Les 2: Geschiedenis van de discipline (I) Flashcards
1
Q
Grand tour
A
- Toerisme voor rijke burgerij en adel: De oudheden bezoeken
-> Deel van hun opvoeding & opleiding
-> Kennen en waarderen Vande klassieke kunst - Mediterrane wereld en later ook West-Europa
- Antiquarische verenigingen of societies -> Bestaan nog
2
Q
Exploraties
A
- Egypte: Expedities Napoléon Bonaparte 1798
- Egyptische beschaving te bestuderen
- 160 wetenschappers en 2000 kunstenaars
- Vondsten van de steen van Rosette
- Description de l’Egypte -> Egyptomanie in Europa
- ONO: Zoektocht naar sites uit bronnen
3
Q
Johann Winckelmann
A
- Opgraving + Materiaalstudie Pompeï en Herculaneum in 1738
- Onderscheid Griekse/Romeinse kunst en verdere onderverdelingen
- Boek Geschikt der Kunst des Altertums -> Grondlegger van de kunstgeschiedenis, klassieke archeologie en neoclassicisme
- Winckelmann’s hecht belang aan:
- Lineaire evolutie
- Superioriteit van architecturale steensculptuur
- Originaliteit van beeldhouwers
-> Als gevolg van deze criteria werd Archaïsche, Hellenistische en Romeinse sculpturen lang als minderwaardig beschouwd
4
Q
Eerste opgravingen
A
- Pompeii en Herculaneum in 18e eeuw
- Financiering van koningen van Napels
- Museum vullen -> Mooie voorwerpen
- 20m deposit
- Heel succesvol -> Villa of the papyri
5
Q
Eurocentrisme
A
- Winckelmann: Origine van een ‘Europese identiteit’ in Griekse beeldhouwkunst
- Grand Tour
- Onderdeel van elitaire opvoeding in West-Europa
- Link met opkomend nationalisme in de 19e eeuw
6
Q
Twijfels aan de ouderdom van de mens
A
- Stratigrafie in geologische lagen met prehistorische archeologie in
- Werktuigen in context met ongekende en uitgestorven diersoorten
- Menselijke beenderen in associatie met uitgestorven diersoorten
7
Q
Three age system
A
- Erkenning van de steentijd
- Nieuwe chronologie
- A guide to northern antiquities
- Gidsboekje voor museum: Collectie onderverdeeld naar gelang materiaal waarin ze vervaardigd werden
- Brons-, Steen- en Ijzertijd
- Basis archeologische datering
- Maar: Nog binnen 6000 jaar kader geplaatst
8
Q
Ontwikkeling binnen geologie
A
- James Hutton begrip van stratigrafie en ouderdom
- Charles Lyell: Principe van uniformitarianisme
- Present key to the past
- Oude geologische condities en processen zijn dezelfde als de hedendaagse
9
Q
Invloed evolutietheorie op cultuur
A
- Evolutieleer had enorme impact op andere disciplines
- Vooruitgangsdenken: Ook cultuur evolueert, zoals ‘species’ en past zich aan
- Cultureel: Indeling van primitief naar geciviliseerd
10
Q
Herbert Spencer
A
- Concept van evolutie -> maatschappij
- ‘Survival of the fittest’
11
Q
Artefacten en types
A
Typologiesche sequenties
1. Evolutie qua materiaal, vorm en stijl = Chronologische indicator
2. Type = Een complex van attributen die gemeenschappelijk zijn aan een aantal objecten
12
Q
Typologie
A
Het onderbrengen van artefacten in types
13
Q
Pitt-Rivers
A
- Grondlegger moderne opgravingstechnieken
- Ontwikkelingen technieken systematische en stratifgrafische opgravingen
14
Q
Flinders Petrie
A
- Vraagstelling
- Elk onderzoek vertrekt vanuit vraagstelling
- Hield zeer nauwgezet zijn vondsten bij, met precieze landmeetkundige coördinaten
- Cataloog
- Nummerde en tekende zijn vondsten
- Archiveerde en catalogiseerde zijn aantekeningen
- Statistische methode -> Seriatie/ Sequentiedateren
- Diffusionisme
- Alle culturele veranderingen -> Kleinschalige of massale migraties
15
Q
Mortimer Wheeler
A
- Grid-methode
- Op zoek naar nieuwe ‘Culturen’ die nog niet vanuit geschreven bronnen op kaart stonden