Thema 3.3 Cognitieve benadering Flashcards

1
Q

Wat zijn cognitieve theorieën en hoe verklaren ze psychopathologie?

A

Cognitieve theorieën: Gaan over informatieverwerking bij mensen en de karakteristieke processen en inhoud die psychopathologie verklaren.

Belangrijke informatieverwerkingsprocessen:
* Aandacht
* Interpretatie
* Herinnering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verklaart cognitieve theorieen de sychopathlogie?

A

Psychopathologie ontstaat door de manier waarop mensen informatie selecteren en verwerken.

Schema: Structuren van samenhangende kenniselementen over de wereld, de persoon zelf, en interacties tussen persoon en buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat staat centraal binnen cognitieve psychologie?

A

In cognitieve psychologie staat onderzoek naar informatieverwerkingsprocessen
centraal en wordt het menselijk brein dan ook vergeleken met een computer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt de stresscopingtheorie van Lazarus (1966) in, en welke twee informatieverwerkingsprocessen staan centraal?

A

De stresscopingtheorie van Lazarus (1966) beschrijft hoe mensen omgaan met stress via twee informatieverwerkingsprocessen:

Primary appraisal: Bij confrontatie met een potentiële stressfactor wordt een inschatting gemaakt van de mate van bedreiging.
Secondary appraisal: Vervolgens wordt beoordeeld welke mogelijkheden beschikbaar zijn om succesvol met de bedreiging om te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is informatieverwerking, en welke drie aspecten kunnen worden onderscheiden?

A

Informatieverwerking verwijst naar de processen die een rol spelen bij de verwerving, opslag en reproductie van kennis. De drie aspecten zijn:

  1. Waarneming
  2. Verwerking
  3. Geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werken schema’s bij de informatieverwerking, en wat is hun nut en nadeel?

A

Schema’s zijn structuren van kennis die automatisch worden geactiveerd door gedachten, gevoelens of percepties. Ze sturen de informatieverwerking op verschillende niveaus:

  1. Selectie van informatie: Bepalen welke informatie aandacht krijgt en wat wordt genegeerd.
  2. Betekenisverlening: Helpen bij interpretatie en het vormen van nieuwe betekenissen.
  3. Herinneringen: Beïnvloeden wat we herinneren en hoe we betekenis eraan geven.

Nut: Schema’s helpen bij het selecteren, comprimeren en interpreteren van informatie.

Nadeel: Ze kunnen vergissingen of vertekeningen veroorzaken, wat kan leiden tot psychopathologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is impliciete en expliciete kennis?

A

Impliciete kennis is wat mensen weten, maar niet kunnen omschrijven. Het betreft kennis en ervaringen die automatisch worden toegepast in het dagelijks leven.

Expliciete kennis is bewuste kennis die mensen kunnen verwoorden en bewust toepassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verschilt de psychoanalyse van de cognitieve psychologie in hun benadering van impliciete en expliciete kennis?

A

Psychoanalyse: Richt zich op driften en emoties die om motivationele redenen onbewust worden gehouden.
Cognitieve psychologie: Richt zich op kennis, vaak met sterke emotionele associaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen automatische en gecontroleerde informatieverwerking?

A
  • Automatische informatieverwerking: Gebeurt snel en zonder veel moeite. Voordeel: Grote capaciteit, snel en zonder hapering. Nadeel: Niet geschikt voor onverwachte of onbekende input.
  • Gecontroleerde informatieverwerking: Gebeurt langzamer, met bewuste aandacht. Nadeel: Beperkte capaciteit, kan slechts een beperkt aantal eenheden informatie tegelijk verwerken (ongeveer 5-6 chunks).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen impliciete/expliciete kennis en automatische/gecontroleerde informatieverwerking?

A

Impliciete/expliciete kennis: Betreft onbewuste versus bewuste kennis.

Automatische/gecontroleerde informatieverwerking: Gaat over hoe informatie verwerkt wordt: automatisch (zonder bewuste inspanning) of gecontroleerd (met bewuste aandacht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vier mechanismen die optreden wanneer informatie het schema tegenspreekt?

A
  1. Selectiebias in de waarneming: Informatie die niet overeenkomt met het schema wordt niet waargenomen.
  2. Bias in de interpretatie: Informatie die het schema tegenspreekt wordt bevestigd of weggeduwd.
  3. Verwachtingen: Mensen gedragen zich op een manier die hun verwachtingen bevestigt, waardoor tegenervaringen niet ontstaan.
  4. Vertekende herinneringen: Men herinnert zich gemakkelijker informatie die strookt met het schema.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de twee processen bij disconfirmerende ervaringen volgens Piaget?

A

Assimilatie: Nieuwe informatie wordt vervormd zodat het in het bestaande schema past.
Accommodatie: Het schema wordt aangepast zodat het strookt met de nieuwe informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een depressogeen schema volgens Beck (1976)?

A

Een depressogeen schema is een cognitief schema dat ten grondslag ligt aan depressie. Het bevat gedachten over waardeloosheid, schuld, onrechtvaardigheid, en de hopeloosheid van de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het werk van Beck staat aan de basis van de cognitieve benadering van psychopathologie. Welke van onderstaande uitspraken over Becks opvattingen is niet juist?

A

Beck introduceerde een diathese-stresstheorie over de biologische aspecten van het cognitieve functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de cognitieve triade van Beck en welke cognitieve schema’s worden geassocieerd met manische stoornissen, agressieproblemen en angststoornissen?

A

De cognitieve triade van Beck bestaat uit negatieve gedachten over:

  • Zelf
  • Anderen
  • De toekomst
17
Q

Welke congnitieve schema’s ontwikkelde Beck i.c.m. congitive triade

A

Beck identificeerde de volgende cognitieve schema’s:

  • Manische stoornissen: Overoptimistische ideeën over eigenwaarde en voortdurende winstmogelijkheden.
  • Agressieproblemen: Ideeën over het schenden van regels.
  • Angststoornissen: Gevaarschema’s met hoge verwachtingen van gevaar en lage verwachtingen over eigen mogelijkheden om met gevaar om te gaan.
18
Q

Wat zijn de cognitieve schema’s bij paniekstoornis en sociale angst volgens Beck?

A

Bij paniekstoornis worden lichamelijke sensaties geïnterpreteerd als tekenen van een onmiddellijke catastrofe.

Bij sociale angst wordt er binnen sociale interacties een negatieve evaluatie verwacht van anderen, wat angst en vermijding veroorzaakt.

19
Q

Wat is aandachtsbias?

A

Aandachtsbias is de neiging om selectief de aandacht te richten op bepaalde aspecten van informatie, vaak ten koste van andere aspecten. Bij angststoornissen richt de aandacht zich bijvoorbeeld meer op bedreigende stimuli.

20
Q

Wat is het verschil tussen selectieve interpretatie en selectieve herinnering?

A

Selectieve interpretatie: De neiging om informatie te interpreteren op een manier die het bestaande schema bevestigt. Bijvoorbeeld, depressieve mensen interpreteren ambigue informatie negatief.

Selectieve herinnering: De neiging om herinneringen te onthouden die stroken met de huidige gemoedstoestand. Depressieve mensen herinneren zich gemakkelijker negatieve gebeurtenissen.

21
Q

Wat zijn heuristieken in de cognitieve psychologie?

A

Heuristieken zijn onbewuste strategieën die gebruikt worden bij de informatieverwerking en oordeelsvorming. Ze kunnen leiden tot snelle en juiste oordelen, maar ook tot vertekeningen, zoals bij de beschikbaarheids- en representativiteitsheuristiek.

22
Q

Wat is de cognitieve benadering van psychopathologie?

A

De cognitieve benadering van psychopathologie benadrukt de rol van cognitieve schema’s in het ontstaan en in stand houden van psychische stoornissen. Deze schema’s beïnvloeden hoe mensen informatie waarnemen, interpreteren, en herinneren, en kunnen leiden tot verstoringen zoals bij angst- en stemmingsstoornissen.

23
Q
A
24
Q

Wat is het doel van therapie volgens de cognitieve psychologie en welke behandelingsvorm wordt het meest gebruikt voor angst- en depressieve stoornissen?

A

Het doel van therapie is bewustwording van automatische informatieverwerking, kritische reflectie op deze processen, en verandering op het niveau van schema’s.

Cognitieve Gedragstherapie (CGT) is een van de meest gebruikte en effectieve behandelingsvormen, vooral voor angst- en depressieve stoornissen.

25
Q

Wat zijn de factoren die hebben bijgedragen aan de integratie van cognitieve en gedragstherapie?

A

De integratie van cognitieve- en gedragstherapie wordt bevorderd door de volgende factoren:

  1. Klinische praktijk: Therapeuten gebruiken elkaar’s gedrag- en cognitieve technieken voor gedrags- en/of cognitieve veranderingen.
  2. Ontwikkelingen in fundamentele theorievorming: Leertheorieën en cognitieve theorieën worden steeds meer erkend voor hun rol in gedrag.
  3. Resultaten van effectenonderzoek: Zowel gedragstherapie als cognitieve therapie zijn effectief en beïnvloeden elkaar positief.
26
Q

Welke therapieën zijn ontwikkeld met behulp van de cognitieve benadering en spelen schema’s een rol?

A

Schematherapie: Gericht op vroegkinderlijke onaangepaste schema’s die een predispositie vormen voor psychopathologie.
\
EMDR: Gebruikt schema’s en kernovertuigingen in de behandeling van trauma.

27
Q

Wat is de Gecombineerde-cognitieve-bias hypothese?

A

De Gecombineerde-cognitieve-bias hypothese stelt dat cognitieve biases, vaak in combinatie, een rol spelen in de ontwikkeling van psychopathologie. Trainingen gericht op deze biases zijn nog niet effectief genoeg, daarom ligt de nadruk in behandeling op het veranderen van cognitieve schema’s.