Thema 3.1 Cognitieve ontwikkeling Flashcards

1
Q

Wat is het meest centrale debat in de ontwikkelingspsychologie?

A

Nature vs. nurture.
bepaalde leermechanismen kunnen prima aangeboren zijn (nature), maar de ontplooiing ervan wordt bepaald door opvoeding (nurture)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat stelt Watson in het nature nurture debat?

A

Watson heeft gesteld dat hij elk kind kan leren wat hij wil en daarmee trekt hij het debat volledig naar nurture toe.
o Het statement dat verschillen tussen mensen zijn aangeboren, staat los van het statement dat overeenkomsten tussen mensen zijn aangeboren.
o Het feit dat een mens 5 vingers heeft, is genetisch bepaald. Iedereen heeft dus 5 vingers, als dit niet zo is komt dit door de omgeving (omdat je bijvoorbeeld een vingers bent kwijtgeraakt door een ongeluk).
o De erfelijkheid van het hebben van 5 vingers is daarom gek genoeg nul, want erfelijkheid gaat
over eigenschappen, die variëren door genen en deze eigenschap varieert dus niet door genen.
o Als we die logica op Watson toepassen, dan blijkt dat er dus nog steeds een rol voor nature
i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Innate (aangeboren) is soms lastig te interpreteren, want:

A

Als je stelt dat taal is aangeboren (nature), dan bedoel
je niet dat baby’s worden geboren en meteen kunnen praten, maar dat ze een aangeboren
aanleg hebben om te taal te kunnen leren en dat ze door oefening uiteindelijk kunnen leren
praten (nurture)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat stelt de santa barbara school over innate?

A

Dat onze geest is opgebouwd uit aangeboren mentale modules, die overigens niet 1-op-1 naar gebieden binnen onze hersenen zijn te vertalen.
o Denk bijvoorbeeld aan een module om mensen te herkennen, die helpt om onze reactie te bepalen richting een persoon (aardig bij familie, agressief bij vijand).
o Bewijs hiervoor is als eerste dat we bepaalde dingen bij geboorte kunnen of kort erna, wat
lijkt aan te tonen dat deze vaardigheden aangeboren zijn. Ten tweede, kunnen ontwikkelingsstoornissen ervoor zorgen dat een kind specifieke vaardigheden niet heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat stelt Jean Piaget over nature nurture?

A

stelt dat ontwikkeling een proces is, waarbij een kind langzaam de wereld leert begrijpen. Zijn visie staat tussen het nativisme (nature) en developmentalisme (nurture) in.
o Piaget stelt dat er veel overeenkomsten zijn tussen onze psychologische en biologische ontwikkeling. Psychologische ontwikkeling is gebaseerd op onze ervaring (nurture), maar wordt begrensd door bestaande mentale structuren (nature).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stage theory of development:

Jean Piaget

A

gaat uit van ontwikkeling in fasen. waarbij er ineens een grote kwalitatieve verandering is in kennis (en niet zozeer kwantitatief), gevolgd door een langere periode van langzamere ontwikkeling.
Piaget stelde vast dat ondanks dat verschillende kinderen hele andere ervaringen hebben, ze
zich toch grotendeels op dezelfde manier ontwikkelen. Er lijkt dus een bepaalde structuur en
route in de mens aanwezig te zijn (innate), die de grote lijnen bepaalt. Terwijl onze ervaringen daarbinnen kleuring geven (nurture).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Object permanentie

A

dat objecten blijven bestaan ook als je ze niet ziet. Piaget veronderstelt dat kinderen dit begrip nog niet hebben, omdat ze hun interesse verliezen
zodra ze iets niet meer kunnen zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

habituation

gewenning

A

een mechanisme dat ons in staat stelt een stimulus te generen, omdat mensen herhaling saai vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt het mechanisme habituation gebruikt?

A

om object permanentie te onderzoeken en geeft aanleiding te veronderstellen dat kleine kinderen wel degelijk al deels object permanentie hebben.
 Ze snappen dat objecten niet door elkaar heen kunnen gaan en alleen op elkaar kunnen
reageren, als er fysiek contact tussen de objecten is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Imprinting

Konrad Lorenz

A

heeft aangetoond dat ganzen rond 24 uur na hun geboorte een kritieke periode hebben, waarin ze leren en ze imprinten daarom op de eerste persoon die ze zien om daarvan te leren. Dit heeft een evolutionair voordeel, omdat ze hiermee belangrijke overlevingsmechanismen kunnen leren en aangezien de eerste persoon eigenlijk altijd hun moeder is werkt dit goed. Echter, je kunt ze dus ook op iemand anders laten imprinten.
o Later onderzoek toont aan dat ze wel een voorkeur hebben voor iets dat op hun moeder lijkt en als dat er niet is, kan de 24 uur opgerekt worden tot een paar dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CONSPEC

A

een aangeboren set aan principes, die ervoor zorgen dat aandacht uitgaat naar zaken die op een menselijk gezicht lijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

CONLERN

A

het proces dat maakt dat je steeds beter leert gezichten te herkennen en onderscheid kunt maken tussen realistische en onrealistische (plaatjes) van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

`wat is bewezen van onderscheid maken tussen gezicht mens en aap van kinderen?

A

Met 6 maanden kan een kind onderscheid maken tussen een menselijk en apengezicht, met
9 maanden niet meer, tenzij het kind aan mensen en apen is blootgesteld in de tussentijd. De
aanname is dat dit mechanisme ook al bij onze gezamenlijke voorouders aanwezig was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe gaat de ontwikkeling van herkennen van gezichten bij pasgeboren kinderen?

A
  • Kinderen hebben een aangeboren interesse voor gezichten, maar zijn nog niet in staat ze heel goed te herkennen, dit vermogen ontwikkelt zich in de maanden na de geboorte
  • Pasgeboren baby’s kunnen hun moeder herkennen, maar dit vermogen is nog marginaal
    ontwikkeld. Als iemand anders dezelfde pruik draagt als hun moeder, zien ze die ook voor
    hun moeder aan. Er is dus wel een bepaalde aanleg en voorkeur, maar het duurt maanden voordat een kind zijn moeder echt goed kan herkennen.
  • Johnson + Morton test, realistisch gezicht de meeste kijktijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Theory of mind

A

het vermogen van mensen om zich mentaal voor te stellen wat er in de
ander omgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is evolutionair gezien de functie van theory of mind?

A

Omdat mensen sociale dieren zijn en in groepen leven en vroeger ook jaagden, geeft het een voordeel om elkaar te begrijpen. Je wilt immers zorgen dat als je samen jaagt, iedereen evenveel moeite in de jacht stopt en een eerlijk deel van de buit krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Machiavellian intelligence

A

de vaardigheid om anderen te manipuleren en misleiden.

Eerlijk zijn is vrij simpel, maar mensen succesvol bedriegen is veel lastiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe kun je theory of mind vaststellen?

A

met de false belief test.
Bijv. Sally-Anne test
Test met box smarties of pennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke aannames zijn er rond de theory of mind?

A

o theory of mind zich in fasen ontwikkelt en dat kinderen, die vanuit een test nog geen theory of mind hebben, dit al wel deels hebben, maar nog niet voldoende om voor de test te slagen.
o dat vaardigheid om theory of mind te leren is aangeboren, maar dat ervaring nodig is om het uiteindelijk ook echt te ontwikkelen.
o Dit gebeurt meestal rond het 5 jaar, waarbij kinderen met oudere broers en/of zussen het
sneller ontwikkelen, dan kinderen zonder of met jongere broers en/of zussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zegt autisme over theory of mind?

A

Autisme betekent dat theory of mind niet of onvoldoende is ontwikkeld. Dit is zichtbaar met
de testen. Mensen met Asperger zullen bepaalde testen nog wel halen, maar hebben toch een onvolledig ontwikkelde theory of mind

21
Q

Baron-Cohen heeft 2 dimensies voorgesteld, zijnde empathizing en systemizing:

A

 Empathizing lijkt op theory of mind, waarbij je entiteiten beschrijft in termen van mentale toestanden (gedachten, overtuigingen, emoties).
 Systemizing is de neiging om entiteiten te beschrijven als op regels gebaseerde systemen met classificaties (notenschrift, politieke systemen, het weer).

22
Q

Hoe wordt empathizing en systemizing toegepast?

A

o Meestal beschrijven we mensen op een empathising manier en dingen op een systemizing
manier.
o Vrouwen neigen meer naar empathizing, mannen meer naar systemizing, autisten scoren
laag op empathizing en hoog op systemizing.
o Autisten hebben hiermee feitelijk een soort extreme versie van het mannelijke brein.
o Dit kan deels door opvoeding komen, maar heeft ook een biologische basis.
o Autisme kan gecreëerd worden, zeker de savant achtige vaardigheden van een extreem
goed geheugen en classificatie vaardigheden, door bepaalde hersendelen (tijdelijk) stil te
leggen (met elektrische pulsen). Dit leidt tot de aanname dat minder autistisch worden een vaardigheid is, die door natuurlijke selectie is ontwikkeld.

23
Q

Williams syndroom

A

een zeldzame afwijking (1:25.000), waarbij een kind
hypersensitief is voor geluid, de huid snel veroudert, er problemen met de bloedvaten optreden en de persoon een brede neus, volle lippen en grote oren heeft. Het leidt tot een lage intelligentie, maar wel goede sociale vaardigheden.
- Wordt gezien als tegenhanger van autisme
- Het syndroom laat vaardigheden voor gezichtsherkenning intact (social perception), maar
door het lage IQ is het cognitief verwerken van de informatie beperkt (social cognition),
hierdoor presteren mensen met dit syndroom sociaal gezien een stuk slechter dan mensen
zonder dit syndroom.
o Mensen met Williams syndroom zijn beter in het herkennen van gezichten op zijn kop. Dit
komt doordat ze het gezicht niet als geheel herkennen, maar per feature.

24
Q

Wat is te concluderen over het herkennen van gezichten?

A

de conclusie dat het modulair bekijken van vaardigheden te simplistisch gedacht is, want blijkbaar is het herkennen van gezichten (module) geen module, maar bestaat dit weer uit meerdere onderdelen en vaardigheden

25
Q

Wat is te concluderen over het herkennen van gezichten?

A

de conclusie dat het modulair bekijken van vaardigheden te simplistisch gedacht is, want blijkbaar is het herkennen van gezichten (module) geen module, maar bestaat dit weer uit meerdere onderdelen en vaardigheden

26
Q

Wat zijn alternatieven voor modulariteit?

A

neuroconstructivisme en domein relevant leren

27
Q

Cortical plasticity

A

verwijst naar het vermogen van hersenen om zichzelf te herstellen

28
Q

neuroconstructivisme:

Kamillof-Smith

A
o Zij stelt dat we geen aangeboren domein specifieke modules hebben, maar aangeboren
domein specifieke biases, die onze aandacht richten en helpen met leren. De module achtige
structuur in ons brein is dus niet aangeboren, maar het resultaat van ervaring. 
o Karmillof-Smith stelt dat het een essentieel onderdeel is van de ontwikkeling van onze hersenen en dat staat haaks op de gedachte van modulariteit.
29
Q

Wat concludeerde Seligman over conditionering?

A

had ooit bernadaise saus gegeten en was daarna heel ziek geworden en kon het daarna niet meer eten, omdat hij bij de gedachte al misselijk werd.
Dit klopt niet omdat de tijd tussen eten en misselijkheid te lang was, het maar 1 voorval was.

30
Q

Wat stelt de leertheorie en waarom klopt die niet?

A

o Leertheorie heeft als uitgangspunt dat je leergedrag en conditionering prima kunt onderzoeken in een lab setting en dat je ook elke stimulus en response kunt gebruiken om te laten leren als je maar de juiste technieken gebruikt.
o Dat is echter niet zo, want natuurlijke selectie en evolutie hebben limieten gezet op wat we
kunnen leren.
o Daarnaast zijn de leer omstandigheden bij conditionering niet natuurlijk (ratten die op een
knop moeten drukken), dus de leer mechanismen die worden ontdekt mag je niet aannemen
voor generieke mechanismen, die ook in de natuur zo werken

31
Q

Welke functie heeft natuurlijke selectie bij voedsel?

A

Natuurlijke selectie heeft ervoor gezorgd dat als wij iets eten en enkele uren later ziek worden
(wat logisch is bij het eten van een giftig voedingsmiddel) we leren om dit niet meer te eten om
daarmee onze overlevingskansen te verhogen. Het is logisch dat dit mechanisme daarom al naar
1 voorval werkt en dat het ook lang blijft hangen

32
Q

preparedness

A

Bij leren wordt een extra dimensie veronderstelt, wat betekent dat een
mens of dier door evolutie een kleine of grote bereidheid heeft om iets te leren.

33
Q

Prepared

A

wil zeggen dat het gedrag snel en makkelijk wordt geleerd ook al is de taak moeilijk. Dit komt omdat we evolutionair al voorbereid waren om dit gedrag te leren. denken aan eten, lopen, zindelijkheid etc

34
Q

Unprepared

A

wil zeggen dat we meerdere pogingen nodig hebben om het te leren. fietsen, autorijden, lezen. veel herhaling nodig en lastig om te leren.

35
Q

Contraprepared

A

wil zeggen dat het mens of dier evolutionair gezien totaal niet is ingesteld om dit gedrag te kunnen leren (mensen kunnen nooit leren vliegen). Of leven in volledige eenzaamheid.

36
Q

wisdom of the body hypothese

A

wanneer dieren een bepaalde voedingsstof missen, lijkt het dier dit te weten. de voedingsstof die ze missen lijkt beter te smaken. Maar de vraag is waarom het beter smaakt en welk mechanisme dit veroorzaakt.
Echter, dieren lijken misselijkheid en ziekte te associëren met hun dieet. Dus als ze zich niet
goed voelen is uitgangspunt dat er iets in hun eten niet goed is en dan gaan ze hun dieet veranderen. Hierdoor is er een preparedness ontstaan om te leren op dit vlak.

37
Q

leg uit waarom fobieën prepared zijn:

A

fobieën ontstaan na een eenmalige gebeurtenis ontstaan, lang blijven en niet door cognitie uit te doven zijn

38
Q

Verschillende wetten van leren:

A

als je gedrag leert waarvoor je prepared was, dan leer je het
gedrag snel en dooft het ook niet of nauwelijks uit. Gedrag leren waarvoor je not prepared was is lastiger en dooft ook snel uit

39
Q

Verschillende fysiologische basissen

A

Gedrag waar je prepared voor was is lastig af te leren, gedrag dat voorkomt uit unprepared leren is makkelijk af te leren.

40
Q

Verschillende cognitieve mechanismes bij leren:

A

Prepared leren verloopt niet cognitief, unprepared leren juist wel cognitief

41
Q

Leren is essentieel. Ligt dit toe:

A

Bijna al onze gedragingen zijn vanaf de geboorte nog niet aanwezig en
moeten aangeleerd worden. Door oefening leren we gedragingen uitvoeren. Enkele basale vaardigheden zijn aangeboren en komen tot expressie na input omgeving. Extreme variant is behavioristisch, geboren als onbeschreven blad.

42
Q

Leren is niet onbeperkt:

A
We kunnen niet alles leren, omdat ons leervermogen beperkt is door
onze biologische make-up. Enerzijds kun je stellen dat leren volledig wordt bepaald door onze
aangeboren vaardigheden (biologically constrained), meer genuanceerd bepaalt onze biologie hoe makkelijk we iets leren (Seligman & Hager: evolutionair voorbereid).
43
Q

Domein specifieke mentale modules:

A

Deze zienswijze stelt dat er vanaf onze geboorte bepaalde specialistische mentale modules (processing units) aanwezig zijn, die zijn gekoppeld aan bepaalde gedragingen of
vaardigheden. Heel nativistisch (alles biologisch bepaald) gesteld bepaalt dit onze vaardigheden, meer genuanceerd
gesteld is er omgevingsinput nodig om deze modules tot uiting te laten komen.

44
Q

In hoeverre komen de 3 argumentatielijnen met elkaar overen?

A

 Vanuit het nativisme zijn de standpunten ‘leren is essentieel’ en ‘leren is niet onbeperkt’ onverenigbaar. Maar als je de beide standpunten wat nuanceert zijn ze prima verenigbaar.
 Het feit dat leren biologisch beperkt is, wil niet zeggen dat leren niet essentieel is. En het feit dat
leren essentieel is, stelt niet dat niet ook biologisch beperkt zou kunnen zijn.
 Dit leidt tot de ‘beyond-nature-nurture’ positie, die huidige evolutionair psychologen aanhangen.
 Het idee van domein specifieke mentale modules stelt dat er aangeboren domein specifieke
mechanismen zijn, die ons in staat stellen dingen te leren vanuit de omgeving.

45
Q

Beyond nature-nurture:

A

ons brein is door evolutie zo gevormd dat we sommige dingen wel en andere dingen niet kunnen leren. wat we wel kunnen leren is het leerproces essentieel

46
Q

Wat hoort het samengevat bij leren is essentieel:

A

o Imprinting: het proces van hechting aan een object gedurende een kritieke periode. Het object van imprinting is afhankelijk van input van de omgeving.
o Critical/sensitive period: specifieke periode waarin bepaalde gedragingen/vaardigheden
geleerd kunnen worden.
o Equipotentiality premise: behavioristische veronderstelling dat er geen grenzen zijn aan
het leervermogen (overigens is dit in strijd met alles wat in het hoofdstuk is besproken).

47
Q

Wat hoort het samengevat bij leren is niet onbeperkt:

A

o Prepared:
o Uprepared:
o Contraprepared
o Development timetable: tijdschema met leeftijden waarop kinderen bepaalde vaardigheden of gedragingen leren. Het biologisch ontwerp maakt het mogelijk dit te
leren, maar het moment wordt door de omgeving bepaald. Kritieke periode wil zeggen dat je iets in die periode moet leren, daarna is het niet meer mogelijk. Een lege timetable komt overeen met de equipotentiality premise (extreem nativisme).
o Epigenetic lanscape: grafische metafoor waarbij je de ontwikkeling van kind voorstelt als een knikker in een heuvellandschap. De dalen zijn de voor de hand liggende paden, de pieken de minst voor de hand liggende paden. Het laat zien dat ontwikkeling deels beperkt is. De equipotentiality premise zou een volledig plat landschap laten zien waarin alles mogelijk is, extreem nativisme een landschap met maar 1 pad.

48
Q

Wat hoort er samengevat bij mentale modules:

A

o Instinct: gedragingen die extreem prepared zijn en geen oefening vergen.
o Predisposition: aangeboren predispositie om een bepaalde eigenschap of vaardigheid te
ontwikkelen. Ofwel een hoge preparedness, maar wel met een afhankelijkheid van de
omgeving