Schrijven 1 Flashcards
1
Q
Abberatie
A
afwijking / geestelijke afdwaling
2
Q
agitatie
A
zenuwachtigheid, opgewondenheid
3
Q
op de bonnefooi
A
op goed geluk af
4
Q
denigrerend
A
geringschattend, kleinerend
5
Q
exorbitant
A
overdreven, buitensporig
6
Q
echec
A
mislukking
7
Q
dilemma
A
netelig vraagstuk
8
Q
adequate
A
overeenstemmend, gelijkwaardig passend
9
Q
gedecimeerd
A
in groten getale wegrukken, dunnen
10
Q
decent
A
fatsoenlijk
11
Q
coherent
A
samenhangend
12
Q
coïncident
A
toeval, samenloop van omstandigheden
13
Q
eminente
A
uitstekend, voortreffelijk
14
Q
ad-hocoplossing
A
gelegenheidsoplossing, oplossing voor deze zaak
15
Q
causaal
A
oorzakelijk