Thema 1.2 Flashcards
Sigmund Freud
Hij stelde ultimate vragen en probeerde te achterhalen waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen, niet enkel hoe. Vele van zijn ideeën liggen in lijn met die van de recente Darwinistische psychologie
Als verzameling van verlangens –> parallellen evolutionaire psychologie
Zag mensen als tijdelijke voertuigen van kiemplasma (genen) dat onze verborgen verlangens beheerst –> Dawkins zelfzuchtige genen
Edward O. Wilson
Wilson legde met zijn controversiële sociobiologie de link tussen de evolutietheorie en sociaal gedrag. Hij beargumenteerde dat al ons gedrag, dus ook ons sociale gedrag uiteindelijk een gevolg was van activiteit in ons geëvolueerde brein. Ook sociaal gedrag was dus, via dat brein, onderhevig aan evolutie. Met dat uitgangspunt bouwde hij de brug tussen de evolutiebiologie en de sociale wetenschappen. Deze combinatie noemde hij ‘de nieuwe synthese’.
Tooby en Cosmides
Van sociobiologie naar evolutionaire psychologie
Evolutionaire psychologie scheidt zich van sociobiologie door uit te gaan van cognitieve verklaringen van gedrag (onderliggende mechanismen in hersenen.
Synthese van adaptionisme en modulariteit (mentale knobbels voor specifiek gedrag)
Formuleerden 5 principes evolutionaire psychologie
1. Het brein is een fysiek systeem -> brengt gedrag voort dat past bij de omgevingsomstandigheden (cognitieve psychologie)
2. Onze neurale circuits zijn door natuurlijke selectie ontworpen om problemen op te lossen waarmee onze voorouders te maken hadden (sociobiologie)
3. Bewustzijn is de top van de ijsberg. Daarom kan onze bewuste ervaring iets simpeler doen lijken dan het feitelijk is. (cognitieve psychologie)
4. Verschillende neurale circuits zijn gespecialiseerd in het oplossen van verschillende adaptieve problemen (principe van modulariteit)
5. Onze moderne schedels herbergen hersenen/psyche uit het stenen tijdperk (wat vroeger adaptief was, kan vandaag maladaptief zijn).
Fodor
De geest is een verzameling van mentale modules, elk verantwoordelijk voor een aspect van menselijk gedrag (modulariteit). Deze zijn aangeboren en veranderden slechts weinig in de loop van het leven. Dit idee is controversieel, want veel cognitieve wetenschappers zien de geest als een grote computer zonder aangeboren modules.
Seville statement on violence
Een document dat de link weerlegt die sociobiologen (en evolutiepsychologen) leggen tussen biologie en gewelddadig gedrag, vooral oorlog. Het is wetenschappelijk niet bewezen dat hier een link tussen is.
Kritiek op evolutionaire theorieën m.b.t. gedrag
- Vele evolutionairen zijn er te happig op om gedrag als adaptief te zien.
- De adaptieve verklaringen worden vaak niet ondersteund door bewijs en omdat er zo weinig bekend is over onze voorouders zal het wellicht onmogelijk zijn dit bewijs te krijgen. (just-so stories)
Hoe kan de evolutiepsychologie bewijs leveren?
- Onderzoeksmethoden uit de gedragsgenetica, bv tweeling en adoptiestudies die de invloed van genen en omgeving proberen te scheiden. De genetische invloed op een bepaalde eigenschap kan zo aangetoond worden, maar het vertelt ons niet of het een adaptie is.
- Comparatieve methode: Overeenkomsten bij primaten en andere diersoorten.
- Cross-cultureel bewijs zoeken. Als een persoonlijkheidskenmerk adaptief is, kunnen we verwachten dat het in alle mensen terug te vinden is ongeacht de eigenheden van de cultuur.
- Wiskundige modellen: een abstracte wereld waarin individuen zich meten aan bepaalde eigenschappen mbt dominantie met anderen.
Kritiek op evolutiepsychologie
- Alles is een adaptatie. Vaak is het niet duidelijk of een bepaalde eigenschap een adaptatie is en wat daarvan het nut is. Het kan bv ook een bijwerking zijn. Vaak wordt gezegd dat evolutiepsychologen elk gedrag als een adaptatie zien, maar er zijn ook vele gedragingen en eigenschappen die ze niet als adaptaties zien
- Evolutiepsychologie is deterministisch: alles ligt al vast in onze genen. Evolutiepsychologen denken echter in termen van predisposities, dus ze benadrukken belang van omgeving en cultuur en denken bij effect van genen eerder aan aanleg dan aan oorzaak.
- Evolutiepsychologie is reductionistisch: eigenschappen in simpeler onderdelen beschrijven. In ‘goed’ reductionisme worden verschijnselen wel op een lager niveau verklaard, maar worden hogere niveaus niet terzijde geschoven. In gulzig (greedy) reductionisme worden hogere niveaus genegeerd.
- Evolutiepsychologie is politiek incorrect: promotie van conservatief, etnocentrisch en seksistische verklaringen voor menselijk gedrag
Naturalistic fallacy
Veronderstellen dat iets wat gevonden wordt in de natuur per definitie goed is of wenselijk is op een moreel niveau. Natuurlijk met goed en onnatuurlijk met slecht associëren is fout. Omdat iets natuurlijk is (bv tornado), is het daarom niet wenselijk.
Definities van adaptatie
- Elk attribuut wat een individu helpt overleven en reproduceren.
- Het historisch eindproduct van evolutie.
Definitie van Williams: ’enkel wanneer een attribuut bewijs toont van speciaal design voor de verhoging van fitness kan het aangezien worden als een adaptatie’ Adaptaties zijn universeel en interactief, het vraagt blootstelling aan bepaalde omstandigheden in de omgeving om ze te activeren.
Heuristische modellen
Heuristische theorieën geven aanwijzingen over waar men kan zien naar psychologische adaptaties.
• Inclusive fitness theory (Hamilton): familiale hulp adaptaties.
• Reciprocal altruism theory (Trivers): menselijke vriendschap en coalities.
• Life history theory (Hill en Hurtado): begrip van adaptaties die zorgen dat mensen zich inzetten in verschillende soorten relaties over hun levensloop, evenals de redenen waarom mensen anders overleven en reproduceren dan andere soorten.
Darwin’s formule
Darwin wees ons op twee belangrijke principes die gelden voor vrijwel voor alle diersoorten: 1) individuen verschillen van elkaar in hun eigenschappen en 2) de eigenschappen van individuen worden in zekere mate doorgegeven aan het nageslacht. Evolutie = variatie + erfelijkheid + selectie (+ een hoop tijd).
Artificiële selectie
Selective breeding. Wenselijke eigenschappen kweken in dieren door ouders te selecteren die drager zijn van een bepaalde eigenschap en de soort zo over generaties aanpassen in de gewenste richting. Veel organismen zijn vandaag hoe ze zijn, niet door natuurlijke, maar door artificiële selectie.
Mendels wetten van genetica
• Erfelijkheid is particulate: het ouderlijk materiaal vloeit niet samen
• Karakteristieken worden beïnvloed door genen die in paren voorkomen. De complete set aan genen is het ‘genotype’.
• Genen bestaan in minstens twee of meer verschillende vormen die allelen genoemd worden, bv voor de erwtenplant: YY, Yy en yy.
• Fenotype = volledige beschrijving van iemands kenmerken. Dominante allelen komen tot uiting in het fenotype. Recessieve genen kunnen enkel tot uiting
komen wanneer ze in paar voorkomen.
• Slechts 1 van 1 paar van ouderlijke allelen wordt doorgegeven aan elke nakomeling. Genen voor verschillende kenmerken worden afzonderlijk overgedragen en niet aan elkaar gekoppeld = segregatie = 1e wet van Mendel
• Fenotypische eigenschappen die samen optreden bij een ouder, zullen niet noodzakelijk samen voorkomen bij een nakomeling (independant assortment als gevolg van segregatie = 2e wet van Mendel)
Genen en chromosomen
Genen zijn gelokaliseerd in de kern van een cel op chromosomen. Mensen hebben 46 chromosomen: 22 autosomale paren en een geslachtspaar. Een gen voor een specifieke karakteristiek zit op een bepaalde locus op het chromosoom. De verschillende allelen van een gen zullen altijd op diezelfde locus op het chromosoom zitten. Chromosomenparen worden bij de seksuele voortplanting gesplitst (meiose), en elke zaad- en eicel is dus een haploïde cel. Bij bevruchting tot een zygoot ontstaat een diploïde cel. Vlak voor het splitsen van een cel (mitose) wordt aantal chromosomen verdubbeld, zodat na splitsing twee identieke cellen ontstaan.