Seizoenaliteit Flashcards
1
Q
Seizoenaliteit
A
- droge en regenseizoenen
- vegetatie heeft zich hieraan aangepast
- verschil tussen droogte en regen kan erg groot zijn en verschillen tussen kleine regio’s
2
Q
Impact seizoenaliteit
A
- verschilt per regio
- varieert op korte afstand
- brede, uniforme aanpak hierdoor vaak onvoldoende
3
Q
Seizoenale verschuivingen in beschikbaarheid voeder
A
- sommige gewassen heel seizoensafhankelijk (oogstresten)
- andere in beide seizoenen, maar veel variatie in regio (hooi veel minder in laagland, door minder graasgebied en meer erosie)
- per regio ook variatie in samenstelling.
4
Q
Seizoenale verschillen in het belang van voeders
A
- belang hangt af van seizoen
- hooi minder belangrijk in droogseizoen, want minder beschikbaar
- meer hooi in regenseizoen = meer melk
- oogstresten geen hoge voedingswaarde, dus negatief in regenseizoen (veel ander eten) en positief in droogseizoen (beter iets dan niets)
5
Q
Voedingswaarde voor herbivoren
A
- veel vezel
- weinig eiwit en vet (daarom geen varkens en kippen in tropen)
- weinig snel fermenteerbare vezel voor genereren propionzuur voor aanmaak van melksuiker
- AZ gebruikt als eiwit voor glucogene bron
- eerder leguminosen (incl. bomen) dan gras in tropen
6
Q
Seizoenaliteit en diermetabolisme
A
- eiwit nodig als energiebron: minder in droogseizoen, maar meer uit eigen reserves
- creatinine in bloed stijgt als eiwit/spier wordt afgebroken –> in droogseizoen afbraak vet en eiwit.
- ureum in regen hoger –> meer eiwit als energiebron, maar minder van eigen reserves
7
Q
Eiwitreserves
A
creatinine
8
Q
Vetreserves
A
NEFA
9
Q
Seizoenaliteit en diergedrag
A
- lagere activiteit in winter en droogseizoen (E besparing)
10
Q
Droog seizoen en pensfermentatie
A
- acetylcarnitine als indicator voor benutting azijnzuur uit fermentatie
- in droogseizoen minder totale E uit fermentatie
- propionylcarnitine indicator voor propionzuur uit fermentatie
- in droogseizoen minder glucogene energie vanuit fermentatie
11
Q
Seizoenaliteit water
A
- water warmer en kouder doorheen het jaar
12
Q
Omgaan met droogseizoen
A
- pastoralisme
- bewaren voedermiddelen
- alternatieven (bomen snoeien zoals acacia)
- agro ecologie om landdegradatie tegen te gaan.
13
Q
Pastoralisme strategie
A
- verplaatsing door verschillen in regenval
- blijven kan niet door competitie met mensen die er wonen en gras is op een gegeven moment op
- klimaatverandering = seizoenaliteitverandering = geen gras waar dat vroeger wel was = meer conflicten met pastoralisten die er al waren
- fysieke inspanning heeft impact op dieren –> kosten/baten analyse
14
Q
Pastoralisme in de bergen
A
- tussen hoog en laag gebied
- trekken naar betere voederwaarde voor de dieren
- in Nepal en Zwitserse Alpen
- hematologie verandert tussen bergen en dalen
15
Q
Bewaringstechnieken
A
- drogen
- inkuilen
- bewaren in het dier