Blanken: Hoofdstuk 6 Stemmingsstoornissen Flashcards

1
Q

Wat zijn stemmingsstoornissen?

A

Langer durende ontregelingen van de gemoedstoestand. Ze zijn langer en
intenser dan schommelingen in humeur bij de gemiddelde mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis

A

Een nieuwe classificatie binnen de DSM-5, voor kinderen van 6-18 jaar met ernstige chronische prikkelbaarheid en frequente driftbuien. Er zijn veel
overeenkomsten met andere stoornissen, maar de aard en het beloop van de stoornis is anders. Veel
kinderen werden gediagnostiseerd met een bipolaire stoornis, terwijl daar geen sprake van is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prevalentie

A

Er is weinig onderzoek gedaan naar epidemiologie, geschat wordt dat het tussen de 0,8. 5 % voorkomt, vaker bij jongens dan bij meisjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de behandelopties?

A

De behandelopties zijn beperkt onderzocht. Er wordt veel ingezet doormiddel van psychofarmaca en
het belang van psycho-educatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Depressieve stoornis

A

Gemoedstoestand met een ernstig gedrukte stemming’. Deze mensen zijn vaak:

  • Somber, lusteloos, futloos
  • Kunnen zich slecht concentreren, mogelijk gevolg pseudodementie.
  • Slapen moeilijk tot slecht, komen moeilijk uit bed
  • S’ morgens voelt men zich het slechts, s’ avonds iets beter: dag schommeling
  • Prikkelbaar, angst en soms gedachten aan de dood

Om te spreken van een depressie moeten de klachten een lijdensdruk veroorzaken of samengaan
met andere beperkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pseudodemente.

A

Met pseudo-dementie wordt meestal bedoeld dat het verminderde verstandelijke functioneren het gevolg is van een psychisch of psychiatrisch probleem, zoals een depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Epidemiologie van depressie

A
  • Bij 40% zijn de eerste symptomen zichtbaar tussen de 25-45 jaar.
  • Komen de eerste symptomen pas jaren later, kan dit een teken zijn van dementie
  • Jaarlijks sterven er 1500 mensen door zelf toegebracht letsel, bij 70% was er spraken van een
    depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Komt depressie meer voor bij mannen of bij vrouwen?

A

Vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoeveel procent van onze bevolking lijdt aan een depressieve stoornis?

A

5%.

Veel mensen met een depressie worden niet gediagnostiseerd, er is spraken van
onder diagnostiek en onder behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Komen depressies vaker voor in de stad of plattenland?

A

Stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn risico factoren voor een depressieve stoornis?

A

verliessituaties, alcohol of middelen misbruik, onderliggende lichamelijke ziekte chronische stress of sociaal isolement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de biologische verklaring van depressie?

A

Lichamelijke klachten spelen een rol bij het ontwikkelen van een depressie

  • Erfelijke aanleg
  • Komen vaak voor bij andere onderliggende ziekten (hartinfarct, herseninfarct, Parkinson, traag werkende schildklier).
  • Neurotransmitter serotonine stoornis.
  • Tekort van neurotransmitter Noradrenaline (ook norepinefrine of levarterenol).
  • Tekort van neurotransmitter dopamine: Verminderde motivatie
  • Het stresshormoon cortisol speelt ook en rol
  • Het seizoen en de hoeveelheid zonlicht heef invloed op de stemming.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de Psychosociale verklaring van depressie?

A
  • Verlies speelt een belangrijke risicofactor voor het
    ontwikkelen van een depressieve stoornis (overlijden, verlies werk, gezondheid, relatie).
  • Life events: Stressvolle gebeurtenissen, verhogen het risico op een depressie
  • De gevoeligheid voor stress neemt na elk life event toe, de emmer gaat voller
  • Als de draaglast de draagkracht overschrijdt, meer risico op depressieve klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de Cognitieve verklaring van Aaron Beck over van depressie?

A

Depressieve-stemmingsstoornis wordt ontwikkeld door een verkeerde manier van denken. ‘‘een negatief denkschema’’.

Het schema activeert in stresssituaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dopamine

A

Dopamine is een stof die hoort bij het beloningssysteem van de hersenen. Het is een neurotransmitter. Dat zijn een soort ‘boodschapperstofjes’ in de hersenen die informatie van de ene naar de andere zenuwcel overbrengen. Dopamine zorgt ervoor dat we ons tevreden en beloond voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de leertheorie van Martin Seligman?

A

Aangeleerde hulpeloosheid’ Na talloze mislukkingen, betrokkene heef geen controle meer over de werkelijkheid.

Adequate zelfperceptie (zelfwaardering, gevoel van eigenwaarde, …) is een beschermende factor tegen een depressieve stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is Endogene depressie?

A

Biologisch bepaald, ontstaat zonder duidelijke kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is Exogene depressie?

A

Lichter van aard, gaat samen met angst- paniekklachten

Heeft een duidelijke aanleiding. Een reactieve depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe wordt depressie gediagnostiseerd?

A
  • Gericht op autoanamnese Verhaal van de cliënt over aanleiding, klachten, beloop.
  • Dit omvat de heteroanamnese: Psychologische voorgeschiedenis, familiare belasting,
    biografische en psychosociale gegevens
  • Somatische conditie wordt nagegaan, er word gelet op lichamelijke aandoeningen die depressieve- stemmingsklachten kunnen veroorzaken
  • Screening op dementie
  • Medicatie, alcohol en drugs kunnen ook leiden tot depressieve-stemmingsklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wordt depressie behandeld?

A

De behandeling is per persoon verschillend, het optimaliseren van de lichamelijke conditie is
altijd wenselijk en kan bijdragen aan het herstel.

  • Cognitieve therapie/cognitieve gedragstherapie
  • Farmacotherapie
  • Lichttherapie
  • Slaapdeprivatie
  • Elektroconvulsie therapie (ECT)
  • Psychosociale interventies en interpersoonlijke therapie
  • Mindfulness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Cognitieve therapie/cognitieve gedragstherapie

A

o Sluit aan op de theorie van Beck, een depressieve-stemmingsstoornis hangt samen
met de neiging om allerlei zaken negatief op te vatten.

o Negatieve denkschema’s bewust maken, en positief leren denken
o Bij 50% is deze behandelmethode effectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Farmacotherapie + de 5 groepen.

A
  • Antidepressieve medicatie + evt. medicatie gericht op bijkomende symptomen.
  • Antidepressieve medicatie op grond van farmacodynamische eigenschappen. Dit wordt ingedeeld in 5 groepen.
  • Groep 1: SSRI’s (specifc serotonine re-uptake inhibitors)
    (Verhogen de neurotransmitter stof serotonine).
  • Groep 2: SNRI’s (serotonine noradrenaline -uptake inhibitors)
    (Verhoging van de neurotransmitterstoffen serotonine en norepinefrine)

*Groep 3: Tricyclische middelen
( Werken breder en krachtiger, maar hebben veel bijwerkingen)

  • Groep 4: Stemmingsstabilisatoren.
    (bloedspiegel moet hierbij regelmatig worden gecontroleerd).
  • Groep 5 MAO-remmers (monoamineoxidaseremmers)
    (Remmen activiteit van het enzym MAO. Verhoogt
    neurotransmiterstof. Gebruik is een uitzondering).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Lichttherapie

A

Preventie of behandeling van stemmingsklachten die samenhangen met het herfst of winterseizoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Slaapdeprivatie

A

o Uit de slaap houden van depressief gestemde mensen. Een nacht niet slapen kan
stemming verbeterend werken
o Gebeurd slechts incidenteel, resultaten zijn vaak tjdelijk

25
Q

Slaapdeprivatie

A
  • Uit de slaap houden van depressief gestemde mensen. Een nacht niet slapen kan stemming verbeterend werken
  • Gebeurd slechts incidenteel, resultaten zijn vaak tijdelijk.
26
Q

Elektroconvulsie therapie (ECT)

A
  • Toedienen van een korte elektrische puls aan de hersenen

- Word pas toegepast al de farmacotherapie onvoldoende werkt

27
Q

Psychosociale interventies en interpersoonlijke therapie

A

Interpersoonlijke therapie (IPT) is een steun gevende en activerende gesprekstechniek. Je wordt aangemoedigd tot rouw en verwerking. Om daarna een nieuwe rol op te pakken

  • Een meervoudige aanpak werkt beter: medicatie in combinatie met therapie.
28
Q

Mindfulness

A

Gericht op bewustwording en niet-oordelende acceptatie van de actualiteit.

29
Q

Wat is belangrijk in de bejegening van/omgang met cliënten met een depressieve stemmingsstoornis?

A
  • Basishouding
  • Acceptatie en respect
  • Empathie en vertrouwelijkheid
  • Echtheid
  • Transparante en gelijkwaardigheid
    -Bejegeningsstijl afstemmen op de cliënt en de vorderingen in de behandeling
  • Beïnvloedingsstrategie
    (De keuze voor de beïnvloedingsstrategie hangt samen met de wilsbekwaamheid van
    de cliënt).
  • Interventies
    o Hulpverlener is zelf ook een instrument.
    o Effectiviteit van interventies regelmatig evalueren.
30
Q

Wat is belangrijk in de begeleiding?

A

Met de cliënt stel je een begeleidingsplan op, dit wordt de leidraad voor de begeleiding.
Wat wil de cliënt zelf bereiken en wat verwacht hij/zij van de behandeling. Pas als de cliënt bewezen
wilsonbekwaam is mag de hulpverlener keuzes voor de cliënt maken.

31
Q

Wat zijn 4 veelvoorkomende misverstanden over suïcide?

A
  1. Spreken over suïcidaliteit vormt het risico dat de kans op suïcide toeneemt. Niet waar
  2. Cliënten die praten over suïcide plegen het niet. Niet waar.
  3. Cliënten die suïcide plegen zonder fatale afloop, doen ook dit keer enkel een poging. Niet waar
  4. Cliënten hebben zelfbeschikkingsrecht ten aanzien van suïcide. Niet waar.

Vanuit hun toestand zijn zij niet instaat om weloverwogen beslissingen te nemen

32
Q

Een juiste inschatting van suïcide is moeilijk, de sociaal werker mag hierbij niet afgaan op zijn
eigen inzicht. Raadpleeg altijd een psychiater.

Wat zijn de richtlijnen van een inschatting?

A

o Algemeen

  • Eerdere suïcidepogingen+ de belangrijkste aanleiding daarvoor
  • Zelfbeschadigend gedrag in het verleden

o Persoonskenmerken

  • Leeftijd (hoger suïciderisico voor ouderen)
  • Geslacht (hoger suïciderisico voor mannen)

o Psychiatrische toestand
- Bijvoorbeeld depressieve stoornis
- Psychiatrische comorbiditeit (verslavingsproblematiek,
persoonlijkheidsproblematek)

o Psychologische factoren
- Wanhopig, denkt negatief, meent last voor andere te zijn, angstig, impulsief

o Gebeurtenissen of verlies
- Verlieservaringen, familieleden overleden door zelfdoding, ingrijpende gebeurtenissen, lichamelijke ziekte, werkeloosheid, detente.

o Beschermende factoren
- Sociale steun, Betrokkenheid, iets of iemand voor wie de cliënt wil blijven leven, goede therapeutische relatie

33
Q

Persisterende depressieve stoornis (dysthymie)

A

Bij een persisterende depressieve stoornis (dysthymie) is de toestand van de stemming neerslachtig
en bedrukt, evenals bij een depressieve stoornis. Toch is er een verschil. Bij een persisterende
depressieve stoornis (dysthymie) zijn de klachten minder uitgesproken, maar chronisch van aart.

De symptomen van een sombere stemming moeten minstens twee jaar achter elkaar, meer dagen wel dan niet en het grootste deel van de dag aanwezig zijn. Er zijn minder symptomen, maar door de lange duur is
het niet minder zwaar.

34
Q

Hoe wordt de persisterende depressieve stoornis gediagnostiseerd?

A

De diagnose is vergelijkbaar met die van een depressieve stoornis. Alcohol en drugsgebruik dient
daarbij ook goed onderzocht te worden.

35
Q

Wat is de behandeling van een persisterende depressieve stoornis? En wat is een valkuil?

A

Dezelfde therapievormen worden toegepast als bij een depressieve stoornis, inclusief
farmacotherapie. Een valkuil in de behandeling kan zijn: mensen met een persisterende depressieve
stoornis worden vaak ervaren als onaangenaam in de omgang.

36
Q

Premenstruele stemmingsstoornis

A

Dit is een nieuwe categorie binnen de DSM 5. Een premenstruele stemmingsstoornis wordt
gekenmerkt door affectieve labiliteit, dysforie en angstklachten in de dagen of week voorafgaand aan
de menstruatie.

De klachten zijn voor de menstruatie op zijn hevigst en nemen tijdens de menstruatie af. In de aanloop naar de menopauze neemt dit toe. De jaar prevalentie wordt geschat op 1 tot 5%, het is onbekend of erfelijkheid meespeelt. De stoornis lijkt minder heftig te zijn bij vrouwen die orale anticonceptiva gebruiken.

37
Q

Hoe wordt de Premenstruele stemmingsstoornis behandeld?

A
  • Hormoontherapie door orale anticonceptivum of toedienen van een GnRH- analoog.
  • Antidepressiva, werken snel en zijn goede resultaten mee aangetoond.
38
Q

Bipolaire stoornis

A

Een stemmingsstoornis die wordt gekenmerkt door manische symptomen afgewisseld door
depressieve symptomen. Eerder werd het ook nog wel manisch- depressief’ genoemd.

39
Q

Manie

A

Een toestand met manische symptomen.

  • Eufore (verhoogde) stemming: Overdreven uitbundig, opgewonden en tegelijkertijd vaak prikkelbaar en emotioneel onstabiel
  • Het humeur kan snel wisselen
  • Manische mensen hebben een slechte concentratie
  • Manische mensen kunnen impulsief zijn, in verbaal en gedrag
  • Het denken is versneld, onsamenhangend of chaotisch
  • Hyperactief, slapen gewoonlijk slecht en kort
  • Gedrag is onvoorspelbaar: hoog risico op plotseling agressief of suïcidaal gedrag.
40
Q

Hypomanie

A

De hevigheid van manische symptomen kan wisselen. Als er ten minste vier dagen achtereen spraken
is van milde symptomen, word er gesproken van een ‘‘hypomane episode’ of hypomanie’.

41
Q

gemengde episode

A

Toestand waarin zowel manisch als depressieve symptomen voorkomen. Je ziet snelle en sterk
emotionele wisselingen.

42
Q

Bipolaire-I-stoornis

A

o Aanwezig van minstens 1 manische periode

o Afwisseling van manische, depressieve en/of gemengde episoden

43
Q

Bipolaire-II-stoornis

A

o Er is nooit sprake geweest van een manische periode

44
Q

Wat is de Epidemiologie van Bipolaire stoornissen

A

Bipolaire stoornissen komen minder vaak voor dan depressieve-stemmingsstoornissen. Prevalente is
ongeveer 1 á 2%.

Erfelijkheid speelt bij een bipolaire stoornis een belangrijke rol. Komen even vaak voor bij vrouwen als bij mannen. Traumatische jeugdervaringen vormen geen verhoogd risico op een bipolaire stoornis. Ook hebben zij 17% verhoogde kans op suïcide ten opzichte van de algemene bevolking.

45
Q

Verklaringsmodel van bipolaire stoornis

A
Erfelijke factoren spelen bij een bipolaire stoornis wel een rol. Daarbij kan een ontregeling van de
biologische klok (bv. Jetlag) een aanleiding geven tot een manische stemmingsontregeling.
46
Q

Behandeling van bipolaire stoornis

A

Het belangrijkste onderdeel van de behandeling van een bipolaire stoornis is farmacotherapieën.

  • Farmacotherapie
  • Psycho-educatie
  • Cognitieve therapie/cognitieve gedragstherapie
  • Interpersoonlijke therapie (IPT) en sociaal- ritmetherapie
  • Elektroconvulsie therapie (ECT)
47
Q

Interpersoonlijke therapie (IPT) en sociaal- ritmetherapie

A

o Centraal ligt de structuur in het leefpatroon, dag- en nachtritme en sociale contacten

o Aandacht voor emotionele verwerking: Met een bipolaire stoornis blijf je levenslang
gevoelig voor ontregelingen.

48
Q

Wat is belangrijk in de bejegening van/omgang met cliënten met een bipolaire stoornis

A

Het lange termijndoel van de behandeling is het stabiliseren van de stemming: minder hoge pieken
en minder diepe dalen. Steunend-structurerende interventies zijn van belang.

Schaamtegevoelens en problemen kunnen schuldgevoelens veroorzaken, dit vergroot de lijdensdruk. Geef de cliënt de mogelijkheid om zijn verhaal te doen.

Bejegening bij een manische episode: Gericht op structuur en veiligheid

49
Q

cyclothyme stoornis

A

Een cyclothyme stoornis is kort te beschrijven als een lichte versie van een bipolaire stoornis. Je stemming schommelt vaak, maar je somberheid is nooit zo ernstig dat echt sprake is van een depressie. Bij een cyclothyme stoornis vertoont je stemming sterke schommelingen.

50
Q

Hoe vaak komt de cyclothyme stoornis voor in de bevolking?

A

Een cyclothyme stoornis komt bij ongeveer 1% van de algemene bevolking voor. Het openbaart zich
op de leeftijd van 15-25 jaar en komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.

51
Q

Wat is de verklaringsmodel van de cyclothyme stoornis?

A

Er zijn sterke aanwijzingen dat erfelijke factoren een rol spelen. 30% van de mensen met cyclothyme
hebben familieleden met een bipolaire stemmingsstoornis. Ook doet het zich generatie op generatie voort. In 30-60% van de gevallen gaat een cyclothyme stoornis samen met een persoonlijkheidsstoornis.

52
Q

Diagnose cyclothyme stoornis

A

Een zorgvuldige anamnese met betrekking op de symptomen, duur en het beloop. Er moet tenminste
twee jaar lang spraken zijn van talrijke stemmingsschommelingen.

53
Q

Behandeling van de cyclothyme stoornis

A

Met name farmacotherapie die gericht is op het bestrijden van hypomane symptomen. Wees
terughoudend met antidepressieve medicatie, hiermee kunnen bij een cyclothyme stoornis manische
symptomen worden uitgelokt.

Daarnaast komen psychotherapeutische behandelingen in aanmerking: Psycho- educatie leren
omgaan met symptomen en bieden van steun.

54
Q

Heterogeniteit van stress gerelateerde symptomen

A

Hier vallen ASS en PTSS onder. Het verschilt per persoon of en in hoeverre stress wordt ervaren, hoe
ermee wordt omgegaan, wat het adaptieve vermogen is en in welke mate stress leidt tot het
ontstaan van een stoornis.

55
Q

Fysiologie van stress en trauma

A
Wanneer een externe stimulus (een bepaalde omstandigheid/gebeurtenis) wordt gekoppeld aan een 
interne stimulus (cognitie) van een feitelijke of vermeende bedreiging of zelfs gevaar voor het 
welzijn, de gezondheid of veiligheid reageert het lichaam daarop.
56
Q

De initiële stressreactie

A

Wanneer een mens een feitelijke of vermeende bedreiging waarneemt vindt er in het brein een
alarmreactie plaats. De alarmreactie die plaatsvindt in de amygdala (amandelkern), onderdeel van
limbische (het emotie-regulerende) systeem van de hersenen, helpt de mens om fysiek en psychisch
in staat te zijn om zichzelf te redden.

57
Q

Hiërarchische reeks reacties

A
  • Stopreactie en de voorbereidende oriëntatie: het lichaam wordt in gereedheid gebracht om
    snel te reageren.
  • Schrikreflex (startte respons): Kan bijna tegelijkertijd als de stopreactie plaatsvinden. Hier is
    het sympatisch zenuwstelsel al actiever en bereid voor op actie. Chemische en fysieke
    hulpbronnen worden gemobiliseerd, adrenaline wordt aangemaakt en de harstlag en
    spiertonas gaan omhoog.
  • Defensieve oriëntatiereactie: Komt wanneer er sprake is van een specifieke dreiging. Wat
    moet ik doen: vechten, vluchten of om hulp vragen.
58
Q

Behandelingsovereenkomst (WGBO)

A

Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) wordt deze contractsvrijheid voor de arts beperkt. Deze wet kent de patiënt onvervreemdbare rechten toe, dat wil zeggen: rechten die altijd gelden. Afwijkende afspraken zijn alleen rechtsgeldig als die in het voordeel van de patiënt zijn. Voorts kent de WGBO de patiënt rechten toe, die de arts niet heeft. Zo kan een arts niet zomaar een behandelingsovereenkomst beëindigen, terwijl een patiënt dat wel mag.

Onderwerpen die deel uitmaken van de WGBO:

de totstandkoming en beëindiging van de behandelingsovereenkomst
de toestemming voor en de informatie over de uitvoering van onderzoek en behandelingen (informed consent)
geheimhouding, inclusief inzage in het medisch dossier
de rechten van minderjarigen en meerderjarige wilsonbekwame patiënten
goed hulpverlenerschap.