Thema 3.7 Wetenschap en Praktijk Flashcards

1
Q

Waarom hebben we theorieën nodig?

A
  • Verklaren
  • Voorspellen
  • Controleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het ideale doel van een theorie?

A

Het doel is dat de theorie precies overeenkomt met de werkelijkheid en altijd perfect voorspelt hoe de wereld zich zal gedragen, met een zo hoog mogelijk waarheidsgehalte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is inductie in de wetenschappelijke methode?

A

Inductie is wanneer uit observaties een theorie wordt afgeleid, die vervolgens getoetst wordt aan de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het inductieprobleem?

A

Het inductieprobleem is dat, om te bewijzen dat een theorie juist is, we de gehele groep die door de theorie wordt beschreven zouden moeten observeren, wat onmogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat stelt Popper (1959) over wetenschappelijke theorieën?

A

Popper stelt dat alle theorieën onbewijsbare aannames zijn over de wereld en dat theorieën niet voor waar mogen worden aangenomen, maar wel geaccepteerd kunnen worden zolang ze falsificeerbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is deductie volgens Popper?

A

Deductie is het afleiden van voorspellingen vanuit een theorie, die vervolgens getoetst kunnen worden om de theorie te weerleggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is het volgens Popper onmogelijk om absolute zekerheid te bereiken in wetenschap?

A

Omdat waarnemingen altijd theoriegeladen zijn en onze verwachtingen sturen wat we waarnemen, kunnen we nooit zeker weten waarom resultaten overeenkomen of niet overeenkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een paradigma of onderzoeksprogramma?

A

Een paradigma of onderzoeksprogramma is een verzameling van basisprincipes, theorieën, methoden en technieken die richting geven aan wetenschappelijk onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent ‘incommensurabel’ in de context van wetenschap?

A

‘Incommensurabel’ betekent dat benaderingen zo verschillend zijn in zienswijze (zoals taal en aanpak) dat ze niet direct met elkaar te vergelijken of te toetsen zijn.

Verschillende leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een pragmatische opvatting?

A

Een pragmatische opvatting houdt in dat een theoretisch uitgangspunt wordt gekozen vanwege de praktische waarde voor ons handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn metafysische uitgangspunten?

A

Dit zijn filosofische beginselen van een onderzoeksprogramma die niet empirisch toetsbaar zijn, maar bepalend zijn voor hoe de wereld wordt gezien en voor de inrichting van het onderzoeksprogramma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent metafysica?

A

Metafysica is datgene wat volgt op of uitstijgt boven (meta) onze kennis over de fysieke wereld (fysica).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is determinisme?

A

Determinisme is de aanname dat alles in de wereld wordt bepaald door de blinde werking van** causale mechanismen**, vaak gebaseerd op de benadering van natuurwetenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is reductionisme?

A

Reductionisme is de positie dat verklaringen voor fenomenen herleidbaar zijn naar onderliggende niveaus, zoals fysiologische of biologische oorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verhouden determinisme en reductionisme zich tot elkaar?

A

Determinisme en reductionisme gaan vaak samen, omdat het aanwijzen van concrete determinanten (determinisme) vaak gebeurt door te kijken naar lagere, meer tastbare verklaringsniveaus (reductionisme).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt de neurobiologische benadering in? en welke vorm van therapie?

A

De neurobiologische benadering combineert determinisme en reductionisme en probeert psychologische fenomenen te verklaren aan de hand van onderliggende fysiologische mechanismen, waarbij psychologische verklaringen worden gereduceerd tot fysiologische.

Gedragingen zijn te herleiden naar fysiologische systemen, en verstoringen kunnen worden verholpen door in te grijpen in de fysiologie.

Psychofarmaca wordt gebruikt bij depressie, angststoornissen, ADHD, slaapstoornissen, eetstoornissen, en psychoses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de leertheoretische benadering? En welke vorm van therapie?

A

Een deterministische aanpak die gedrag verklaart vanuit herhaaldelijke omgevingsinvloeden, waarbij klassiek en operant conditioneren centrale principes zijn.

Het uitdoven van disfunctioneel gedrag en het aanleren van een gezonder gedragspatroon.

Gedragstherapie wordt gebruikt bij fobieën, impulsstoornissen zoals verslaving, obesitas, en obsessief-compulsief handelen.

17
Q

Wat is de cognitieve benadering?

A

Een deterministische benadering die gedrag verklaart als het resultaat van leerprocessen, informatieverwerking, en mentale processen.

De cognitieve benadering is minder reductionistisch, omdat het naast leer- en fysiologische processen ook mentale processen omvat.

CGT (Cognitieve Gedragstherapie) is een behandelmethode gericht op gedrags- en cognitieve verandering, toegepast bij depressie, angststoornissen, psychoses, verslaving en obsessief-compulsief handelen.

18
Q

Waarin overlappen de drie belangrijkste benaderingen (biologisch, leertheoretisch en cognitief)?

A

Ze zijn allemaal gebaseerd op determinisme, maar verschillen in de mate van reductionisme.

19
Q

Wat is integratieve therapie?

A

Een therapievorm waarin diverse inzichten en behandelmethoden uit verschillende benaderingen gecombineerd worden toegepast.

20
Q

Wat is de kritiek van Dilthey (1883) op een natuurwetenschappelijke benadering in de psychologie?

A

: Hij stelt dat deze benadering niet toereikend is om de mens te begrijpen, omdat de mens ervaart en lokaal en historisch gesitueerd is.

21
Q

Wat is de hermeneutische methode?

A

Een methode waarbij gedrag wordt verklaard door invoelend te begrijpen wat er zich afspeelt in de belevingswereld van een persoon.

22
Q

Welke drie benaderingen sluiten aan bij de hermeneutiek?

A
  • Innerlijk conflict.
  • Vrije wil.
  • Context.
23
Q

Wat is de kern van de psychodynamische benadering?

A

Menselijk gedrag wordt gestuurd door onbewuste, innerlijke conflicten, waarbij vroege ervaringen en innerlijke conflicten belangrijker zijn dan feitelijke gebeurtenissen.

24
Q

Voor welk type problemen werkt psychoanalyse het beste?

A

Het werkt het best voor persoonlijkheidspathologie in plaats van voor specifieke stoornissen.

25
Q

Wat benadrukt de humanistische benadering?

A

De humanistische benadering legt nadruk op de uniciteit van het individu, ontwikkelingskansen, bewuste ervaring en vrije wil.

26
Q

Wat is voluntarisme?

A

Voluntarisme is de opvatting dat het individu beschikt over een vrije wil, waardoor zelfverwezenlijking mogelijk is.

27
Q

Waarop is therapie in de humanistische benadering gericht?

A

Therapie richt zich op ondersteuning van de cliënt bij zelfactualisatie, oftewel worden wie je in wezen bent.

28
Q

Wat is de kern van de systeembenadering?

A

De systeembenadering legt nadruk op het individu in samenhang met diens sociale en maatschappelijke context.

29
Q

Wat betekent holisme binnen de systeembenadering?

A

Holisme is de positie waarin de mens als onderdeel van een groter geheel wordt gezien, met nadruk op samenhang tussen het individu en diens context.

30
Q

Waarom is de systeembenadering geschikt voor relatie- en gezinsproblematiek?

A

Omdat het individuele en contextuele factoren integreert, waardoor het uitermate geschikt is voor het begrijpen en behandelen van relatie- en gezinsproblemen.

31
Q

Wat is technisch eclecticisme en wat is het uitgangspunt hiervan?

A

echnisch eclecticisme is een pragmatische aanpak waarbij uiteenlopende therapeutische technieken worden ingezet zonder theoretische integratie na te streven.

Het uitgangspunt is de natuurlijke verdeling van problematiek over verschillende benaderingen.

32
Q

Wat zijn problemen met huidig effectonderzoek van therapieën?

A
  • Onbekende langetermijneffecten.
  • Vaak vergelijking met een controlegroep, maar niet met andere therapievormen.
    * RCT’s zijn vooral geschikt voor eenvoudige symptomen en onderschatten complexe problematiek.
  • Psychodynamische en humanistische therapieën worden door hun individuele focus mogelijk onderschat.
  • RCT’s focussen op symptoomreductie in plaats van herstel van de patiënt.
  • Methodologische tekortkomingen maken replicatie moeilijk.
33
Q

Wat stelde Leichsenring et al. (2017) voor om de kwaliteit van effectonderzoek te verbeteren?

A
  • Systematisch gebruik van preregistratie van onderzoeksvragen en -opzet.
  • Triple-blinde data-analyse waarbij patiënten, behandelaars en data-analisten niet weten welke behandeling is ontvangen.
34
Q

Wat wordt gespeculeerd over de effectiviteit van therapieën?

A

Common factors, zoals de ervaring van de therapeut en de therapeut-cliëntrelatie, spelen mogelijk een grote rol in de effectiviteit van therapieën, hoewel dit niet bewezen is.

35
Q

Wat is evidence-based practice?

A

Evidence-based practice is het doelmatig en objectief gebruiken van het beste beschikbare bewijs bij beslissingen over behandeling of begeleiding van patiënten. Het is gebaseerd op:

  1. De stand van de wetenschap.
  2. De expertise/ervaring van de hulpverlener.
  3. De wensen en mogelijkheden van de patiënt.
36
Q

Wat is het doel van shared decision making in evidence-based practice?

A

Het verbeteren van kwaliteit en het versterken van gepersonaliseerde zorg door hulpverlener en patiënt actief te betrekken bij de besluitvorming.

37
Q

Wat zijn de voordelen van gedeelde besluitvorming in de GGZ?

A
  • Het is haalbaar in de praktijk.
  • Het leidt tot een betere werkalliantie, meer activatie van de patiënt en minder ambivalentie bij besluitvorming.
  • Het heeft weinig invloed op het gevoel van zelfeffectiviteit en betrokkenheid bij de patiënt.
38
Q

Wat houdt een atheoretische houding van therapeuten in?

A

Een atheoretische houding betekent dat therapeuten pragmatisch meer uitgaan van evidence-based therapievormen in plaats van theoretische benaderingen, vaak door een gebrek aan bewijs voor deze theorieën.

39
Q

Welke valkuilen moeten we vermijden bij het gebruik van theorieën in de klinische praktijk?

A

We moeten kritisch zijn over de reikwijdte en toepasbaarheid van theorieën en voorkomen dat we er dogmatisch aan vasthouden.