SRH: Hoofdstuk 22 Tussen balans en empowerment Flashcards

1
Q

Wat is een licht verstandelijke beperking?

A

Er wordt binnen de DSM-5 gesproken voer een verstandelijke beperking wanneer er gelijktijdig tekorten in of beperkingen van het huidige aanpassingsgedrag op verschillende terreinen aanwezig zijn. Ze hebben vaak moeite om zelfstandig een volwaardige plaats in te nemen in de samenleving. Er is sprake van een verstandelijke beperking als iemand tekortkomingen heeft in zowel het verstandelijk als adaptief functioneren. Het accent ligt niet meer alleen bij het IQ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Intellectueel functioneren

A

Met betrekking tot het intellectuele functioneren wordt er gesproken voer een LVB wanneer de IQ- store tussen de 50 en 85 is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er met een IQ- test in beeld gebracht?

A

Iemands taalvaardigheden en performale intelligentie (ruimtelijke inzicht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar ligt de gemiddelde IQ van de Nederlandse bevolking?

A

Tussen de 85 en 115.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Adaptief functioneren

A

Dit heeft te maken met het dagelijks functioneren en het reageren op de omgeving. Hierin worden drie domeinen onderscheiden.

  • Het conceptuele domein
  • Het sociale domein
  • Het praktische domein.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het conceptuele domein (Adaptief functioneren)

A

Het gaat onder andere om het geheugen, de taal, het lezen en schrijven, het rekenen, klokkijken, het verwerven van praktische kennis, het oplossen van problemen, het beoordelen van nieuwe situaties en het abstract denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het sociale domein (Adaptief functioneren)

A

Het gaat om het empathische vermogen, communicatie met anderen, vriendschap kunnen sluiten, sociaal kunnen oordelen, sociale signalen kunnen waarnemen en interpreteren, adequaat en correct taalgebruik kunnen hanteren, het reguleren van emoties en gedrag in de omgang met andere en de mate waarin iemand gemakkelijk gemanipuleerd kan worden door anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het praktische domein (Adaptief functioneren)

A

Heeft betrekking op het leervermogen en het zelfmanagement; het is nodig om voldoende praktisch te kunnen functioneren in het dagelijks leven: persoonlijke verzorging, verantwoordelijkheden die bij een baan horen, beheer van geld, vrijetijdsbesteding, zelfmanagement van gedrag, het plannen van taken in de thuissituatie/het huishouden, op school en op werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

SRH

A

Steunend relationeel handelen. Geeft vorm aan het werken met ervaringskennis en deskundigheid en biedt ruimte aan cliënten om te leren op basis van hun ervaringen.

Richt zich op de kwaliteit van leven van mensen met een psychische en sociale kwetsbaarheid.
Hulpverlener hebben de taak om cliënten te ondersteunen bij de door hen gewenste kwaliteit
van leven. Als het fundament van de ondersteuning zijn er een aantal uitgangspunten:
1. De relatie tussen de hulpverlener, cliënt en zijn of haar naasten staat centraal. Hierbij is de
basishouding van de hulpverlener dat hij present is.
2. De ondersteuning is gericht op ontwikkeling en herstel.
3. De ondersteuning is gerichte op sociale inclusie en meetellen in de samenleving.
4. De ondersteuning maakt gebruik van ervaringskennis en ervaringsleren als methode voor
ontwikkeling en herstel.
5. De ondersteuning maakt gebruik van positieve psychologie en empowerment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke bouwstenen heeft SRH:

A
  • Presentie: het aangaan van een persoonlijk-professionele verbinding, gekarakteriseerd door compassie en aandacht, hoop en vertrouwen.
  • Herstel: van hoop en zelfvertrouwen, eigen identiteit, autonomie, zingevende activiteiten en sociale rollen, positieve steunende relaties.
  • Kracht: Persoonlijke ervaringen, kwaliteiten en talentontwikkeling, omgaan met kwetsbaarheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt SRH toegepast bij LVB?

A
  1. De relatie tussen de hulpverlener, cliënt en zijn of haar naasten staan centraal Basishouding van hulpverlener is present.
  2. De ondersteuning is gericht op ontwikkeling en herstel.
  3. De ondersteuning is gericht op sociale inclusie en meetellen in de samenleving.
  4. De ondersteuning maakt gebruik van ervaringskennis en ervaringsleren als methode voor ontwikkeling en herstel.
  5. De ondersteuning maakt gebruik van positieve psychologie en empowerment. Het gaat om het aansluiten bij de krachten en mogelijkheden van de jongere.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hart-tot-hart verbinding

A

Ee is ruimte voor emoties in de contacten. Ruimte voor emoties omdat de hulpverlener niet bang is voor de emoties van de jongere, maar ook omdat hij zijn eigen geraaktheid durft te laten zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het is belangrijk aan te sluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliënt. Noem een aantal cognitieve voorbeelden.

A
  • Concreet taalgebruik hanteren, korte zinnen gebruiken, niet te veel
    informatie tegelijk aanbieden
  • Ontrafelen en uitleggen wat er gebeurt/gebeurde
  • Herhalen van de boodschap en checken of het begrepen is
  • Zaken in het hier en nu aanpakken
  • Aanleren door concreet te laten doen en ervaren
  • Zorgen dat er net te veel te zien is of gebeurt in de directe omgeving van de
    jongere, zodat hij de aandacht erbij kan houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het is belangrijk aan te sluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliënt. Noem een aantal sociale voorbeelden.

A
  • Leg uit hoe sociale situaties in elkaar zitten
  • Ondersteun hem bij het aangaan en onderhouden van contacten
  • Ondersteun hem om zich te (leren) verplaatsen in de ander en te ontdekken
    waarom een persoon iets zegt of doet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het is belangrijk aan te sluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de cliënt. Noem een aantal emotionele voorbeelden.

A
  • Ga in gesprek en bespreek oe dingen beleeft, gezien en/of ervaren worden
  • Vergoot zelfvertrouwen, door aansporing en complimenten te geven
  • Geef vertrouwen om vaardigheden toe te passen
  • Bied ondersteuning bij het uiten van boosheid en frustratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Begeleiding: De basis bestaat uit verbinding en verstaan. Licht toe:

A

Verbinden betekent aansluiten bij het niveau en de
belevingswereld. Verstaan betekent het begrijpen van de beperkingen en consequenties hiervan,
maar ook het zien van talenten en mogelijkheden. Ook ‘verzekeren’ is belangrijk. Dit is het bieden
van veiligheid en houvast, omdat het kwetsbare mensen betreft die vaak in kwetsbare situaties
terechtkomen. Tot slot is er ‘versterken’. Dit kan ingevuld worden op de volgende manieren.
- Het vergroten van hoop en vertrouwen: Om dit te versterken is het belangrijk dat de
hulpverlener volhardend en present is. Hij moet zich aansluiten bij de leefwereld en bereid
zijn om zich van hart tot hart te verbinden met de ander.
- Versterken van kracht en omgaan met kwetsbaarheid.
- Het vergrote van sociale inclusie en meetellen in de samenleving.
- Het benutten van ervaringskennis en ervaringsleren: ze leren door ervaringen en door elkaar.

17
Q

Samen (k)oplopen

A

Een manier om samen vooruit te kijken, samen naar een plek te gaan, een doel te hebben. Er is
contact waarin ervaringen gedeeld worden en gedachten uitgewisseld worden. Voor mensen met
hersenletsel is dit niet vanzelfsprekend. Ze zijn soms het vermogen verloren om via taal te
communiceren of emoties van een ander aan de voelen. Kunnen zij dan wel samen oplopen? Dit
vraagt inzet. Het is niet alleen het gedrag begrijpen, maar ook het inleven in het gedrag wat daaruit
voortkomt.

18
Q

Hersenletsel

A

Kan iedereen overkomen. De hersenen zijn beschadigd en daardoor zijn er allerlei beperkingen in het
dagelijks functioneren. De personen hadden al een rol in de samenleving, maar zullen dit opnieuw
moeten zoeken. Het herstelproces verloopt in 3 fasen: de stabilisatie-, heroriëntatie- en reintegratiefase

19
Q

Steunend relationeel handelen

A

Is de basis om een relatie aan te gaan met zowel cliënt als naasten (verbinden), om samen te
begrijpen wat het veranderde leven voor iedereen inhoud (verstaan) en vervolgens te zoeken naar at
belangrijk is om te doen. Hierbij wordt invulling gegeven aan de kernhandelingen verzekeren
(houvast en veiligheid, voorzieningen en andere hulpbronnen die nodig zijn) en versterken
(herstelmogelijkheden van de cliënt optimaal benutten en de draagkracht van het netwerk zo groot
mogelijk helpen zijn). Dit draagt allemaal bij aan verlichting.

20
Q

Eigen wijze zorg

A

In een innovatief project om de kwaliteit van de zorg voor ouderen in een verpleeghuis te

verbeteren. Kenmerken zijn:
- De leefwereld van de bewoner is het uitgangspunt.
- De eigen leefwijze voor iedere bewoner wordt zoveel mogelijk voortgezet.
- De eigen opvattingen van kwaliteit van leven van de bewoner staat centraal.

21
Q

Kenmerken van dementie

A

Het is een hersenziekte met ingrijpende gevolgen. Het leidt tot geheugenverlies, stoornissen in het
denkvermogen en gedragsverandering. De meest voorkomende vorm is Alzheimer. Dit komt door 2
specifieke eiwitten die zich ophopen in de hersenen (amyloïde plaques en tangles). Deze zorgen eerst
voor verminderde communicatie tussen hersencellen en later voor het afsterven van de cellen.

22
Q

Vasculaire dementie

A

Ontstaat door schade aan de bloedvaten, veroorzaakt door grote en kleine herseninfarcten. Door die
schade krijgt het hersenweefsel onvoldoende bloed en zuurstof en sterft af. Voor de diagnose
moeten een aantal van de onderstaande symptomen zodanig aanwezig zijn, dat het functioneren
wordt beperkt.

  • Geheugenproblemen, vooral met het recente geheugen.
  • Moeite met taal: woorden vinden of begrijpen, een e-mail schrijven of een boek lezen.
  • Voorwerpen niet herkennen, zoals naast een kopje krijgen of een pak melk in de koelkast
    niet herkennen.
  • Simpele handelingen niet meer kunnen uitvoeren bijv. een klusje in huis.
  • Moeite met plannen, regelen, 2 dingen tegelijk doen, overzicht houden.
  • Problemen met aandacht, concentratie en snelheid van denken.
  • Verlies van sociale vaardigheden en omgang met anderen.
  • Visueel-ruimtelijke stoornissen zoals desoriëntatie.
  • Veranderingen in het gedrag en/of persoonlijkheid.
23
Q

Delier

A

Bij een delier raakt u in de war. Delier komt vooral voor bij ouderen, vooral tijdens een ziekte of na een operatie. Bijvoorbeeld tijdens een blaasontsteking, een longontsteking, diabetes die niet goed onder controle is, verstopping of pijn.

Als uw naaste vrij plotseling in de war is, bel dan uw huisarts. Deze kan uitzoeken wat de oorzaak is en de oorzaak behandelen.