Relatief dateren Flashcards

1
Q

De archeologische tijdschaal

A
  • Bestaat uit een opeenvolging van archeologische periodes
  • Periode = een van chronologische begrenzingen voorzien technocomplex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Periodiseren

A

= Ordenen van culturele resten op de historische tijdschaal
- Historische tijd
- Cyclische tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Antropoceen?

A
  • Impact van de mens op het klimaat, atmosfeer, omgeving
    • De mens als natuurkracht = Ijstijden, vulkanen die de aarde hebben gevormd?
  • Nieuwe geologische tijdsperiode binnen het Holoceen?
    • Procedure bij ICS loopt
  • Beginpunt?
    • Industriële revolutie
    • Na WO II
  • Kritiek
    • Wat is de uiteindelijke impact?
    • Geologisch enorm korte periode: Zichtbaar?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Relatieve datering

A

= De chronologische positie van een fenomeen ten opzichte van een ander bepalen, zonder een tijdsinterval zelf te meten
- Gebeurde iets voor of na iets anders? -> Iets in sequentie zetten
- Vroeger dan, later dan, synchroon
- Geen datum, gaat niet over wanneer exact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Absolute datering

A

Inschaling van archeologische objecten of situaties in ons conventioneel chronologisch systeem van kalenderjaren -> Absolute meetschaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stratigrafie

A

De studie van de opeenvolging van lagen in de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wet ban de stratigrafische opeenvolging

A

Bestuderen van fysieke contacten/interfaces binnen de verschillende lagen -> zorgt voor eenheid van de stratificatie
- Specifieke archeologische wet
Dus:
- Een laag kan contact hebben met hele reeks lagen
- Tussen sommige lagen kan er geen stratigrafische contact zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chronologische indicator

A

Evolutie qua materiaal, vorm en stijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Type

A

Een complex van attributen die gemeenschappelijk zijn aan een aantal objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Typologie

A

Het onderbrengen van artefacten in types

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Assemblage

A

Een geheel van artefacten dat afkomstig is van een site

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Archeologische cultuur

A

Een polythetisch geheel van specifieke en omvattende type-categorieën die in een reeks ensembles uit een afgelijnd geografisch gebied steeds weer voorkomen gedurende een zekere tijdsperiode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Techno-complex

A

Een groep van culturen waarvan de ensembles gekarakteriseerd worden door types uit dezelfde families, maar niet noodzakelijk uit dezelfde types

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Context seriatie

A

Aan een afwezigheid van bepaalde types

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Levenscurve

A

Weinig frequent in begin, populariteit neemt toe, op einde: afnemen en overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chronologische sequentie

A
  • Stijl
  • Vorst/keizer
  • Metaalverhoudingen
  • Munteenheden
17
Q

Ante quem

A

Iets kan niet gebeuren na een bepaalde datum

18
Q

Post quem

A

Iets kan niet gebeuren voor een bepaalder datum, maat wel later