Thema 2.2 Flashcards

1
Q

Reproductive Value

A

Het aantal kinderen die een persoon van een bepaalde leeftijd en geslacht waarschijnlijk kan krijgen in de toekomst. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen vrouwelijke reproductive value en vruchtbaarheid. Vruchtbaarheid is de waarschijnlijkheid waarmee een vrouw een kind kan krijgen bij een bepaalde paring en de reproductive value is het potentieel voor toekomstige nakomelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbitrary culture theory

A

Om lange-termijn relaties te doen werken, verwachten beide partners signalen van toewijding en liefde. Sommige antropologen verklaren verschillen in kuisheid en seksuele toegeeflijkheid in termen van willekeurige verschillen tussen culturen, wat suggereert dat dit vrij is van evolutionaire invloed (onderdeel SSSM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Grootte van testikels en paringsstrategie

A

Seksueel dimorfisme is een aanwijzing voor de paringsstrategie en het niveau van mannelijke concurrentie. Een andere aanwijzing is de grootte van de testikels. Hoe meer sperma, hoe groter de kans op nageslacht wanneer de mogelijkheid bestaat dat sperma van meerdere mannen aanwezig is in de vrouw (sperm competition). Chimpansees hebben vrij grote testikels, Gorilla’s kleiner en mensen zitten er tussenin. Bij Gorilla’s hebben de mannetjes geen concurrentie dus hoeven ze niet veel sperma te produceren. Bij chimpansees hebben vrouwtjes met meerdere mannen seks dus hoe meer sperma, hoe groter de kans op nageslacht.
Vrouwen hebben minder behoefte aan losse contacten omdat het gevolg door foute keuze groter kan zijn. Mannen hebben meer die behoefte om meer nageslacht te produceren, promiscue vrouwen zien ze als minder huwbaar dan monogame vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Resource extraction

A

Door het hebben van meerdere seksuele partners kan een vrouw voordelen krijgen zoals voeding en geschenken, bv chimpansees en bavianen hebben soms seks in ruil voor voeding. Als vrouwen bedriegen, doen ze dat meestal met een man die aantrekkelijker en van hogere status is dan hun partner. Dit is voordelig wanneer ze aantrekkelijke eigenschappen kunnen overdragen op hun zonen, waardoor ook hun kans op een goeie partner groeit. (de sexy sons hypothesis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Marktwaarde van de vrouw

A

Een aantrekkelijk vrouw wacht op de meest geschikte man, een minder aantrekkelijke vrouw heeft meer vluchtige relaties. Er is ook bewijs dat de knapste vrouwen de machtigste mannen huwen en dat hoe lager het zelfbeeld, hoe meer relaties een vrouw heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het coolidge effect

A

Volgens het Coolidge effect raken mannetjes(dieren) sneller uitgekeken op hun sekspartner dan vrouwtjes en hebben ze meer behoefte aan seksuele variatie. De spermaproductie zal na seks sneller herstellen als er een nieuwe vrouw beschikbaar is. Bij een continue wijziging van de seksuele partner kan de man vrij constant produceren. Dit is een cross-cultureel effect, een specifiek mannelijke adaptatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Integratie van evolutietheorieën

A

De evolutionaire psychologie kan een nieuw perspectief bieden voor de verklaringen van sociaal gedrag. Evolutiepsychologie zou het raamwerk kunnen zijn waarin verschillende bevindingen samen kunnen worden gebracht door de integratie van evolutietheorieën die zich richten op sociaal gedrag. Er zijn 5 zulke theorieën:
• Seksuele selectie (Darwin)
• Kin altruism/inclusive fitness (Hamilton)
• Parental investment (Trivers)
• Parent-offspring conflict (Trivers)
• Reciprocal altruism (Trivers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Altruïsme

A

(sociale psychologie): onbaatzuchtig gedrag ten voordele van anderen zonder aandacht voor de eigen belangen (doelgericht). Evolutiepsychologen definiëren altruïsme louter in termen van de daad op zich, niet de intentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hamilton’s formule

A

c < r * b
c = de kost voor de altruïst
r = de coëfficiënt van verwantschap tussen de altruïst en de ontvanger van de daad.
b = het voordeel voor de ontvanger
Directe fitness: eigen nageslacht meegeven van genen. Indirecte fitness: via andere verwanten genen meegeven. Samen staan deze gelijk aan inclusive fitness. Volgens Hamilton neemt de zorg en hulp toe naarmate we een gemeenschappelijke voorouder hebben en meer genen delen met verwanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dieren als nepotische strategen

A

Tegenwoordig zien gedragsevolutionisten dieren als nepotische strategen (in functie van nakomelingen, proximaat) ipv individuele strategen (zelfzuchtig gedrag, ultimaat). John Alcock noemt het voortplanten van allelen het onbewuste doel achter altruïsme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Adoptie

A

Adoptie lijkt in strijd met de inclusive fitness theory. In het Westen gebeurt adoptie tussen vreemden, dit gedrag is dus niet gerelateerd aan inclusive fitness. Maar het kan zijn dat het lang geleden nuttig was om een kind te adopteren binnen de kleine stam, omdat de kans op verwantschap groot was. In evolutionaire zin heeft deze drang dus geen zin meer, maar het kan er nog wel zijn als overblijfsel van vroeger. Dit kin altruism heeft ons sociaal gedrag gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vier mechanismen voor het herkennen van verwanten

A

(ethologist Peter Slater)
• Context-based discrimination: herkenning gebaseerd op locatie, bv vele knaagdieren en vogels voeden jongen die in een bepaald nest zitten.
• Discrimination based on familiarity: zintuigelijke cues die aangeleerd zijn tijdens de ontwikkeling, bv padden uit dezelfde poel zijn wellicht broers en zussen.
• Phenotype matching: gebruiken van karakteristieken van verwanten en bepalen of een nieuw individu deze eigenschappen deelt.
• Genetic systems: genen kunnen dienstdoen als ‘kinship markers’ die signalen produceren die dieren helpen bij partnerkeuze, bv major histocompatibility complex MHC: voorkeur voor partners die verschillen van zichzelf. Daarnaast zijn er ook ‘recognition genes’: het altruïsme gen geeft ook een herkenningssignaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Twee reproductie strategieën van de parental investment

A

• r-selectie: zoveel mogelijk nakomelingen creëren en weinig tot niets investeren. Doorgaans in onvoorspelbare omgevingen waar het zinvol is om zeer veel snel ontwikkelende nakomelingen te produceren.
• K-selectie: beperkt aantal nakomelingen met een forse investering in elk daarvan. Doorgaans in stabiele omgevingen waar soorten langer leven en groter zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het gezin als resultaat van parental investment

A

Evolutionair-psychologen zien het gezin als het resultaat van 2 zaken die in ons aard zitten.
• De neiging om te paren.
• De neiging om verwanten te bevoordelen
Martin Smith: het zit in onze genen om gezinnen te vormen die gemeenschappelijke kenmerken vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Assepoester effect

A

Het idee dat stiefouders minder zorg en aandacht besteden aan hun stiefkinderen dan aan hun biologische kinderen -> cross-cultureel verschijnsel (kan overblijfsel zijn van de aanpassingsstrategie van mannelijke primaten van het doden van nakomelingen van andere mannen, om de kans op bevruchting van een vrouw te vergroten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Parental manipulation

A

Ouders leren hun kinderen zich voordelig te gedragen tov elkaar, want uiteindelijk zijn het de genen van de ouders die voordeel hebben bij zulk coöperatief gedrag.

17
Q

Parental offspring-conflict

A

Het ouder-kindconflict is het conflict dat gaande is tussen ouder en kind, met als inzet de hoeveelheid ouderlijke investering die de ouders in het kind wensen te plegen. Een ouder-kindconflict ontstaat op het moment dat de kosten van de investeringen voor de ouder groter worden dan de baten ervan voor het kind.

18
Q

Conflicten in puberteit

A

Een moeder wil niet dat een dochter te vroeg voortplant omdat een onvolwassen dochter geen ideale ouder is. Moeder kiest voor zichzelf omdat eigen kind 50% van haar genen heeft en een kleinkind 25 %. Dochter verzet zich hier niet tegen. Eigen kind heeft 50% haar genen, maar een broertje of zusje heet ook 50 % van haar genen. Op grond hiervan 2 voorspellingen:
1. Confrontaties zullen eerder van de moeder dan van de dochter uitgaan
2. Er zullen minder confrontaties met zonen dan met dochters zijn

19
Q

Conflict in baarmoeder

A

David Haig stelt dat de foetus kan worden gezien als een parasiet en de moeder als de drager ervan. 2 manieren waarop foetus en moeder met elkaar concurreren om schaarse middelen:
1. De moeder wil de bloedtoevoer naar de placenta controleren, maar de foetus dwingt de moeder door afgifte van hormonen juist meer bloed vrij te geven
2. In de laatste fase van de zwangerschap strijden zij om bloedsuikers, waarbij foetus het hormoon hPL aan het bloed van de moeder afgeeft wat de effecten van insuline tegenwerkt. Hierdoor zal de moeder steeds meer insuline produceren om naar haar eigen cellen te brengen

20
Q

Voorwaarden voor ontstaan wederkerige altruïsme

A

Wederkerig altruïsme: handelingen ten gunste van een ander, waar later een tegenprestatie tegenover staat (Trivers). Aantal randvoorwaarden:
• De kosten van de altruïstische daad voor de ontvanger moet lager zijn dan de baten voor de gever.
• Dieren moeten elkaar kunnen herkennen om de daad wederkerig te kunnen beantwoorden en om bedriegers te kunnen doorzien
• Dieren moeten relatief lang leven om de kans te hebben iets terug te doen of te ontvangen

21
Q

Twee andere manieren voor hulp aan niet-verwanten

A

Twee andere verklaringen volgens Tim Clutton-Brock (zonder reciprociteit)
• Mutualisme: beide individuen halen ogenblikkelijk voordeel uit hun samenwerking. Er is dus geen kosten-baten asymmetrie die later vereffend wordt
• Manipulatie: een individu, bv een dominante soortgenoot dwingt een ander individu tot hulpverlening zonder reciprociteit

22
Q

Repricociteit belangrijke rol in evolutie hominiden

A

• Alle bestaande gemeenschappen voldoen aan de 3 door hem geformuleerde randvoorwaarden
• Mensen geven wereldwijd wederzijds hulp aan vrienden
• Ons emotioneel systeem ligt ten grondslag aan deze daden

23
Q

!Kung San

A

Het ongevaarlijke/vreedzame volk
• Kleine monogame nomadische groepen van 20 tot 50 personen
• Mannen jagen, vrouwen verzamelen
• Vlees is 40 % van de calorie inname, tijdens het jachtseizoen loopt dit op tot 90%
• Mannen verschillen in jachtkunst maar alle vlees wordt verdeeld-> lijkt altruïstisch, echter wordt verwacht dat die welwillendheid wordt beantwoord als de rollen worden omgedraaid
• Geschenkeneconomie
• Vlees wat niet geconsumeerd wordt bederft snel. Uitdelen aan verwanten kan je inclusive fitness ten goede komen en uitdelen aan vrienden verzekert je van een tegenprestatie in de toekomst

24
Q

Yanomamö

A

Het trotse/meedogenloze volk
• Polygeen stammenvolk
• Permanente nederzettingen in de regenwouden van de Amazone.
• Specialisatie en ruilhandel tussen dorpen. Geschenken worden onthouden en van de ontvanger wordt later een tegenprestatie verwacht
• Vrouw is ondergeschikt aan de man. Er worden gewelddadige aanvallen op naburige dorpen uitgevoerd (als er geen handel is), meestal uit wraak of om vrouwen te ontvoeren. De beste doders hebben de meeste vrouwen.

25
Q

Aché

A

Het delende volk
• Polygeen, nomadische gemeenschap in Oost Paraguay.
• Mannen jagen, vrouwen verzamelen
• Vrouwen hebben seks met meerdere mannen. Van alle mannen die seks hebben gehad met de vrouw die een kind baart, wordt verwacht dat ze in het levensonderhoud van het nageslacht voorzien.
• Gelijkwaardige verdeling van vlees, plantaardig voedsel en honing wat variatie van voedsel voor het individu versterkt. Reciprociteit sterk ontwikkeld
• Meer dan 40% van volwassenen overlijdens en 60% van kind overlijdens zijn te wijten aan geweld door andere Aché

26
Q

Reciprociteit berust op 3 geëvolueerde vormen van aanleg

A
  1. De neiging om naar gezamenlijke oplossingen te zoeken waarbij alle deelnemers baat hebben t.o.v. niet-deelnemers.
  2. De neiging om gezamenlijk verworven middelen te delen met hen die tot dezelfde groep behoren
  3. De neiging om hen die geen tegenprestatie leveren te straffen, ook als die straf gepaard gaat met kosten
27
Q

Game theory

A

Onderdeel van de mathematica dat de beslissingen voorspelt die mensen maken op basis van de strategieën van anderen. Het bestudeert de problemen op een simpele en universele wijze. Het zoekt de best mogelijke oplossing, gegeven wat anderen doen: het Nash equilibrium.

28
Q

Prisoners dilemma

A

Maynard-Smith gebruikte de Game Theory om de relatie tussen gedrag en evolutie te verklaren. Een van de scenario’s die wordt gebruikt is het prisoner’s dilemma: als je bekent ‘defection’, kom je vrij en de ander gaat de cel in (als die niet bekent). Als je niet bekent ‘coöperation’ ga je allebei kort de cel in of enkel jij omdat de ander heeft bekend. 4 symbolen:
- T=6: verleiding om ander te straffen
- R=3: beloning die ieder krijgt bij samenwerking
- P=1: straf bij wederzijds afvallen.
- S=0: voor de situatie dat jezelf samenwerkt en de ander je afvalt

29
Q

Tit for tat strategie

A

De strategie om samen te werken bij de eerste zet en daarna te doen wat je tegenstander bij de laatste zet deed. Dit is een evolutionair stabiele strategie (ESS): een strategie die de best denkbare is mits voldoende leden van een groep ervoor kiezen. ESS Omdat:
• Het aardig is – het valt de ander niet als eerste af, en moedigt daardoor samenwerking aan
• Het vergeldend is – je valt de ander af meteen nadat die jou afgevallen is
• Het vergevingsgezind is – je werkt samen als de ander, die je eerst afviel, weer samenwerkt

30
Q

Xenofobie

A

Vreemdelingenhaat (visie van Ed Wilson). Heeft te maken met sterke identificatie met de eigen groep en negatieve stereotypen van de andere groep (etnocentrisme, wij/zij). Dit is de keerzijde van zelfopoffering in de in-group (wederkerig altruïsme). Ons zelfbeeld bestaat deels uit ons lidmaatschap van een sociale groep.

31
Q

Kritiek op visie van Edward Wilson (xenofobie)

A

Er was veel weerstand tegen Wilson’s idee dat xenofobie een genetische oorzaak kan hebben. Evolutionaire psychologie beweert echter niet dat racisme voorbestemd is, enkel dat een sterke identificatie met een bepaalde groep een strategie kan geweest zijn die onze voorouders hielp te overleven in competitie met andere groepen. Dit kan ook verklaren waarom mensen soms makkelijk te indoctrineren zijn met nationalistisch gedachtengoed.

32
Q

Hoe om te gaan met profiteurs in groepen

A

De evolutie van samenwerking tussen niet-verwanten wordt bemoeilijkt door freeriders die wel de vruchten plukken, maar niet betalen. Er zijn twee manieren om
hiermee om te gaan:
• Straf of de dreiging ervan is belangrijk gebleken in het behoud van de samenwerking.
• Terugtrekken van de samenwerking (zeker als de freerider niet gekend is).

33
Q

Minimal intergroup discrimination (Tjafel)

A

Discriminatie ten voordele van individuen louter op basis van arbitraire en anonieme groepsdeelname.

34
Q

Drie mechanismen voor wederkerige altruïsme

A
  1. Symmetry-based reciprocity is gebaseerd op wederzijdse affectie. Individuen houden niet bij hoeveel ze aan de ander gegeven of van de ander gekregen hebben, maar helpen simpelweg die individuen die ze als vrienden beschouwen (‘buddies’).
  2. Attitudinal reciprocity is gebaseerd op wederzijdse vriendelijkheid. Individuen gedragen zich vriendelijk tegen die individuen die zich vriendelijk tegen hen gedragen. In tegenstelling tot het symmetry-based reciprocity kan dit mechanisme geactiveerd worden in interacties met vreemden.
  3. Bij calculated reciprocity of ‘mental scorekeeping’ houden individuen bij hoeveel ze van elkaar hebben ontvangen en hoeveel ze elkaar hebben gegeven. De beslissing om de ander te helpen is afhankelijk van deze ‘score’. Het mechanisme dat het meeste op tit for tat lijkt, is calculated reciprocity. Alleen bij chimpansees lijkt calculated reciprocity voor te komen. Mensen zijn wel zeker in staat tot calculated reciprocity. Zonder calculated reciprocity zouden we bijvoorbeeld niet in staat zijn tot economie