Absoluut dateren Flashcards
1
Q
Radiometrische dateringsmethoden
A
- Radiokoolstofdatering of 14C-datering
- Luminescentiedatering: TL of OSL
2
Q
‘Age-equivalente’ dateringstechnieken
A
Archeomagnetisme
3
Q
Incrementele absolute dateringstechnieken
A
Dendrochronologie
4
Q
Accelerator mass spectrometry (AMS)
A
- Rechtstreekse meting van de 14C/12C-verhouding => Slechts 1 mg C nodig; kortere meettijd
- Maakte 14C-bepalingen mogelijk aan een reeks van nieuwe typen monsters
5
Q
Uitgangspunten 14C-methode
A
- A0 bekend en constant
- A0 onafhankelijk van geografische breedte
- A0 onafhankelijk van soort plant of dier
- Geen verontreiniging met jonge of oude C, en regelmatige verdeling binnen het monster
6
Q
Kalibratie
A
- A0 bekend en constant?
- Correctie m.b.v. dendrochronologie
- Tellen jaarringen
- Dateren jaarringen
- Uitkomst vergelijken met 14C ouderdom
=> Kalibratiegrafieken
7
Q
A
8
Q
Archeomagnetisme
A
- Door de rotatie heeft de aarde een magnetisch veld, met 2 polen
- De positie van de magnetische noordpool verschilt van deze van de geografische noordpool
- Door het ‘schommelen’ van de aardas varieert het verschil van het magnetische en het geografische noorden doorheen de tijd
- Het meten van magnetisme gevangen in archeologische objecten, en de vergelijking met referentiecurven, schept de mogelijkheid om de productiedatum van artefacten te achterhalen
- Om de relatieve positie van het magnetische noorden op een specifieke plaats op aarde te meten, moeten twee metingen genomen worden
- de inclinatie
- de declinatie
9
Q
Inclinatie
A
De hoek tussen het aardoppervlak en de as van het magnetisch veld
10
Q
Declinatie
A
De hoek, vanuit een bepaald zichtpunt, tussen de richting van het geografische noorden en deze van het magnetische noorden
11
Q
A