Thema 3.2 Flashcards
Proximate mechanismen
Proximate mechanismen zijn complexe lichamelijke systemen die worden geactiveerd door input vanuit de omgeving. Na complexe bewerkingen op deze input vanuit verschillende systemen (denk aan perceptie, geheugen, aandacht, prioritering in het geval van verschillende prikkels, fysiologie) mondt dit uit in een gedragsreactie. Schematisch ziet dat er zo uit: input —> mechanisme —> output
Voorbeeld adaptief proximaat mechanisme van angst
Input (feitelijk domein): onbekende, dreigende geluiden
Output: vluchten of verschuilen voor de bron van het geluid
Functie: overleven door te ontsnappen aan mogelijke levensbedreiging
Evolutie en geheugen
• Belangrijkste functie van geheugen: verleden gebruiken om toekomst voorspellen
• Herman Ebbinghaus: onderzocht het geheugen door experimentele stimuli te ontdoen van alle betekenis en gebruikte daarvoor betekenisloze lettergrepen -> geheugen is een beperkt, feilbaar en wat fragiel systeem
• Hiertegenover staat Sir Frederick Bartlett: legde zijn participanten betekenisvolle materialen voor en testte hun herinnering enige tijd daarna -> geheugen is inderdaad enigszins onbetrouwbaar, vooral als het gaat om tekstuele informatie
• Ebbinghaus en Bartlett isoleerden het geheugen van de rest van het menselijk gedrag
Functie van geheugen
• Geheugen evolueerde met als doel het ondersteunen van complex gedrag
• Geheugen werkt als een bibliotheek -> wat vaak nodig is ligt binnen handbereik, waar minder vraag naar is ligt op een moeilijker toegankelijke plaats
• John Anderson: geheugen is optimaal aangepast aan de structuur van een omgeving voor het opvragen van informatie -> psyche doet wat bibliothecaris doet: voorspellen welke items veel gebruikt worden op basis van informatie uit het verleden en het zodanig inrichten van het systeem dat veelgebruikte items snel toegankelijk zijn (priming)
• Klein breide werk Anderson verder uit: stelde dat geheugen evolueerde om besluitvorming te ondersteunen. Veel beslissingen vragen meer dan wat in omgeving beschikbaar is en daarvoor den we beroep op ons geheugen
Episodisch geheugen
Opslag van specifieke herinneringen die iemand had.
Semantisch geheugen
Opslag van algemene feiten over de wereld.
Verder onderscheid in geheugen
Recent onderzoek wijst uit dat men ook semantische feitenkennis over zichzelf kan hebben. Op basis van dit gegeven is een verder onderscheid gemaakt tussen:
• Inceptive memories: werkelijk episodische herinneringen. Het gaat om informatie die oorspronkelijke en zonder verdere verwerking is opgeslagen. Inceptive herinneringen blijven bewaard voor situaties waarin accuraatheid belangrijker is
dan snelheid.
• Derived memories: samenvattingen van concrete ervaringen. Deze herinneringen versnellen het beslissingsproces, maar soms gaat dit ten nadele van detail
Geheugen stereotypen en categorisering
• Wordt gesteld dat stereotypering een poging van het cognitieve systeem om snelheid en rekengemak te maximaliseren ten koste van nauwkeurigheid
• Stereotypen/prototypen worden gevormd omdat ze voor een snelle verwerking zorgen en in de meeste gevallen goed werken
• Bij sommige categorieën is stereotypering controversieel, ze doen geen recht aan de diversiteit van de mensen in deze groepen en kunnen tot vooroordelen leiden
• Categorieën zijn ethisch gezien niet altijd fijn, maar ze zijn wel efficiënt en dat reden genoeg voor natuurlijke selectie
7 redenen voor falen van geheugen (david Schachter)
• Transience (vergankelijkheid) niet alle ervaringen en informatie zijn nuttig voor de toekomst. Geheugencapaciteit is niet oneindig.
• Absent-mindedness (verstrooidheid) een tekort op het snijvlak van aandacht en geheugen) – adaptief omdat we niet voortdurend op alles kunnen letten
• Blocking: Het geheugen heeft een blokkadesysteem (inhibitie) om ongecontroleerde activatie van herinneringen tegen te gaan.
• Misattribution: de bron van kennis vergeten zijn. Ontstaat omdat we in het noodzakelijke proces van abstractie details vergeten
• Suggestibility: zich iets herinneren wat niet is gebeurd. Valse herinneringen ontstaan door het proces van abstractie: we vergeten de details en houden alleen een indruk over. Ook leidende vragen kunnen valse herinneringen oproepen.
• Bias: onbewust aanpassen van gebeurtenissen. bijv. door cognitieve dissonantie - > kan functie hebben van het bevorderen van psychologisch welbevinden, maar ook van zelfbedrog om te voorkomen dat je als leugenaar wordt ontmaskerd
• Persistence: (herhaald herinneren van nare gebeurtenissen) zorgt voor lijden -> functie van het geheugen om te leren van negatieve gebeurtenissen, zodat je niet nog eens dezelfde fout maakt
Adaptive memory approach
Stelt dat geheugen niet alleen evolueerde tot een efficiënt mechanisme voor het ondersteunen van beslissingen, maar dat het meer gevoelig is voor bepaalde inhoud, in het bijzonder dingen die belangrijk waren in het leven van onze voorouders.
Survival value
Geheugen kan verbeterd worden in omgeving met hoge S-waarde. Concepten hoog in s-value zijn gerelateerd aan overleven: reproductie, navigatie, seks, sociale uitwisseling en verwantschap.
Is geheugen adaptief en geevolueerd
• Anderson en Schacter maken zich sterk voor het adaptieve karakter van geheugen, zonder te stellen dat aanpassing het gevolg is van natuurlijke selectie
• Klein: geheugen evolueerde om gedrag te ondersteunen door het opslaan van en zoeken naar informatie die ons in staat stelt noodzakelijke keuzes te maken
• Meest recente perspectief van adaptief geheugen: overtuigend bewijs voor domeinspecifieke geheugenprocessen die relevant waren voor onze voorouders
Beslissen in een onzekere wereld (Tversky en Kahneman)
• Mensen zijn nogal slecht in het nemen van beslissingen in situaties die min of meer onzeker zijn
• Veel van ons redeneren bij onzekerheid gaat gepaard met gebruik van heuristieken: vuistregels voor een snelle, maar niet altijd juiste, oplossing
• Algoritmen: staan tegenover heuristieken, zijn rekenkundig duur, maar garanderen een juist antwoord.
• Twee onderzochte heuristieken zijn representativiteitsbias en base-rate neglect
Fouten in representativeness
• Conjunctiefout: 2 stellingen waarbij de 2de een deelverzameling is van de 1ste. Mensen gaan ervan uit dat de condities A en B van toepassing zijn maar zich niet realiseren dat dan eerst A van toepassing moet zijn. De kans op het gezamenlijk voorkomen van meerdere uitkomsten (A + B) is altijd kleiner dan de kans dat slechts één van deze uitkomsten voorkomt (A)
• Gokkersfout: (kop/munt) de ene reeks uitkomsten lijkt meer representatief voor willekeurige uitkomsten dan de andere. Nauw verwant hiermee- mensen denken dat als een reeks van worpen steeds dezelfde uitkomst had, de volgende worp een andere uitslag moet opleveren. Dit proces is echter altijd random.
Base-rate neglect
Als de uitkomst van een gebeurtenis wordt ingeschat zonder rekening te houden met de statistische kans op die gebeurtenis, oftewel de ‘base-rate’, kan dit leiden tot een irrationele conclusie/beslissing. Bv als niet de base-rate als uitgangspunt wordt genomen maar informatie die onmiddellijk beschikbaar is en zonder moeite opgeroepen kan worden.