Thema 2.1 Seksuele selectie Flashcards
Selectiedruk:
eisen uit de omgeving, die een eigenschap van een soort selecteren om te behouden, omdat deze een evolutionair voordeel geeft. Deze kenmerken kunnen zelf ook selectiedruk geven. Een bepaald darmkanaal kan bijvoorbeeld eisen stellen aan andere organen en daarmee selectiedruk geven.
Bij geëvolueerd gedrag kun je ook spreken over gedragsstrategieën, want:
Dit kunnen allerlei met
elkaar samenhangende handelingen zijn, die een specifiek doel dienen. Denk aan de
natuurlijke afkeer van een mens voor rot fruit.
reflexen
volautomatisch gedrag dat door een
bepaalde prikkel wordt uitgelokt (kniepeesreflex of grijpreflex van een baby)
Complexere vormen van aangeleerd gedrag zijn:
angsten en fobieën. Mensen zijn zich zelden
bewust van het evolutionaire belang van dit soort gedrag. Het gaat hier om proximate
prikkels met een ultimaat belang, namelijk het verspreiden van genen
Liefde en genen, proximate en ultimate verklaring:
Proximaat is het alledaagse niveau, dat beschrijft hoe we ons voelen en gedragen.
Ultimaat is het evolutionaire kader waarmee we zaken proberen te verklaren. Je kunt dit vergelijken met liefde (proximaat) en het doel genenverspreiding (ultimaat).
Endogamie
dat mensen overal ter wereld een partner vinden binnen hun eigen culturele of economische groep. Vaak is er ook sprake van een sterke groepsdruk om een partner binnen de eigen groep te kiezen.
Theorie van Trivers:
De sekse die het meest moet investeren in het nageslacht, zal het meest kieskeurig zijn in de
partnerkeuze en de partner ook aan zich willen binden.
o De sekse die het minst investeert, zal zich liever niet binden en moet meer inspanning verrichten om toegang te krijgen tot de andere sekse.
o De optimale strategie draait dus niet om het verschil in sekse, maar het verschil ininvestering. Dit is terug te zien bij dieren.
o Deze investering wordt bepaald door de draagtijd van de moeder en tijd en aandacht, die
nodig is voor het laten opgroeien van kinderen.
o Bij mensen zie je een duidelijk verschil tussen mannen en vrouwen, waar vrouwen zorgen
voor het nageslacht, maar ook voor eten. Terwijl mannen ook jagen en wat bijdragen, maar
dat is minder dan de bijdrage van vrouwen.
Seksuele selectie
mannen en vrouwen allerlei voorkeuren hebben op basis waarvan zij hun partner selecteren.
o Darwin besteedt ook aandacht aan seksuele selectie. Als voorbeeld noemt hij een pauw, waarbij de glanzende staart een indicatie van gezondheid is, welke vrouwtjes aantrekt waardoor de staarten steeds groter worden door evolutie, tot dat ze een nadeel worden omdat de pauw niet meer kan vluchten.
Seksueel dimorfisme
dat er door seksuele selectie steeds grotere verschillen tussen mannen en vrouwen ontstaan, omdat de selectie effect heeft op het fenotype van de andere sekse. Dit effect kan overigens ook door natuurlijke selectie komen, omdat mannetjes
en vrouwtjes bijvoorbeeld niet op dezelfde prooien jagen.
Handicapprincipe
Dieren kunnen dus bepaalde eigenschappen hebben, die feitelijk een handicap vormen, maar het feit dat ze met die handicap kunnen overleven is een indicator
van bijzondere geschiktheid. Al moeten de voordelen voor de voortplanting nog steeds wel opwegen tegen de nadelen voor overleving.
Waarom is het lastig om verschil te bepalen tussen intraseksuele en interseksuele selectie?
Bijvoorbeeld het gewei van het hert maakt dat het hert met het grootste gewei de competitie met andere herten wint (intraseksueel) en zich kan voortplanten, waardoor een groot gewei vanzelf een aantrekkelijk kenmerk wordt voor vrouwtjes (interseksueel).
Over welke 2 vormen spreken we, omdat het lastig is om te bepalen of een eigenschap is ontstaan door seksuele of natuurlijke selectie?
2 vormen van natuurlijke selectie, zijnde seksuele selectie en omgevingsselectie. Evolutie leidt niet tot perfectie en de omgeving verandert continue. Een eigenschap die dus ooit functioneel was, kan disfunctioneel worden.
Pronken
o Zowel mannen als vrouwen pronken bij paarvorming, de vorm is cultureel bepaald.
o Hierbij richten ze zich niet alleen op de andere sekse, maar ook op de eigen sekse. Er is dus ook sprake van onderlinge concurrentie binnen de eigen sekse. Vrouwen gebruiken hier vaker woorden voor, mannen daden (wedstrijdjes)
Geoffrey Miller stelt dat het proces van seksuele selectie verantwoordelijk is voor:
het ontstaan van ons brein.
De zwakte van deze theorie is dat de selectie alleen kan plaatsvinden als er een basis is, ofwel het menselijke brein moet dus in de basis al bestaan hebben om via seksuele selectie verder uit te groeien tot wat het vandaag de dag is.
Een verklaring hoe we tot deze basis zijn gekomen is dat cognitieve vaardigheden nuttig waren bij het verzamelen van voedsel. Ruimtelijk inzicht bij het inschatten van afstand bij het jagen, ruimtelijk geheugen bij het onthouden van vindplaatsen van eten.
Een andere verklaring zoekt de oorsprong in ons sociale karakter. Mensen leven in groepjes en dus heb je sociale vaardigheden nodig.
polygynie
man met meerdere vrouwen
polyandrie
De situatie waarin een vrouw meerdere mannen aan zich bindt en komt voor in gevallen van extreme voedselschaarste, waarbij meerdere mannen (vaak verwant) nodig zijn om een vrouw te onderhouden en een kind te laten opgroeien.
monogamie ook niet ideaal omdat:
De man mist reproductiekansen, de vrouw ook als ze een betere man tegenkomt. En dan is er nog de verleiding van buitenechtelijke relaties.
o Monogamie is een sociaal en geen seksueel gegeven en biedt geen garantie op seksuele
exclusiviteit. Mensen gaan vaak uit elkaar als de kinderen 3 jaar zijn of uitvliegen, omdat hun
overlevingskansen dan vrij zeker zijn. Monogamie is dus een serieel en sociaal iets.
o Een slippertje is voor mannen interessant om genen door te geven, voor vrouwen
evolutionair gezien niet, tenzij de man vermogend is en haar kan onderhouden.
Hoe kwam Darwin op seksuele selectie?
Darwin merkte op dat er bij dieren verschillen zijn tussen mannetjes en vrouwtjes, die hij niet
door natuurlijke selectie kon verklaren.
o Sterker nog sommige aanpassingen bij de mannetjes leiden tot een nadeel bij overleven, omdat ze meer opvallen en daardoor makkelijker roofdieren aantrekken.
o Hij concludeerde dat bepaalde eigenschappen die de kans op nageslacht vergroten, de kans
op overlijden konden vergroten. Dit leidde tot zijn theorie over seksuele selectie.
Intraseksuele selectie:
individuen met leden van dezelfde sekse concurreren,
bijvoorbeeld in een gevecht, om te kunnen paren. Dit leidt tot kenmerken als hoorns, meer spieren, etc. Het betreft hier meestal concurrentie tussen 2 mannetjes.