Les 5: Sites, contexten en stratigrafie Flashcards

1
Q

Een archeologische site

A

Locatie met (belangrijke) sporen van menselijke activiteiten
Bevat combinatie van:
- Artefacten en ecofacten
- Vaste elementen: Sporen
- Complex van sporen: Structuur
- Bodemkundige en landschappelijke context en setting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bepaalt een site?

A
  • Samenhang in tijd en ruimte: Set van sporen en artefacten/ecofacten die samen betekenis hadden
  • Sites kunnen meerdere fasen hebben
  • Belangrijk om Natuurlijke context te begrijpen: Geomorfologie, Klimaat, Bodem, Landschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stratigrafie

A
  • Dagboek van de formatie van sites
  • Opeenvolging van strata of lagen
  • In de archeologie vaak aangeduid als strarigrafical units
  • Let op: Niet enkel voor begraven lagen, maar ook toegepast op opstaande resten
  • Laten toe om de vorming van archeologische sites te gaan begrijpen
  • Zowel wat gebeurde tijdens als na hun occupatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Formatieprocessen

A
  • Vorming
  • Verdwijnen/ betekenis verloren
  • Hernemen en hervormen/aanpassen in nieuwe context/functie/betekenis
  • Fossiliseren, buiten betekenis maar toch bewaard
  • Bedekken/Overbouwen/…
  • Palimpsest of Computertekst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vertikale stratigrafie

A

Gevolg van depositie ter plekke: Beperkte bruikbare oppervlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Harris matrix

A

Abstracte weergave stratigrafische sequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Horizontale stratigrafie

A

Alles gebeurt in zelfde loopvlak, landschap, laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Context of stratigraphical units

A
  • Elke eenheid binnen een stratigrafie: Een laag, kuil, paalkuil, waterput, aanlegsleuf, fundering, graf, …
  • Materiaal in context: ‘In situ’, terwijl uit context: Losse vondsten
  • Associatie: Relatie stratigrafische eenheden en artefacten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Primaire deposities

A

Originele depositie sinds beginsituatie in verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Secundaire depositie

A

Materiaal verplaatst sinds originele deposities door natuur of cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Residueel materiaal

A

Verwerkt ouder materiaal uit oudere context in recentere context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Intrusive materiaal

A

Recenter materiaal in oudere context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gesloten context

A

Vulling op zeer korte tijd tot stand gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Open context

A
  • Trage vulling of helemaal niet
  • Kans op depositie uit verschillende tijdvakken. Positief: Artefact traps!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Archeologische ‘records’

A

Materiële cultuur die resultaat is van menselijke gedrag en/of waarvan sporen overblijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sites

A

Plaats waar archeologische ‘record’ aangetroffen worden in bepaalde tijd/ruimte context

17
Q

Stratigrafische eenheden (SU)

A

Contexten en sporen binnen sites die specifieke gelijktijdigheid of fasering binnen stratigrafie hebben en waarin de Archeologische ‘records’ te situeren zijn