Radiotherapie Flashcards

1
Q

GTV

A

Gross tumor vulume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CTV

A

Clinical target volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PTV

A

planning target volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

OAR

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dynamic multileaf collimatie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

NTCP

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

foutenbronnen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschillende systematische fouten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschillende random fouten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschillende soorten vormen van radio toepassing van stoffen

A

radioactiviteit: stoffen die fotonen, positronen uitstralen kunnen gebruikt worden voor PET of SPECT dus stoffen die radio activiteit uitstralen

Radionucliden: stoffen die deeltjes uitstralen zoals beta of alpha deeltjes, deze kunnen gebruikt worden voor therapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er als je radionucleide gebruikt

A

door ionisatie en energie transfer van de nucleide kunnen er tweed dingen gebeuren:

  • Direct intercatie: dan ontstaat er schade aan biologische moleculen zoals DNA eiwitten etc
  • indirecte interactie: Er vormen in het milieu om de tumor heen vrije radicale stoffen: H+, OH-, H2O2 deze kunnen binden aan biologische stoffen.

hierbij worden alpha en beta emitters gebruikt:
- alpha meer energie dan beta en creeert meer schade DNA wordt meer beschadigd en zijn dus meer effectiever.
- alpha heeft wel mindere range waarin ze schade kunnen aanbrengen dan beta emitters, alpha echt enkele cellen beta millimeters tot cm
- wel is alpha heel specifiek schade brengen en wordt minder snel niet getargede cellen ook schade krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Non-targeted vs targeted radionuclide therapie

A

non-targeted:
- niet direct tegen een kanker specifiek doelwit
- target eigenijk een specifiek cel proces of wordt opgenomen in de cel door chemische eigenschappen
- bestaat vaak alleen uit radionuclide
- radionuclide wordt ingespoten en opgenomen door de cellen en dan voornamelijk de tumorcellen

targeted:
- tegen een kanker specifiek doelwit bijv een molecuul
- verschillende doelwitten
- moleculen die gebruikt worden: antilichamen, of delen er van, nanobodies, peptiden, kleine inhibitors
- je doet de emitters op moleculen die specifiek opgenomen worden door de tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Succes volle vectoren / radiotracer

A

een radiotracer moet goed hebben:
- hoge affiniteit voor de tumor
- hij moet stabiel zijn en niet makkelijk uitelkaar vallen anders haalt het de tumor niet
- Hij moet erg specifiek zijn en niet zomaar andere cellen binden
- Er moet weinig accumilatie in de gezonde organen van zijn
- Hij moet op efficiente wijze en op een goed manier uit het lichaam worden gescheiden

een radiotracer bestaat uit:
- radionuclide
- chelator (bevat de nuclide)
- Linker (doet chelator vast aan de targeting domain)
- targeting domain kan binden aan de target op de tumorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een interventie radioloog

A

interventie radiologie is een subspecialisme van de radiologie
Radiologie doet beeldvorming en daarmee kunnen ze diagnose stellen, stagering, behandelplan bedenken en evalueren van behandeling.

een interventie is een behandeling en dat doet de interventie radioloog met hulp van radiologie.

Met behulp van beeldgeleiding door:
- echografie
- röntgen doorlichting
- CT
- of een combinatie

De interventie kan op vasculair gebied, niet vasculair gebied (nieren, galwegen) en op oncologisch gebied dan heet het interventie oncologie

Al deze behandelingen zijn minimaal invasief en daardoor wordt er gebruik gemaakt van beeldvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

RFA

A

Radiofrequente ablatie, dan prik je met een naald in de tumor en door de naald loopt een hoog-frequente wisselstroom waardoor de trillingsrichting van de moleculen verandert en en wrijving ontstaat en dus warmte.
Radiofrequentie ablatie vernietigt de tumor met hitte boven de 52 C, ook wel thermische ablatie

materiaal:
- generator - wisselstroom genereren
- Huidelectrodes om de stroom kring compleet te maken vanaf de generator
- Naald

Wordt gedaan bij leverkanker, primair hepatocellulair carcinoom en metastasen colorectaal dus in het colon

chirurgie is niet altijd mogelijk dan kan RFA een oplossing zijn of het kan de wens van de patiënt zijn.

effectiviteit van RFA is direct afhankelijk van de naaldpositie, als je niet goed de tumor aan prikt doe je de tumor natuurlijk geen schade en juist eerder gezond weefsel er omheen.
Hierdoor moet je voldoende marge nemen zodat je geen resttumor hebt en geen recidief is.
om te kunnen zien waar de naald is heb je beeld geleiding nodig en dat is interventie radiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Echografie

A

real-time
hoge spatiële resolutie
prikken in ieder vlak is mogelijk

echogeleid prikken soms moeilijk:
- dikke patiënt, door vet weefsel waar eerst de US heen moet krijg je meer waas op je beeld en minder hoge resolutie
- lever cirrose -> moeilijk om dan nog afwijkingen te zien
- kleine lever
- tussenliggende structuren
- Steatose chemotherapie, een vette lever als gevolg van chemo

17
Q

CT geleid

A

alternatief voor echo is CT
- tumor is vaak echter niet zichtbaar op blanco CT contrast nodig maar kan niet tijdens operatie
- anatomische landmarks: minder nauwkeurig
- beperkte keuze van de punctie richting

je zou echografie kunnen fuseren met pre-procedurele beeldvorming dan gebruik je het tijdens de echo als navigatie.
echo probe komt in EMveld en komt dan in beeld op het CT beeld. Er kan dan op de juiste plek een marker gezet worden op CT en op echo tegelijk en dan is duidelijk te zien op echo waar aangeprikt moet worden.

18
Q

recidief na RFA

A
  • Kan op een andere locatie in de lever ontstaan
  • je kan ook een te kleine ablatie gedaan hebben, als een tumor meer dan 3 cm groot is wordt het lastig om een laesie volledig te branden
  • er kan ook heatsink optreden als een tumor vlak langs een bloedvat zit, dan kan naast een groot bloedvat dat dan als koelsysteem optreed vaak recidief blijven.
19
Q

Ablatie alternatieven

A

thermische ablatie: waaronder natuurlijk ook RFA
- microwave ablatie
- laser induced thermal therapie
- cryoablatie

20
Q

Microwave ablatie MWA

A
  • Veel hoger frequentie dan RFA, wrijvingswarmte door flippen moleculen
  • Thermische ablatie
  • bipolair dus geen huidelectrodes nodig
  • Sneller hogere temperaturen / meer penetratie
  • minder afhankelijk van weefselfactoren (geleiding)
  • minder heatsink
  • veel agressiever dus en meer complicaties
21
Q

Waar wordt ablatie voor gebruitk

A
  • HCC
  • Lever M1
  • renaal carcinoom (nier)
  • Long M1
  • longcarcinoom
  • Bot M1 bij veel pijn.

als opereren en ableren niet meer kan dan kan je transplantatie doen.

22
Q

Transarteriële behandeling

A

als opereren en ableren niet meer kan dan kan je transplantatie doen maar misschien effectiever is een transarteriele chemoembolisatie (TACE) of een transarteriele Radioembolisatie (TARE)

Dit is een paliatieve behandeling voor beter leven want randjes blijven tumorcellen over.
Via de lies naar de lever slagader.

TACE:
- kleine knikkertjes met chemo er in
- de bolletje lopen vast in de vaten, hierdoor minder bloedtoevoer en chemo komt alleen aan bij tumor
- necrose en hoog concentratie chemo bij de tumor

TARE:
- feitelijk dezelfde techniek alleen in de bolletjes zitten radionucliden
- De bolletjes zijn kleiner dus minder emboliserend effect en minder necrose maar lokaal veel intensere stralingsbelasting
- wel complexer

23
Q

Wat doet een interventie radioloog bij perifere vaten problematiek

A

Verbeteren van het vaatlumen of het afsluiten van bloedvaten

24
Q

Stenoserend vaatlijden

A

fontaine stadium 1 - geen symptomen
fontaine stadium 2 - claudicatio inetmittens, 2a >100 meter , 2b < 100 meter lopen
fontaine stadium 3 - nachtpijn/rustpijn
fontaine stadium 4 - weefsel verlies / ulcera / necrose

25
Q

Embolisatie

A

het afsluiten van bloedvaten
oncologie: TACE en TARE

embolisatie materiaal:
- occlusie ballon tijdelijk acute noodoplossing om ernstige bloeding te stoppen, proximale embolisatie

  • Coils: metalen draadjes, synthetische fibers, proximale permanente embolisatie, door de fibers vindt er trombose plaatsvindt
  • Partikels: gaan met de bloedstroom mee gaan en vast lopen afhankelijk van de grote van de partikels, tare en tace het is permanent
  • vloeibaar lijm
  • gelfoam een soort gelatine sponsachtig materiaal dat oplosbaar is dus tijdelijke embolisatie. kan bij post-partum bloeding
26
Q

Wat zijn de redenen om een Biopsie te doen

A
  • Om diagnose te stellen
  • Receptorbepaling van een tumor
  • DNA profilering van de cellen
  • Respons bepaling bij rest massa’s van een tumor
27
Q

Wat voor soorten Biopsie zijn er allemaal

A
  • Fine needle aspiration (FNA) cellen opzuigen (allen cellen)
  • Excisie biopt
  • Incisie biopt
  • Endoscopisch biopt
  • Core biopt tijdens OK klokhuisboor
  • Vacuum biopt
  • Botboring

Complicaties bij biopt:
- bloeidng
- beschadiging non-target orgaan
- Fistels
- Embolieen, bijv lucht embolie door long biopt, luchtbel naar hoofd

Beeldvorming bij Biopt:
- Visus / palpatie
- Echografie, merendeel want goedkoop behalve met lucht en botten
- Röntgen
- CT - longen want goed voor lucht en bot, tijdrovender en ioniserende stralen
- MRI - wekedelen als het om subtiele afwijkingen gaat, geen metalen naalden want magneet, duur en gedoe specifieke gevallen
- (nucleair onderzoek)

28
Q

FNA

A

Voordelen
- minst invasief, want klein en kan dus weining omliggende weefsel schade doen
- snel, want real time echo
- complicaties nihil
- Kan door omliggende structuren heen prikken want weining schade kan gwn door andere organen heen

Nadelen
- lastig beoordelaar voor patholoog
- Beperkte informaties
- cellen kunnen beschadigt raken tijdens op zuigen en uit strijken

Verschil met een biopt:
- kijk naar losse cellen, biopt ziet omgeving van cellen meer
- hoofdzakelijk om te kijken of iets maligne is, sneller

29
Q

Excisie / incisie biopt

A

Voordelen
- visuele bevestiging locatie
- diagnose en excisie in een
- goede spill control,
- lokale controle bloeding

Nadelen
- invasief
- meestal anaesthesia nodig

30
Q

Endoscopisch biopt

A

Voordelen
- visuele bevestiging locatie
- minder invasief dan chirurgie
- kan onder roesje

Nadelen
- beperkt toepasbaar
- controle bloeding minder dan chirurgisch want lastiger om bij te komen

31
Q

Beeldgeleid (percutaan) biopt

A

Voordelen
- minimaal invasief
- lokale anaesthesia
- korte duur

nadelen
- soms visualisatie moeizaam, probelmen met verschillende beeld technologie
- minimale lokale controle bloeding

32
Q

Echo vs CT

A

Echo:
Voordelen
- gioedkoop
- real-time
- snel
- hoog onderscheidend vermogen laesies

Nadelen
- moeite in diepte
- organen met lucht of bot
- lange leercurve

CT:
Voordelen
- voor alle organen toepasbaar
- elke diepte goede resolutie
- naald erg goed zichtbaar
- goede controle complicaties

Nadelen
- ioniserende straling
- bewerkelijk