkins: kinderen moeten kennis en vaardigheden verwerven. Dat kinderen culturele waarden blind accepteren, kan hen ontvankelijk maken voor allerlei soorten informatie, ook religieuze

21
Q

Seksuele selectie en cultuur

A

Zowel Nietzsche als Darwin zagen de menselijke cultuur als de uitkomst van seksualiteit en instinct. Cultuur is instinctief natuurlijk en seksueel in functie.

22
Q

Twee soorten cultuur

A

• Appolonische – individueel, rationeel, technisch, cognitief, bruikbaar, hiërarchisch
• Dionysische – collectief, emotioneel, seksueel, mystiek, vruchtbaar, revolutionair

23
Q

Cultuur en reproductieve voordelen

A

Cultuur is geëvolueerd door reproductieve voordelen voor individuele uitingen van cultureel gedrag. Een popster vergroot door op te treden zijn reproductiekansen, niet zijn overlevingskansen.
Dit model veronderstelt dat seksuele selectie een grote kracht was voor het ontstaan van cultuur, het is dus een set adaptaties voor hofmakerij. Deze conclusie vloeit voort uit de Darwiniaanse theorie over seksuele selectie.

24
Q

Hofmakerijmodel

A

Evolutie is vooral reproductieve competitie, niet alleen overleving. Individuen tonen hun ornamenten om gekozen te worden voor reproductie

25
Q

Cultural courtshipmodel

A

Stelt dat seksuele selectie door partnerkeuze van onze voorouders een sterke evolutionaire drijfveer was bij het tot stand komen van menselijke cultuur, namelijk de genetische geërfde vermogens voor gedragsuitlatingen zoals taal, kunst en muziek

26
Q

Conclusie seksuele selectie en cultuur

A

De kosten en esthetiek van cultureel gedrag zijn niet te verklaren in overlevingstermen, maar juist wel als betrouwbare indicatoren van fitness die iemands superioriteit boven seksuele concurrenten tonen. Deze hypothese biedt een natuurlijke verklaring voor de verschillende leeftijds- en seksepatronen bij het voortbrengen van cultuur

27
Q

Visie op cultuur in victoriaanse tijd

A

In het victoriaanse tijdperk zag men cultuur als een eindproduct, dat gecreëerd werd door mensen. Verschillen tussen culturen – zoals het verschil tussen primitieve volkeren en de westerse beschaving – moesten dus begrepen worden als een uiting van aangeboren verschillen. Sommigen gingen daarin zelfs zover dat zij, op basis van verschillen tussen westerlingen en primitieve volkeren, dachten te maken te hebben met verschillende soorten.

28
Q

Discussie tussen cultuur en natuur

A

Wilson stelt dat de menselijke natuur een beperking betekent voor wat er cultureel gezien mogelijk is. Hij stelt letterlijk dat cultuur door onze genen aan een lijntje wordt gehouden. Cultuur kent variatie, maar alleen in zoverre als onze genetische make-up
dat toelaat. Dennett is het hier niet mee eens. Hij gebruikt juist de metafoor van de springplank. De invloed van de menselijke natuur op het culturele domein is eigenlijk vrij beperkt. Onze instincten vormen niet meer dan een springplank. Vanaf die springplank is het mogelijk om via culturele ontwikkeling vrijwel elk denkbaar punt te bereiken. Cultuur wordt dus niet zozeer beperkt door de menselijke natuur, maar wordt daardoor juist gefaciliteerd.

29
Q

Altruïsme richting verwanten. Proximaat of ultimaat

A

Altruïsme is de bereidheid om anderen te helpen ten koste van zichzelf. Beschouwen we altruïsme richting een familielid op een individueel, dus proximaat, niveau, dan is deze inderdaad altruïstisch. Bekijken we deze op het niveau van genen (ultimaat) dan is altruïsme eerder egoïstisch.

30
Q

Condities waarbinnen je kan spreken van adaptaties

A

De eigenschap moet fitness verhogend zijn. Het moet dus helpen te overleven en voor te planten

De eigenschap moet een efficiënt en complex ontwerp kennen en gespecialiseerd zijn om een specifiek doel te bereiken