Thema 2.3 Verwantschap Flashcards

1
Q

Waarom heeft een ouder er feitelijk meer baat bij om zelf te overleven dan haar kind op te offeren?

A

Omdat kinderen 50% van de genen van hun ouders dragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

theorie van verwantschap:
Hamilton
kin altruism

A

Kosten < Baten x Verwantschap
hij stelt dat een eigenschap alleen evolutionair voordelig is wanneer de baten voor het individu en diens verwanten, vermenigvuldigd met de mate waarin ze verwant zijn, groter zijn dan de kosten voor
het individu
bv. een grondeekhoorn slaat alarm als hij een roofdier ziet. Hiermee reduceert hij zijn eigen
overlevingskansen, maar vergroot hij die van de groep verwanten.
= ultimate verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is de reproductieve waarde van invloed bij verwantschap?

A

omdat deze bepaalt hoeveel jongen een individu
nog zal kunnen grootbrengen. Deze is bij oudere dieren lager en bij jonge dieren ook, omdat die nog kunnen overlijden voor ze geslachtsrijp worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het belangrijkst bij evolutie?

A

gaat niet zozeer over het overleven van de best aangepaste individuen, maar over de
meest optimale verspreiding van de genen, die deze aanpassing mogelijk maken.
o Dit maakt dat in evolutie genen belangrijker zijn dan het individu.
o Daardoor wordt ook wel gezegd dat genen egocentrisch zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel % verwant ben je aan je familieleden?

A

o Je bent 50% verwant aan je ouders en aan je broers of zussen. Hierdoor zal
verwantschapsselectie makkelijk grip krijgen op het kerngezin.
o Je bent 25% verwant aan je oma, opa, ooms en tantes. 12,5% verwant aan je neven, nichten,
overgrootouders. Je kunt dit allemaal optellen tot een totaal percentage aan verwantschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke ultimate en proximate aanwijzingen zijn er voor verwantschap?

A

Verwantschap is een ultimaat begrip dat betrekking heeft op de evolutie van ons genotype.
We kunnen op het niveau van het fenotype proximate aanwijzingen voor verwantschap zoeken, zoals
gelijkheid (op elkaar lijken) en nabijheid (samen opgroeien). Hierdoor kun je een stiefbroer als
familie beschouwen als je van jongs af aan samen bent opgegroeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

metatheory

A

Evolutietheorieën kunnen een nieuw perspectief bieden op sociale psychologie en een framework bieden dat bestaande theorieën samenbrengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt altruïsme gezien vanuit evolutionair perspectief?

A

Altruïsme is onbaatzuchtig gedrag. Vanuit een evolutionair perspectief wordt altruïsme
gezien als gedrag zonder direct voordeel voor het individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Direct fitness

A

verwijst naar het doorgeven van genen via eigen nageslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indirect fitness

A

naar het doorgeven van genen via andere familieleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inclusive fitness

A

is de som van direct fitness en indirect fitness. Dieren streven naar het maximaliseren van hun inclusive fitness in plaats van individuele fitness.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kin selection:

John Maynard Smith

A

benadrukt dat je familieleden wilt helpen en niet zozeer soortgenoten in het algemeen. Dit gedrag verloopt onbewust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het helpen van familie wel altruïsme als je het doet om je eigen genen te laten overleven?

A

Op een proximaat niveau wel, want je waagt je eigen leven voor dat van een ander, op een

ultimaat niveau niet, want het doel is je eigen genen te laten overleven, dus daarmee is het
feitelijk zelfzuchtig gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In hoeverre is de theorie van Hamilton van toepassing op menselijk gedrag?

A

 Sommigen vinden van wel, andere vinden door onze intelligentie van niet.
 Onderzoek toont aan dat in situaties waar hulp veel kost, mensen deze hulp dan meestal
aan familieleden aanbieden. Daar waar hulp weinig kost, bieden we eerder hulp aan
vrienden aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sahlin’s fallacy

A

Het principe van adoptie van kinderen wordt gebruikt door tegenstanders van evolutionaire psychologie (Marshal Sahlin). Hij stelt dat onze voorouders verwantschap helemaal niet konden berekenen en dat het zorgen voor kinderen van andere ouders
niet past in dit plaatje.
Echter, altruïsme richting familieleden verloopt onbewust, dus het is niet nodig om
het concept te snappen
Bij adoptie blijkt dat kinderen over het algemeen geadopteerd worden door familieleden, waardoor dit toch in de kin altruism hypothese past.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit blijkt dat liefde voor kinderen een evolutionair overblijfsel is?

A

In het Westen worden kinderen echter vaak geadopteerd door mensen die geen
familie zijn. Dit kan komen doordat we vroeger in kleine groepen leefden en adoptie en zorgen voor kinderen eigenlijk altijd wel leidde tot het helpen van je eigen genen en wellicht hebben we dit mechanisme nog in ons.

17
Q

cinderella effect

A

betekent dat ouders de neiging hebben om beter voor hun biologische kinderen te zorgen dan voor hun stiefkinderen

18
Q

Er zijn 4 mogelijke mechanismen waarmee mensen en dieren familie kunnen herkennen:

A
  1. Context-based discrimination. Herkennen gebaseerd op locatie, deze geldt veel voor knaagdieren en vogels.
    2.Discrimination based on familiarity. Herkenning op basis van zichtbare kenmerken of gedeelde ervaring, die zijn aangeleerd tijdens de opvoeding (opgroeien in hetzelfde
    nest).
    3.Phenotype matching. Herkenning op basis van karakteristieken, zonder dat er sprake is
    van gedeelde ervaring.
  2. Genetic systems. Elkaar herkennen aan genen en moleculaire structuren, die verwantschap signaleren. Major histocompatibility complex, stelt dat dieren een soort marker produceren waarmee ze elkaar kunnen herkennen. Een tweede theorie stelt dat
    er specifieke genen (recognition genes) zijn waarmee dieren elkaar kunnen herkennen.
    Deze theorieën zijn erg speculatief.
19
Q

Wat is het voordeel van het herkennen van familieleden:

A

Het voordeel van het herkennen van familieleden is enerzijds om ze te helpen, maar anderzijds ook om te voorkomen dat dieren paren met directe familieleden, omdat dit tot genetische defecten kan leiden.

20
Q

Hoeveel investering kunnen we van een ouder verwachten?

r- selection:

A

Hoe meer nageslacht een dier krijgt, des te minder zorg wordt er gegeven

21
Q

Hoeveel investering kunnen we van een ouder verwachten?

K-selection)

A

sommige dieren krijgen weinig kinderen maar zorgen er intensief voor.

22
Q

Wat is het voordeel voor r en k selectie?

A

Dieren die voor K-selectie gaan hebben vaak een stabiele omgeving, leven langer en zijn groter. Een stabiele omgeving leidt tot concurrentie binnen de soort en dan wordt kwaliteit belangrijker dan kwantiteit.
R-selectie is interessant in onvoorspelbare omgevingen, waar nageslacht zich snel kan
ontwikkelen

23
Q

Parental manipulation:

A

Mensen investeren veel in hun kinderen. Het aanleren van morele standaarden, zoals zorgen voor elkaar, kan ook voordeel geven voor onze genen. We leren onze kinderen daarom gedrag aan, dat ervoor moet zorgen dat ze een goede partner kunnen vinden om zich voort te planten. Welk gedrag we aanleren wordt door de cultuur bepaald.

24
Q

Waarom zijn conflicten in families zo gebruikelijk, als we juist voor familie moeten en willen zorgen om onze genen te laten overleven?

A

Evolutionair psychologen zien ruzie als een natuurlijke uitkomst van de inclusive fitness theorie. Broers en zussen delen namelijk genen, maar ze delen 50% van de genen met hun broer of zus en 100% met zichzelf, dus in die zin hebben ze er baat bij als hun ouder in
henzelf investeert en niet in hun broer of zus en dus ontstaat rivaliteit.
o Daar komt bij dat een ouder sneller op het punt komt dat het loont om een kind erbij te krijgen, dan dat dit loont voor het kind. Hier ontstaat dus ook een mogelijk conflict.
o Het model van Trivers voorspelt dat op een bepaalde leeftijd het conflict oplaait en dan daarna weer gaat liggen. Dit model blijkt in de praktijk ook echt terug te zien te zijn. Het conflict ontstaat op het moment dat de moeder haar investering in het kind verlaagt, omdat
ze toe is aan het richten van haar aandacht op een nieuw kind.
o Er kan ook een conflict zijn tussen moeder en dochter als beiden in de vruchtbare leeftijd
zijn. De moeder kan dan geen oma willen worden, omdat het evolutionair gezien interessanter is om zelf nog een kind te krijgen, want daarmee geef je meer genen door.

25
Q

Wat is de ultimate verklaring van Hamilton voor altruïsme?

A

Door verwanten te helpen, kun je je eigen genen verspreiden. Echter de baten moeten dan wel
groter zijn dan de kosten, want verwanten dragen maar een deel van je genen. Hamilton heeft
hiervoor een formule opgesteld: c < r*b.
r = biologisch verwantschap
b = baten
c = kosten

26
Q

Wanneer is het functioneel om verwanten van de dood te redden?
Bij broers en zussen, neefjes en nichtjes, neven en nichten (kinderen van ooms en tantes)

A

 Broers en zussen
o Dragen gemiddeld genomen 50% van elkaars genen, ofwel r = 0,5. Op basis van Hamilton
formule moeten de baten dus minimaal 2 keer zo groot zijn als de kosten om tot altruïsme lonend te laten zijn. Je speelt dus quitte als je jezelf opoffert om 2
broers/zussen te redden.

 Neefjes en nichtjes (kinderen van broers of zussen)
o Hier is r = 0.25. Je maakt dus winst als je jezelf opoffert en hiermee 5 neefjes/ nichtjes
kunt redden.

 Neven en nichten (kinderen van ooms en tantes)
o Hier is r = 12,5. Dan speel je dus pas quitte bij 8 eenheden, dus als je 9 neven/nichten
kunt redden is jezelf opofferen zinvol, genetisch gezien.

27
Q

Bij mieren ontstaat er een vrouwtje als het eitje bevrucht wordt en een mannetje als
het niet bevrucht wordt. Wat is hier de consequentie van?

A
koninging = 100%
dochter = 50%, zoon = 50%
zussen = 25% + 50% = 75% verwant 

 Een vrouwtje zal 0,5 verwant zijn aan de koningin, omdat ze de helft van haar genen van de
koningin heeft gekregen en de andere helft van het mannetje.
 Echter de mannetjes zijn haploid, wat wil zeggen dat hun chromosomen niet in paren komen. Dat
heeft tot gevolg dat elke nakomeling precies dezelfde genen krijgt van het mannetje.
 Hierdoor zijn zussen 0,75 verwant, omdat de genen aan hun vaders kant identiek zijn.
 Dit leidt er ook toe dat werkmieren 0,75 verwant zijn met hun zussen en 0,5 met hun kinderen,
evolutionair gezien zullen ze zich dus eerder voor hun zussen dan kinderen opofferen.

28
Q

Michael Sahlin had kritiek op het principe van verwantschapsselectie, omdat hij stelde
dat primitieve volkeren geen kennis hadden van wiskunde. Waarom is dit geen goed argument?

A

 Hij haalt een ultimate en proximate verklaring door elkaar. Hamiltons formule is een ultimate
verklaring voor altruïsme. Echter, dat betekent dus niet dat mensen eerst verwantschap moeten
kunnen uitrekenen, voordat ze iemand helpen.

 Hamiltons formule beschrijft de genetische verhouding tussen mensen, die ertoe heeft geleid dat
een persoon die je al vanaf geboorte kent en waarmee je bent opgegroeid sterke emoties van
liefde oproept, die zorgen dat je die persoon zult helpen. Dit is de proximate verklaring, die de
mensen aanzet tot altruïstisch gedrag.

29
Q

Wat houdt het concept van ouderlijke investering in?

A

 Het gaat over de tijd en inspanning die ouders aan hun kinderen besteden.
 Echter alle tijd en inspanning die aan een kind wordt besteed, kan niet aan een ander kind
worden besteed. Eenzelfde dilemma is er tussen tijd die een ouder aan zichzelf wil besteden of
aan de kinderen.
 De theorie van ouderlijke investering stelt dat ouders bij dit soort dilemma’s hun tijd en energie
zodanig over zichzelf en de kinderen verdelen dat hun inclusive fitness optimaal is.

30
Q

Een kritiekpunt is dat ouders geen ingewikkelde berekeningen kunnen maken om te
komen tot een dergelijke optimale verdeling. Wat vind je hiervan?

A

 Dit is vergelijkbaar met Sahlin’s fallacy, waarbij een verklaring op ultimaat niveau naar het
proximate niveau wordt verplaatst.
 Ouders maken gebruik van vuistregels (proximate mechanismen) die hen helpen te komen tot
een optimale verdeling. Bij mensen spelen eerlijkheid en rechtvaardigheid hierbij een rol.

31
Q

Net als op de beurs is de mate van investering afhankelijk van het object waarin je
investeert. Probeer dit principe op een kind toe te passen, door kenmerken te noemen, die effect
hebben op de mate waarin ouders in het kind zullen investeren.

A

 Gezondheid. Ouders zijn meer geneigd te investeren in gezonde, dan ongezonde kinderen.
 Herkomst. Ouders investeren meer in hun biologische kinderen ten opzichte van stiefkinderen.
 Leeftijd. Ouders geven meer zorg aan jonge kinderen.
 Aantal broers en zussen. Hierbij gaat de meeste aandacht naar de jongste kinderen.

32
Q

Wat wordt bedoeld met het ouder-kind conflict?

A

Het is een conflict tussen ouder en kind, met de hoeveelheid ouderlijke investering als inzet. Het
ontstaat zodra de kosten van de investering voor de ouder groter worden, dan de baten voor het
kind. Voor een kind is er namelijk geen enkele reden om ooit minder investering van de ouders te
verlangen, want de kosten voor het kind zijn nul. De ouder heeft een andere afweging, zeker als het
kind steeds meer op eigen benen kan staan en de baten dus kleiner worden.
Dit is een ultimate verklaring, in proximate zin zullen emoties sturen dat de ouder minder in het kind
gaat investeren.

33
Q

Hoe zit de relatie tussen het ouder-kind conflict en de leeftijd van het kind?

A

Naarmate een kind ouder wordt nemen de baten af en wordt het ouder-kind conflict groter.

34
Q

Zodra er een tweede kind op komst is ontstaat de eerste uiting van het conflict:

A

Op het moment dat de ouders klaar zijn voor een tweede kind, kunnen zij kiezen om nog een keer
50% van hun genen te investeren in een ander kind. Voor de inclusive fitness van de ouders is het
beter om een nieuwe verdeling van ouderlijke investering te zoeken. Ze zijn enerzijds genegen hun
aandacht 50-50 te verdelen omdat beide kinderen 50% van hun genen dragen. Maar ze zullen meer
investeren in het jongste kind, omdat die meer gebaat is bij investering vanuit de ouders

35
Q

Hoe vindt het 1e kind dat de ouderlijke investering verdeeld moet worden?

A

Het eerste kind verlangt nog steeds de investering die het altijd kreeg en daarmee is het investeringsconflict een feit. Het tweede kind verhoogt overigens wel de inclusive fitness van het eerste kind, omdat ze 50% verwant zijn. Echter, omdat het kind 100% verwant is aan zichzelf verlangt het meer aandacht dan het andere kind (namelijk 66%). Op proximaat niveau betekent dit conflict,dat het kind gaat protesteren tegen het feit dat deze minder aandacht krijgt en driftbuien krijgt.

36
Q

Hoe kun je een conflict tussen broertjes en zusjes interpreteren vanuit de theorie van
inclusive fitness en ouderlijke investering?

A

Broertjes en zussen zijn 50% verwant en hebben er baat bij elkaar te helpen. Maar als het gaat om
ouderlijke investering is er een belangenconflict, want ze eisen de aandacht voor zichzelf op, want ze
zijn 100% verwant aan zichzelf.

37
Q

Beschrijf de rol van de ouder in een dergelijk conflict.

A

Vanuit het perspectief van de ouders dragen al hun kinderen evenveel bij aan hun inclusive fitness.
Ze zij dus niet gebaat bij conflicten tussen hun kinderen en zullen proberen deze op te lossen.
Alexander noemt dit ouderlijke manipulatie. Dit krijgt vorm door kinderen te leren zich genereus en
vriendelijk te gedragen naar hun broertjes en zusjes toe.