ASF Flashcards

1
Q

ASF algemeen

A
  • asfivirus
  • groot
  • dubbele envelop met 2 capsids
  • enige arbo-DNA virus
  • > 20 genotypes met variatie in virulentie
  • infecteert macrofagen (ASF en PRRS doen dat).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbo DNA virus

A
  • arhtropod overdraagbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ASF genoom

A
  • veel genen, meeste onbekend
  • veel eiwitten met verschillende functies (replicatie en ontsnappen aan immuniteit)
  • sterk immunovasief (moeilijk vaccin tegen te maken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ASF overleving

A
  • resistent, vnl in lage T
  • paar dagen in feces
  • maanden in hokken
  • 18 maand in bloed
  • 140d in gezouten ham
  • jaren in bevroren karkassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ASF bestrijding

A
  • sodium hypochloriet
  • citroenzuur
  • jood en quaternaire ammonium oplossingen
  • 30 min in 70 graden C
  • pH lager dn 3,9 of hoger dan 11,5
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aangetaste species ASF

A
  • gedomesticeerd varken
  • verwilderde varkens
  • Wild Zwijn
  • Everzwijn
  • bush pig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ASF cyclus

A
  • teken bijten zwijn –> valt van zwijn af
  • teek bij gedomesticeerd varken
  • teken passen aan aan varken
  • besmetting door direct contact, swill feeding, transport ook mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ASF teken

A
  • Ornithodoros teken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ornithodoros teek

A
  • transstadieel
  • transovarieel
  • seksueel
  • leven lang geïnfecteerd
  • koloniën houden virus voor jaren
  • teken-varken transmissie vnl in Afrika
  • teken wonen in grond –> moeilijk te eradiceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ASF ziekte

A
  • acuut: 90-100% letaal
  • subacuut: 30-70% letaal
  • bloedingen over het hele lichaam (want pest)
  • overlevers: < 20% letaal
  • sterfte vnl 7-12d na infectie
  • hemorrhagische koorts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Monocyt

A
  • weinig eiwitten
  • blijven niet aan wand plakken
  • door adhesie moleculen in endotheelcel wel plakken en uit bloedbaan
  • contact tussen monocyt en mesenchymale cellen –> omzetting naar weefselmacrofaag en tot expressie brengen differentiatiefactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Differentiatiefactoren monocyten

A
  • Siglec 1
  • Siglec 10
  • Siglec Y
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Siglec 1

A
  • macrofagen in long en placenta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Siglec 10

A
  • lymfeknopen

- eerste receptor voor PRRS geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ASF Siglecs

A
  • Siglec 1
  • Siglec 10
  • en macrofagen

–> zeer hoge mortaliteit!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Monocyten ASF

A
  • niet te infecteren met ASF

- pas bij buiten bloedbaan treden komen siglecs tot expressie en kan ASF infecteren en cel afdoden

17
Q

Cel afdoden

A
  • PRRS: apoptose

- ASF: necrose –> gaten in bloedwand –> bloedingen

18
Q

Ernst bloedvatschade siglec 10 + macrofagen

A
  • lage impact

- siglec 10 niet veel in het lichaam

19
Q

Ernst bloedvatschade siglec 1 + macrofagen

A
  • respiratoire en reproductieve consequenties
20
Q

Ernst bloedvatschade siglec Z + macrofagen

A
  • letaal

- overal bloedingen

21
Q

Ernst bloedvatschade alle macrofagen

A
  • heel letaal

- overal bloedingen

22
Q

ASF incubatie

A
  • 5-21d na direct contact

- <5d na tekenbeet

23
Q

Ziektevormen

A
  • peracute
  • acute
  • subacute
  • chronisch
24
Q

ASF acuut

A
  • hoge koorts
  • anorexia
  • lethargie
  • zwak
  • erytheem
  • cyanotische vlekken (vnl perifeer en ham)
  • bloedingen
  • diarree (mucoïd tot bloederig_
  • dyspnee
  • neus secreet
  • neurologische symptomen
  • abortus
  • sterfte 7-10d
25
Q

ASF subacuut

A
  • gemiddeld virulente

- zelfde als acuut, maar minder erg

26
Q

ASF chronisch

A
  • intermitterende lage koorts
  • anorexia
  • depressie
  • mager, klein blijven
  • hoesten
  • dikke gewrichten
  • diarree
  • soms overgeven
  • skinlesies
  • soms fataal
27
Q

Post mortem acuut

A
  • strokleurig vocht in pericard en thorax
  • hemorrhagische letsels milt, lymfeknoop, nier, hart
  • verkleuring huid
  • bloederige diarree, darmontsteking
  • tonsillen en lymfeknopen (vnl gastrohepatisch en renale) opgezet en rood
  • milt opgezet, fragiel, donker
  • oedeem in long
  • petechiën nier
  • oedeem nier mogelijk
28
Q

Post mortem chronisch

A
  • focale huidnecrosies
  • huidulcers
  • geconsolideerde long
  • caseuze pneumonie
  • fibrineuze pericarditis
  • pleurale adhesies
  • lymfadenopathie
  • opgezette gewrichten
29
Q

Controlemogelijkheden

A
  • stamping out
  • quarantaine (niet mogelijk door economisch verlies)
  • bioveiligheid (swill feeding door economisch verlies, slachthuis niet hygiënisch)
  • educatie
30
Q

Regen

A
  • varkens zijn begraven

- virus spoelt er weer uit.

31
Q

Afrikaanse paardenpest

A
  • geen kruisimmuniteit tussen serotypes
  • oedeem en bloedingen
  • zware mortaliteit
  • gelinkt aan blauwtong
  • uit Afrika
  • zit momenteel in Thailand en Maleisië
  • niet voldoende vaccins