Thema 2.2 Flashcards
Reproductive Value
Het aantal kinderen die een persoon van een bepaalde leeftijd en geslacht waarschijnlijk kan krijgen in de toekomst. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen vrouwelijke reproductive value en vruchtbaarheid. Vruchtbaarheid is de waarschijnlijkheid waarmee een vrouw een kind kan krijgen bij een bepaalde paring en de reproductive value is het potentieel voor toekomstige nakomelingen.
Arbitrary culture theory
Om lange-termijn relaties te doen werken, verwachten beide partners signalen van toewijding en liefde. Sommige antropologen verklaren verschillen in kuisheid en seksuele toegeeflijkheid in termen van willekeurige verschillen tussen culturen, wat suggereert dat dit vrij is van evolutionaire invloed (onderdeel SSSM)
Grootte van testikels en paringsstrategie
Seksueel dimorfisme is een aanwijzing voor de paringsstrategie en het niveau van mannelijke concurrentie. Een andere aanwijzing is de grootte van de testikels. Hoe meer sperma, hoe groter de kans op nageslacht wanneer de mogelijkheid bestaat dat sperma van meerdere mannen aanwezig is in de vrouw (sperm competition). Chimpansees hebben vrij grote testikels, Gorilla’s kleiner en mensen zitten er tussenin. Bij Gorilla’s hebben de mannetjes geen concurrentie dus hoeven ze niet veel sperma te produceren. Bij chimpansees hebben vrouwtjes met meerdere mannen seks dus hoe meer sperma, hoe groter de kans op nageslacht.
Vrouwen hebben minder behoefte aan losse contacten omdat het gevolg door foute keuze groter kan zijn. Mannen hebben meer die behoefte om meer nageslacht te produceren, promiscue vrouwen zien ze als minder huwbaar dan monogame vrouwen.
Resource extraction
Door het hebben van meerdere seksuele partners kan een vrouw voordelen krijgen zoals voeding en geschenken, bv chimpansees en bavianen hebben soms seks in ruil voor voeding. Als vrouwen bedriegen, doen ze dat meestal met een man die aantrekkelijker en van hogere status is dan hun partner. Dit is voordelig wanneer ze aantrekkelijke eigenschappen kunnen overdragen op hun zonen, waardoor ook hun kans op een goeie partner groeit. (de sexy sons hypothesis)
Marktwaarde van de vrouw
Een aantrekkelijk vrouw wacht op de meest geschikte man, een minder aantrekkelijke vrouw heeft meer vluchtige relaties. Er is ook bewijs dat de knapste vrouwen de machtigste mannen huwen en dat hoe lager het zelfbeeld, hoe meer relaties een vrouw heeft.
Het coolidge effect
Volgens het Coolidge effect raken mannetjes(dieren) sneller uitgekeken op hun sekspartner dan vrouwtjes en hebben ze meer behoefte aan seksuele variatie. De spermaproductie zal na seks sneller herstellen als er een nieuwe vrouw beschikbaar is. Bij een continue wijziging van de seksuele partner kan de man vrij constant produceren. Dit is een cross-cultureel effect, een specifiek mannelijke adaptatie.
Integratie van evolutietheorieën
De evolutionaire psychologie kan een nieuw perspectief bieden voor de verklaringen van sociaal gedrag. Evolutiepsychologie zou het raamwerk kunnen zijn waarin verschillende bevindingen samen kunnen worden gebracht door de integratie van evolutietheorieën die zich richten op sociaal gedrag. Er zijn 5 zulke theorieën:
• Seksuele selectie (Darwin)
• Kin altruism/inclusive fitness (Hamilton)
• Parental investment (Trivers)
• Parent-offspring conflict (Trivers)
• Reciprocal altruism (Trivers
Altruïsme
(sociale psychologie): onbaatzuchtig gedrag ten voordele van anderen zonder aandacht voor de eigen belangen (doelgericht). Evolutiepsychologen definiëren altruïsme louter in termen van de daad op zich, niet de intentie
Hamilton’s formule
c < r * b
c = de kost voor de altruïst
r = de coëfficiënt van verwantschap tussen de altruïst en de ontvanger van de daad.
b = het voordeel voor de ontvanger
Directe fitness: eigen nageslacht meegeven van genen. Indirecte fitness: via andere verwanten genen meegeven. Samen staan deze gelijk aan inclusive fitness. Volgens Hamilton neemt de zorg en hulp toe naarmate we een gemeenschappelijke voorouder hebben en meer genen delen met verwanten.
Dieren als nepotische strategen
Tegenwoordig zien gedragsevolutionisten dieren als nepotische strategen (in functie van nakomelingen, proximaat) ipv individuele strategen (zelfzuchtig gedrag, ultimaat). John Alcock noemt het voortplanten van allelen het onbewuste doel achter altruïsme.
Adoptie
Adoptie lijkt in strijd met de inclusive fitness theory. In het Westen gebeurt adoptie tussen vreemden, dit gedrag is dus niet gerelateerd aan inclusive fitness. Maar het kan zijn dat het lang geleden nuttig was om een kind te adopteren binnen de kleine stam, omdat de kans op verwantschap groot was. In evolutionaire zin heeft deze drang dus geen zin meer, maar het kan er nog wel zijn als overblijfsel van vroeger. Dit kin altruism heeft ons sociaal gedrag gevormd
Vier mechanismen voor het herkennen van verwanten
(ethologist Peter Slater)
• Context-based discrimination: herkenning gebaseerd op locatie, bv vele knaagdieren en vogels voeden jongen die in een bepaald nest zitten.
• Discrimination based on familiarity: zintuigelijke cues die aangeleerd zijn tijdens de ontwikkeling, bv padden uit dezelfde poel zijn wellicht broers en zussen.
• Phenotype matching: gebruiken van karakteristieken van verwanten en bepalen of een nieuw individu deze eigenschappen deelt.
• Genetic systems: genen kunnen dienstdoen als ‘kinship markers’ die signalen produceren die dieren helpen bij partnerkeuze, bv major histocompatibility complex MHC: voorkeur voor partners die verschillen van zichzelf. Daarnaast zijn er ook ‘recognition genes’: het altruïsme gen geeft ook een herkenningssignaal.
Twee reproductie strategieën van de parental investment
• r-selectie: zoveel mogelijk nakomelingen creëren en weinig tot niets investeren. Doorgaans in onvoorspelbare omgevingen waar het zinvol is om zeer veel snel ontwikkelende nakomelingen te produceren.
• K-selectie: beperkt aantal nakomelingen met een forse investering in elk daarvan. Doorgaans in stabiele omgevingen waar soorten langer leven en groter zijn
Het gezin als resultaat van parental investment
Evolutionair-psychologen zien het gezin als het resultaat van 2 zaken die in ons aard zitten.
• De neiging om te paren.
• De neiging om verwanten te bevoordelen
Martin Smith: het zit in onze genen om gezinnen te vormen die gemeenschappelijke kenmerken vertonen.
Assepoester effect
Het idee dat stiefouders minder zorg en aandacht besteden aan hun stiefkinderen dan aan hun biologische kinderen -> cross-cultureel verschijnsel (kan overblijfsel zijn van de aanpassingsstrategie van mannelijke primaten van het doden van nakomelingen van andere mannen, om de kans op bevruchting van een vrouw te vergroten)